INLEIDING SPP
HOOFDSTUK 1: HET CONTEXTUEEL REFERENTIEKADER
GRONDLEGGER
Grondlegger contextueel gedachtegoed= Ivan Böszörményi-Nagy [Nodzj]
Begeleiding ve individu: niet alleen het gezin, maar tevens het bredere familiesysteem & vorige generaties
worden betrokken
o Wnr we mens als individu bestuderen, schieten we tekort: we hangen allemaal samen deze
conclusie zorgde voor meer aandacht voor bredere omgeving & context
o Nagy keek ook over generaties heen (patronen, dynamieken…): keek verder dan het kind zelf
Kinderen zijn nog afhankelijk van hun context
Intergenerationele benadering = individuele problemen worden begrepen uit zaken die in de lijn van
generaties worden doorgegeven
o Bredere focus, we vertrekken uit problemen die ontstaan & gedrag
o Sterk accent op
de geschiedenis ve gezin
de manier waarop patronen zich door de generaties heen herhalen
Contextueel: problemen worden id ‘context’ v familiegeschiedenis geplaatst
Nagy combineert psychoanalytische ideeën & systeemtheoretische invalshoek
o Ingebed in een existentialistische filosofie met een ethische dimensie (overstijgt de psychologisch
toetsbare theorievorming) (zie verder: de vierde dimensie)
Nagy overstijgt de zaken die we in kaart kunnen brengen, zijn filosofische dimensie is
minder aftoetsbaar, wel zichtbaar in relatie tussen mensen (vb bij samenwerking)
UITGANGSPUNTEN & BASISBEGRIPPEN
Vier dimensies:
o Eerste dimensie:
de feiten: deze worden elk op een individuele manier beleefd (vb. hoe veerkrachtig ben
je?)
o Tweede dimensie:
de psychologie
o Derde dimensie:
de interacties: hangt af v je context (ouders, leerkrachten)
o Vierde dimensie:
de relationele ethiek: het overstijgende, dit ‘overkoepeld’ de andere dimensies als het
ware en kleurt deze mee in
1
,Eerste dimensie: de feiten
Gedrag in relaties begrijpen: belangrijke feiten die iemands leven beïnvloeden
o Vb. Saartje groeit op in een gezin waarin de ouders een moeilijke scheiding beleven.
o Vb. amir groeit op in een gezin dat een aantal jaar geleden gemigreerd is naar België.
o Vb. Ik groei op in een gezin waarin beide ouders nog samen zijn.
o Vb. Mijn grootvader heeft nog een oorlog meegemaakt.
Deze laatste is een goed vb voor Nagy: verder kijken, intergenerationeel
Feiten: soms een belangrijke verklaring voor het gedrag
Feiten: geïnterpreteerd vanuit ieders eigen context
Sommige feiten zijn schadelijk: onrecht
o 2 soorten onrecht:
Verdelend onrecht: er is geen directe schuldige, niemand treft verantwoordelijkheid. Het
gaat over iets wat mensen overkomt en consequenties heeft voor het leven en dat van
volgende generaties (zie pwp voor concrete vb’en)
Vb. Ziekte of overlijden, werkloosheid met financiële of sociale consequenties,
opgroeien in oorlogsgebied, moeten vluchten omwille van onveilige leefsituaties
(migratie)…
Vergeldend onrecht: er is wel een (direct aanwijsbare) verantwoordelijke/schuldige.
Bewust of onbewust leed dat mensen bij elkaar berokkenen.
Vb. Misbruik, emotionele verwaarlozing, fysieke mishandeling…
Tweede dimensie: de psychologie
Hoe denk/voel je over de feiten, hoe ervaar je deze?
Een feit kan een onrecht zijn en kan een (negatieve) impact hebben, maar dat is niet noodzakelijk zo. 2
personen in dezelfde context kunnen deze geheel anders ervaren en beleven
Persoonlijkheidseigenschappen, afweermechanismen, egosterkte…:
o Hoe heeft iemand de feiten beleefd?
o Wat hebben deze met iemand gedaan?
o Hoe heeft iemand belangrijke gebeurtenissen verwerkt?
o Op welke wijze hebben feiten iemands psychische ontwikkeling beïnvloed?
o Hoe denkt iemand over zichzelf, anderen en de wereld?
o Wat speelt zich in het individu af? (behoeften, gevoelens, gedachten, fantasieën, motivaties)
Dit zijn belangrijke vragen die je als hulpverlener stelt om naar de meer subjectieve
psychologische dimensie te polsen en deze te verkennen
Vaak ook samenhangend met zelfbeeld
Wnr je focust op het trauma v iem die er eig vrij vlot mee om is gegaan, kan je net een
trauma kweken
Zie pwp voor concrete vb’en
Derde dimensie: de interacti es
Interacties= patronen v waarneembaar gedrag en communicatie tss personen:
o Gezinsstructuren
o Systeemregels: onuitgesproken regels
o Feedbackmechanismen: op welke manier wordt feedback gegeven
o Zondebokmechanismen: is iem altijd de zondebok?
o Coalitievorming: spannen bep leden vaak samen (vb ouders samen tegen kinderen, vader &
dochter tegen moeder…)
2
, o Machtsstructuren
Belangrijke vragen:
o Hoe gaat dit gezin met bepaalde feiten om?
o Hoe communiceren de betrokkenen met elkaar?
o Zijn emoties bespreekbaar?
o Wie bepaalt de regels en op welke manier?
o Zijn relaties gelijkwaardig of juist ongelijkwaardig?
o Welke rol nemen gezinsleden in?
o Is er een zondebok of iemand die voor de andere zorgt?
o Hoe is de relatie van een kind met de papa?
o Hoe is de relatie van een kind met de mama?
o Hoe zijn de onderlinge relaties tussen kinderen/ouders?
Zie pwp voor concrete vb’en
Vierde dimensie: de relati onele ethiek
Dimensie overstijgt die van de gewone psychologie en psychotherapie
o Niet makkelijk kenbaar te maken, niet te objectiveren (vb. ‘liefde ontvangen’)
Existentieel gegeven ethiek: gaat over de reden vh bestaan
o Wij moeten een bestaansrecht verwerven, dit doen we door de ander dimensies
o We worden geboren met dit bestaansrecht
Vb. baby wordt geboren: ouders geven veel meer, maar ook baby geeft (zonder baby
hadden ouders het bestaansrecht v ‘ouder’ niet)
Hoort bij ons ‘mens-zijn’: op loyale, betrouwbare manier met elkaar omgaan
o ‘Ethiek’ beslaat ‘het mens zijn op zich’
o Een universeel gegeven
o Een balans tussen geven en ontvangen: in hoeverre is dit aanwezig in mijn relaties?
Vb. zelf een tekort ervaren in ‘geven’, kan ervoor zorgen dat men dit wilt compenseren
(door zelf veel te geven) onbalans
Vb. zelf een tekort ervaren in ‘ontvangen’, kan ervoor zorgen dat men veel wilt
ontvangen in andere context onbalans
Vb. zelf een tekort ervaren in ‘ontvangen’, kan ervoor zorgen dat men zelf veel geeft
onbalans
o De rechtvaardigheid vd relatie
o De kern v elke relatie is het zoeken naar en in stand houden vh evenwicht tss geven & ontvangen
Kinderen en ouders:
o onverbrekelijk horend bij elkaar
o Loyaal
o Kinderen hebben ‘recht’ op zorg: existentieel recht
o Ouders zijn verantwoordelijk voor hun kinderen
Nagy: teveel therapieën te sterke focus op persoonlijke groei/zelfrealisatie en te weinig oog voor de winst
van het zorgen voor een ander
o Zorgen voor een ander gevoel van eigenwaarde en welzijn stijgt = winst in je ‘bestaan’ als mens
Contextuele interventies zijn geënt op:
o De rechtvaardigheid vd relatie
o Het relationele evenwicht tss het geven en ontvangen v gepaste zorg
Loyaliteit
Vertrouwen en betrouwbaarheid
Verdienste en schuld
3
, Invloeden v vorige generaties gebruik voor eigen levensproject invloed op komende
generaties (= legaat)
Ook al wil je het anders doen, bep dimensies kunnen terugkomen (wat voor
frustratie kan zorgen) het ‘zit in je systeem’
Kern van elke relatie: «het zoeken en in stand houden vh evenwicht tss geven en ontvangen»
o 4de dimensie: belangrijkste leidraad voor contextuele hulpverlener
o 4 dimensies met elkaar verbonden
Zie pwp voor concrete vb’en
Casus Sean: zie ander word docu
LOYALITEIT
Loyaliteit: contextueel begrip in de vierde dimensie met een zijnskwaliteit
Loyaliteit=
o trouw en betrouwbaar zijn,
o Voor elkaar opkomen
o Er voor elkaar toe doen
o Op basis van wederzijdse verplichtingen en verdiensten
Primaire of Existentiële loyaliteit
o Ontstaat door geboorte ve kind
o Het kind dankt zijn ‘bestaan’ aan zijn ouders
existentiële recht de ouders hiervoor iets terug te geven, bijna een verplichting
o Wortels: erfelijke en biologische verwantschap
o Niet beëindigd door de dood, niet over te dragen of te verbreken, wel mogelijk te ontkennen
o Ook bij adoptiekinderen, zelf al kennen ze hun biologische ouders niet
Verworven loyaliteit
o Vorm naast de primaire of existentiële loyaliteit
o Gebaseerd op verdiensten (ipv geven en krijgen van leven), moet verdiend worden
o Wie verwerft loyaliteit? Mensen die voor mij gezorgd hebben & mijn basisbehoeften vervuld
hebben (buiten bloedbanden: vrienden, opvoeders…)
Opvoeder kan nooit een betere ouder zijn (omwille vd existentiële loyaliteit)
Belang van de existentiële loyaliteit:
o Balans tss geven en nemen
o In hulpverlening cultuur: ouders voorschrijven wat ze moeten geven aan hun kind
(cfr. OntwikkelingsΨ)
o Nagy: ook andere kant in de kijker: ‘het kind heeft ook recht om te geven’
o Ook kind kan geven en de ouder ontvangen
Kind dat nooit mag geven ontwikkelt ook een onbalans, zowel geven & krijgen is een
recht
o Ouder kan kind helpen om meer gepast te geven
Kind gaat niet gebukt onder zorg voor ouder (maar kan groeien)
Ervoor zorgen dat je je fundamentele behoeften aan erkenning, affectie, zelfrealisatie als
ouder,… vervult in relatie tot andere volwassenen
o Ook op school: kind blijft bezig met dat geven aan de ouders:
Emotionele betrokkenheid bij de thuissituatie, zelfs als deze niet ideaal is
Ook omgangs- en gedragsgewoontes en trouw aan de regels en cultuur vh gezin
o Bij verwaarloosde kinderen: loyaliteit vaak heel duidelijk
Wetmatigheid samenhangend met trouw:
Niet af te dwingen, gebaseerd op verdiensten
4