Rijke taal
Hoofdstuk 3: Taalontwikkeling in rijke contexten
Paragraaf 3.3: Denken over woordenschat
Paragraaf 3.3.1: Woordenschat didactiek
Woorden, begrippen en kernconcepten:
Het thema woordenschat hoort wel in een rijke context. Want in een rijke context leren kinderen
nieuwe woorden, begrippen en kernconcepten door te lezen, te denken, te praten, te schrijven en
interessante ontwerpopdrachten uit te voeren. Het leren binnen rijke contexten is een belangrijke
basis voor het onderwijs, het biedt leerlingen uitdagingen en kansen.
Woorden:
Woorden zijn uitingen die verwijzen naar een betekenis.
Begrippen/concepten:
Begrippen en concepten zijn talige uitingen die verwijzen naar een abstractie binnen
specifieke contexten.
Kernconcepten:
Kernconcepten zijn talige uitingen die verwijzen naar overkoepelende abstracte ideeën die
specifieke contexten ontstijgen en in veel contexten bruikbaar zijn.
De ontwikkeling van ervarings- en taalbasis is moeilijker dan je denkt. Het geheugen is namelijk
gevuld met miljoenen onderling verbonden betekenisnuances: woorden, bergrippen en concepten,
delen van zinnen, zinnen, stukken tekst verbonden met ervaringen of kennis. Door ervaringen en
kennis op te doen worden er steeds weer nieuwe verbanden gemaakt. Zo wordt de ervarings- en
taalbasis uitgebreid. Dit is een proces wat automatisch en onbewust gebeurd en waar kinderen geen
invloed op hebben en kunnen hebben. De huidige vorm van woordenschat die op school gegeven
wordt levert te weinig op. In deze paragraaf wordt uitgelegd waarom.
Woorden leren op drie niveaus:
In het woordenschat onderwijs wordt onderscheid gemaakt tussen dagelijkse algemene taal (DAT) en
cognitieve academische taal (CAT) dit wordt ook wel schooltaal genoemd. Dagelijkse taal leren
kinderen door dagelijkse interactie met anderen waarbij een leerling hoogfrequente woorden
gebruikt zoals stoel, tafel en pen. Bij academische taal gaat het om laagfrequente woorden,
begrippen en concepten die leren kinderen bijvoorbeeld in de aardrijkskunde- of rekenles. Het
onderscheid tussen DAT en CAT is kunstmatig en heeft een groot grijs gebied.
Beck et al. Kiezen voor een andere verdeling in woorden. Zij verdelen woorden in drie lagen:
1. Woorden die leerlingen zich in het dagelijks leven eigen maken
2. Woorden die vooral voorkomen in geschreven taal
3. Begrippen die expliciet moeten worden aangeleerd
Expliciet woordenschatonderwijs:
In Nederland gebruiken we de methode waarbij de leerkracht woorden uitlegt en kinderen de
betekenissen van rijen woorden moeten leren. Dit komt vooral voort uit het NT2-onderwijs. Hierbij
werd er een grote focus op woordenschat gelegd. Omdat woordenschat sterk samenhangt met
schoolsucces werden er ook voor reguliere taalmethodes woordenschatleerlijnen ontwikkeld. Dit
zorgde ervoor dat ook taalzwakkere leerlingen daarvan konden profiteren. Eerst was dit alleen voor
NT2-onderwijs en taalzwakkere leerlingen. Later werd dit volledig geïntegreerd. Kinderen leren de
betekenis voor woorden in drie fasen:
- Labelen:
Toetje zien ze als het schaaltje yoghurt na het eten.
- Categoriseren:
, Leerlingen zien in dat er ook andere dingen zijn die beschouwd worden als toetje en dus is
het een categorie geworden.
- Netwerkopbouw:
Bij de laatste fase ziet een kind in de je een toetje ook in verband kan zetten met andere
woorden zoals een nagerecht.
Deze woorden als labelen, categoriseren en netwerkopbouw zijn bedoeld om de taalontwikkeling
inzichtelijk te maken. Het is dan ook niet de bedoeling dat ze worden vertaald in didactieken. Wel
wordt er in het woordenschatonderwijs vaak van uit gegaan dat kinderen dit bewust doen echter is
dit niet het geval.
Het kind is namelijk niet zelf verantwoordelijk voor de groei van hun woordenschat. Ook draagt de
leerkracht maar marginaal mee aan het leren van woordbetekenissen. Het is dan ook niet mogelijk
om door alleen maar een woord uit te leggen bij te dragen aan de kennis van woorden. Zonder
aandacht voor rijke contexten en rijke teksten is woordenschatontwikkeling niet mogelijk. Het is dan
ook niet de bedoeling dat leerkrachten de betekenis van een woord gaan uitleggen. De woordkennis
wordt wel beter door de kinderen veel voor te lezen, met de kinderen naar de bibliotheek te gaan en
de kinderen veel zelf te laten lezen of te laten luisteren naar luisterboeken. Woorden betekenen
namelijk niet heel veel op zichzelf maar betekenen veel meer in een context.
Viertakt:
In de expliciete woordenschatdidactiek wordt meestal gebruik gemaakt van de viertakt, een
werkwijze om fasegewijs woorden aan te bieden. De stappen die je hierbij volgt zijn: voorbewerken,
semantiseren, consolideren en controleren.
Voorbewerken:
Voorbewerken is erop gericht dat leerlingen betrokken raken bij de context waarin woorden
voorkomen.
Semantiseren:
Bij het semantiseren leg je de betekenis van een woord uit. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de
drie ‘uitjes’: uitbeelden, uitleggen en uitbreiden.
Consolideren:
Bij het consolideren worden de behandelde betekenissen ingeoefend met behulp van
verwerkingsactiviteieten.
Controleren:
Bij het controleren wordt nagegaan of de nieuwe woorden ook daadwerkelijk onthouden worden.
De viertakt kan in sommige gevallen worden gebruikt voor de laag 3-woorden. Maar verder werkt
het niet en moeten er rijkere contexten en rijkere teksten worden aangeboden.
Je kan ook anders kijken naar de viertakt:
Voorbewerken:
Kiezen voor een multiperspectivisch thema; je gaat op zoek naar meerdere boeken, laar meerdere
filmpjes zien, en kiest meerdere voorwerpen die te maken hebben met het thema.
Semantiseren:
Lezen een voorlezen van teksten en boeken rond een thema en daarover in gesprek gaan. Samen
met leerlingen op zoek gaan naar concepten en hier bijvoorbeeld een woordweb van maken.
Consolideren:
Het uitvoeren van betekenisvolle opdrachten bij thema’s en teksten.
Evalueren:
Leerlingen vragen het thema te vertellen of te schrijven over wat zij hebben geleerd over het thema.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur maritgroeneveld1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.