AJ 2022-2023
CULTUUR- EN MAATSCHAPPIJKRITIEK
PROF. DR. STIJN VANHEULE
SOFIE DEMEYER EN AMBER VERCRUYSSE
,COLLEGE EEN: CULTUUR- EN MAATSCHAPPIJKRITIEK
WAT IS CULTUUR- EN MAATSCHAPPIJKRITIEK?
= academische kritiek gericht op psychologie als discipline (de dingen niet vanzelfsprekend
vinden)
kritiek op/protesteren tegen de maatschappij
niet-academische vormen van kritiek:
- artistieke vormen van kritiek op de maatschappij: via kunst, muziek,
maatschappijkritische afbeeldingen..
- satirische kritiek (vb. de ideale wereld): kritiek geven op de maatschappij door alles in
het belachelijke te trekken
- protest tegen bepaalde ideologie (ideologische expressie)
definitie van cultuur- en maatschappijkritiek: de studie van de radicale gesitueerdheid van
psychologie als wetenschap en psychologische processen in historische, sociale, politieke en
culturele contexten, waarbinnen per definitie waarde-geladen keuzes en spanningsvelden
aanwezig zijn.
definitie ontleed:
- cultuur = is typisch menselijk, komt niet voor bij dieren. een manier om betekenis te
verlenen aan de omgeving/ leven is een vraag en cultuur helpt ons vragen op te lossen
- maatschappij = geheel van organisaties die we als mens gemaakt hebben om met de
cultuur om te gaan of er vorm aan te geven
→beiden worden aangestuurd door aannames, ideeën en keuzes. deze drukken
waarden en voorkeuren uit
- mens als zelf-reflexief / betekenis verlenend wezen = we weten dat we bestaan, maar
niet wat een ‘leven’ precies is
- studie = academisch werk, manier van onderzoek doen dmv logica en methodiek,
systematisch commentaar geven
- ideologie = set van aannames, ideeën en keuzes die door een (sub-)groep in de
maatschappij als ‘goed’ ‘waar’ wordt aanzien
- ideologische voorkeursexpressie cultuur en maatschappijkritiek
- psychologie: hoe worden we beïnvloed?
→psychologie slaat hierbij zowel op psychische belevingen en problemen, op praktijken
en stromingen in de psychologie, en op de kijk op wetenschap
→iedereen mag voor zichzelf kiezen wat hij goed of slecht vindt, maar we creëren er
een kader voor
→interesse = toeschrijven van een waarde/betekenis aan iets randoms
1
, 1. wat als waar/onwaar of goed/slecht beschouwd wordt, hangt samen met
historische, sociale, politieke en culturele contexten
- hoe dichter de context zich bij het heden bevindt, hoe moeilijker te bevatten: wat
we nu als waar zien is niet waar voor eeuwig/ moeilijker om de context te lezen
als je er middenin zit + vanop een tijd/afstand wel beter verklaarbaar (nu zien we
dat iq-tests in de 20e eeuw sterk bevooroordeeld waren, toen niet)
- nu: psychologen houden zich tegenwoordig graag bezig met weird-people =
western, educated, industrial, rich, democratic: selectieve groep (convenient
sample) die de norm wordt om na te denken over ‘de mens’
- paradigma’s van een ander makkelijker te beoordelen, want je bent blind voor je
eigen paradigma en alert voor dat van anderen
- visies en contexten evolueren: uitdaging: goed snappen hoe de hedendaagse kijk
gedetermineerd is. want: geen enkele kijk is objectief; elke kijk vertrekt vanuit een
perspectief
- wat we nu waarnemen is anders dan 50 jaar geleden/over 50 jaar
- bv: depressie wordt beleefd binnen een bepaalde culturele context → psychologie
als proces/beleving (subjectieve individuele ervaring)
- bv. wat is waanzin/een psychiatrische stoornis: evolutie in het denken tussen de
middeleeuwen - hedendaagse tijd. (concurrerende verklaringen: bezeten door de
duivel of dierlijke gedragingen waardoor slaan mag)
- bv. wat in een neoliberaal sociaal-politiek klimaat wordt beschouwd als psychische
stoornis/ideaal is niet hetzelfde als communistisch perspectief (andere normen
rond vrijheid en zelfexpressie als gezond/als stoornis)
- bv. wat in een europese context wordt beschouwd als verklaring voor hallucinaties,
is niet hetzelfde als vanuit een afrikaanse context. (afhankelijk van context als
helderziende uitverkorene/ziek gezien)
2. ideologische perspectieven op mens, maatschappij en wetenschap determineren
de psychologie: kritiek in de volksmond is vaak een expressie van ideologische
overtuigingen
- ideologie = set van aannames, ideeën en keuzes die door een (sub-)groep in de
maatschappij als ‘goed’ ‘waar’ wordt aanzien → heeft vele gedaantes (politiek
links-rechts)
3. discussies over waar/onwaar of goed/slecht zijn ethisch en epistemologisch van
aard. ze worden beïnvloed door aannames en dogma’s (dingen die we voor waar
aannemen, maar weten niet waarom)
2
, - dogma’s zijn sociaal, historisch, cultureel en politiek gedetermineerd, hier moeten we
ons van bewust zijn
- het zijn geen objectieve waarheden
- wat we voor waar aannemen/ van waaruit we een waarheidsclaim maken
- focault: dé waarheid kan je niet spreken/ waarheden worden geformuleerd en
geconstrueerd binnen contexten
- cmk vraagt zich af hoe een waarheidsclaim georganiseerd is: een waarheid is nooit voor
eeuwig waar, altijd in een bepaalde context
4. visies en contexten kunnen we begrijpen door discours te bestuderen
- discours = het systeem dat we gebruiken om over onszelf en de wereld te spreken: de
uitdrukkingen, verhalen, waarheidsclaims, de verhouding tussen spreekactoren
→keuze van het jargon waarmee we ons uitdrukken (woorden in context kiezen + ons
jargon determineert wat we zien en doen)
- regels, normen, waarden en onderlinge verhoudingen binnen een cultuur worden met
discours uitgedrukt én door discours gedetermineerd: discours kleurt wat je denkt
- we gebruiken het discours + we worden erdoor gevormd
- vroeger: aanname van het religieuze dogma (bv. bijbel → zonde, boete, schuld…), nu
verschuiving naar het business-discours (uitdagingen, acties, ondernemingen..)
- blaise pascal: kniel en je zult geloven (door naar de kerk te gaan zal je beginnen geloven
na een tijd en niet omgekeerd)
→door een bepaald discours te gebruiken herzien we wat we waar en onwaar vinden
→mens valt niet samen met zichzelf: we weten niet goed wat we willen en wie we zijn,
mens is verdeeld (een beetje a en een beetje b: we zoeken hierin naar helderheid) (dat
afvragen wie of wat we zijn = mens heeft een reflexieve relatie met zichzelf)
- lévinas: de ander is een Ander
→de ander is niet te reduceren tot een object van kennis en macht
→de ander is altijd anders dan we verwachten, net zoals bij onszelf
→je kan de ander dus nooit volledig kennen en er macht over hebben, dit vinden we
irritant
3
, KERNAUTEURS IN DE KRITISCHE THEORIE
begin 20e eeuw, duitsland → opkomst totalitarisme
1. kritische theorie in de strikte zin van het woord:
frankfurter school (horkheimern, adorno, habermas, marcuse)
- gaven gestalt aan de kritische theorie
- focussen op de vervlochtenheid van maatschappelijke en psychische dynamieken door een
creatieve combinatie te maken tussen de theorieën van freud met marx
- freuds mensvisie + marx economie combineren
- tijdskader: heersend verlichtingsideaal = rationeel nadenken over de wereld ipv geloven,
maar toch massavernietiging (WOII) mogelijk → auteurs vroegen zich af hoe dit kon
marx als inspiratie voor kritische school (niet als communisme-ideoloog, wel als econoom)
gaf kritiek op kapitalisme vanuit twee centrale begrippen:
- meerwaardeproductie = marktwaarde – productiekost (grondstoffen, fabriek..)
in het kapitalistisch systeem is er onevenwicht: er wordt geld gemaakt die de kapitalist
accumuleert terwijl de werkende proletariër armer wordt
marktwaarde realiseren = iets voor meer geld verkopen dan inkopen
dit zorgt voor een specifieke machtsrelatie waarbij de kapitaalbezitters de arbeiders die de
meerwaarde creëren domineren
- warenfetisjisme: we hebben allemaal een fetisj (gsm, geld..)
bepaalde zaken worden gehyped zodat iedereen dit wil
we passen economische modellen toe op alles + onszelf (meerwaardezoekers) we denken
dat we ons beter zullen voelen als we dat en dat en dat hebben
voorbeeld examenvraag: “de frankfurt schule heeft ideeën van marx gebruikt. leg uit welke?”
→ voorbeeld over bv de jeansfabriek: jeans verkopen voor meer dan de kosten die je eraan
hebt (grondstoffen, kosten om de fabriek draaiende te houden, lonen medewerkers…) en de
winst in je eigen zak steken (meerwaardeproductie + waardenfetisjisme uitleggen)
freud: onbehagen in cultuur en zelfbeleving
- we hebben als mens een fundamenteel onbehagen = het is de kern van ons zelf +
bepaalt hoe we ons verhouden tov onze cultuur
- structureel onbehagen in de zelfbeleving doordat es botst met ik en boven-ik
- culturele instituties en praktijken (religie, wetenschap, kunst) zijn defensieve zich steeds
herhalende antwoorden op dit onbehagen → collectieve neurose
4
, - paradox in de mens = gedreven door driften die moeten bevredigd worden – maar wat
mij lust bied, biedt een ander last (cultuur moet dit onder controle houden en mensen
socialiseren)
- doordat de mens in basistoestand nooit echt tevreden is maakt hij een cultuur waarin
dit onbehagen ook zit: die tekorten maken een spanningsveld tussen individu en cultuur
- mens kan niet zonder cultuur, maar is er ook niet tevreden mee
- klinische problemen = zijn expressies van moeilijkheden met het zelf en de cultuur
technologisering, macht en consumptiecultuur
- frankfurter schule: hoe technologisering en de eruit volgende machtssystemen de
mens in zijn greep heeft + bijzondere aandacht voor machtsmechanismen die
ongelijkheid creëren en in stand houden
- helder nadenken door kritiek te geven op de context waarin we leven
- gefetisjeerde waarden = levenswaarde/duur wordt steeds korter (we willen heel
snel een nieuwe gsm – moeten altijd het nieuwste model hebben) → fs geeft kritiek
op de consumptiecultuur omdat dat het verlichtingsideaal tegenspreekt
- wally leeft op een puinhoop van alle meerwaarden
5
,2. kritische theorie in de brede zin van het woord: auteurs uit andere tradities + specifieke
bewegingen in sociale wetenschappen
franse school (michel foucault, jacques lacan...)
foucault (20e eeuw)
- psycholoog en filosoof
- deed onderzoek naar sociaal-wetenschappelijk functioneren + hoe we waarheden
construeren
- poot in continentale traditie (freud, marx), ook in angelsaksische denken
- discours als drager van …
→ ideologie (zoals uitgedrukt in woordenkeuzes)
→sociale relaties (zoals uitgedrukt in manier van taalgebruik, bijv. autoritair, expert,
klagend, luisterend)
- bv: ander discours over druggebruik (dealer, gevang/trauma, hulp nodig) bepaalt de
behandeling (gevangenis/opname)
→ andere keuzes maken vanuit een ander discours
→dit heeft invloed op hoe je die persoon ziet en hoe je ermee omgaat/ hoe je erover
spreekt determineert hoe je iets/iemand benadert
lacant (20e eeuw)
- psychoanalist
- onderscheid tussen het reële, symbolische en imaginaire
- een discoursanalyse is niet de studie van jargon maar de studie van de verhouding
waaruit je praat (welke verhouding installeer je)
→discours van de expert: de ene weet, de ander weet niet genoeg
→meesterdiscours geven: waarheidsclaim maken, geen uitleg geven maar de andere
gewoon voor de feiten plaatsen
→luisterdiscours: vertel eens…
- fixaties in het jargon met twee functies:
→defensieve functie: bepaalde zaken niet willen zien door het bepaalde jargon
→ideologische functie: door discourskeuze wordt ook een waardenkeuze gemaakt
(vaak onbewust, velen staan er niet bij stil)
- discours kan gelezen worden om verhoudingsmodaliteit te bepalen
- kritiek geven = expliciteren van impliciete keuzes
6
,hedendaagse scholen
rose
- bouwt verder op foucault
- kritische situering van psy-disciplines, -praktijken en -concepten, en
subjectiviteitsbeleving in relatie tot politieke macht
- welke discourskeuzes maken we vandaag de dag?
- rose ging het impact van het ondernemersjargon bestuderen: ook andere
determinanten spelen een rol, naast psychologie
- bv: ondernemersjargon: patiënt verantwoordelijk voor actie (actieplan opgesteld na
assessment) + beoordeling/beschuldiging van patiënten die de actie niet goed (kunnen)
uitvoeren ondanks alle opties
- bv. psychose: ook bepaald door verstedelijking (anonimisatie) → zegt niets over
psychologisch discours maar wel over sociopolitieke niveau
žižek
- bouwt verder op lacant
- huidige maatschappij = desintegratie van de ‘ander’ (traditie en geloof verliezen hun
coherentie)→ doordat we ons geloof in het symbolische vlak verloren zijn leidt dit tot
een wildgroei van achterdocht op imaginair vlak (complot denken: niemand zegt ons
nog wat wel en wat niet te geloven waardoor we zelf gaan invullen)
- keuze voor technologie is wél ideologisch: samenleving is getechnologiseerd en
economisch → het lijkt alsof we rationeel handelen
→we denken dat ideologieën niet meer van toepassing zijn
→politieke discussie moet opnieuw op de agenda gezet worden (in deze tijd van post-
politiek zijn échte politieke discussies weg)
- ik als individu bestendig het systeem door mijn keuzes: we zijn allemaal bestendiger van
het systeem + we zijn blind voor ons eigen aandeel hierin (geen kwestie van een
manipulatieve ander die ons van buitenaf regeert, wij zelf zijn blind)
chul - han
- deze laat- kapitalistische maatschappij heeft een problematisch beeld over presteren,
narcisme en zelf focus
- er is veel onverdraagzaamheid over verschillen + andersheid (zoals de andere bij
lévinas)
- de verschillen worden toegedekt in de cultuur, we willen het niet kennen → overmatige
zelf-focus, zelfontplooiing, zelfontwikkeling… dit is onhoudbaar
- sociale media: blind voor de tekorten wat de mens definieert omdat we het negeren →
onze cultuur legt de mogelijkheid tot perfectie bij onszelf (influencers)
- dit uit zich in typische vormen van psychopathologie (depressie, burn-out..)
7
,3. andere bewegingen in sociale wetenschap die kritisch perspectief belichamen (bepaalde
onrechtvaardigheden van groepen aankaarten)
feminisme/genderstudies
- kritiek op de dominante mannelijke visies in de wetenschap
- eerste echte protestbeweging in de sociale wetenschap
- gedreven vanuit vrouwelijk perspectief
- onrechtvaardigheid in sociaal-politieke keuzes
post-kolonialisme
- kritiek op dominant wit/westerse visie in wetenschap
- bv: iq-test met raciale benadeling: selectie wie binnen mocht in amerika
mensen met een andere achtergrond dan de makers van de test zijn benadeeld en
worden als minder intelligent gezien → actieve discriminatie door meetinstrument
- kolonialisme = lokale bevolkingen onderdrukken
- post-kolonialisme = studie van de destructieve impact/ creatie van ongelijkheid van het
kolonialisme
disability studies
- kritiek op de normatieve opvattingen over normaal/abnormaal en op
uitsluitingsmechanismen in de maatschappij
- hoe maatschappelijke uitsluitingen voor bepaalde groepen (anders dan de mainstream)
actief benadeeld worden
- stigma = mensen benadelen door hun verleden (bv. nadeel bij huren van een huis:
huisbazen willen minder verhuren aan iemand met mentale problemen)
- later uitgebreid naar ook andere ‘disabilities’ zoals mentale problemen
→worden op spoed minder geloofd + er is een grotere ziekte- en sterfteratio
8
, WAT IS KRITISCHE PSYCHOLOGIE
Ian Parker: leidende figuur kritische psychologie → kritiek op consumentisme
kritische psychologie = een vorm van systematisch onderzoek naar de psychologie als discipline,
naar hoe deze bepaalde vormen van actie en onderzoek verkiest boven andere, en hoe deze
voorkeur samenhangt met ideologie en machtsverhoudingen
kritische psychologie = neemt aan dat psychologie een diverse discipline is (veel verschillende
methoden en theorieën naast elkaar). deze variatie weerspiegelt culturele en historische
diversiteit, en dus ook verschillende ideologisch gekleurde modellen over mens en
maatschappij
kritische psychologie onderzoekt hoe de psychologie door de gewone burger gebruiker
individualiserend wordt gebruikt, als een manier om zichzelf te begrijpen en te
reguleren
→deze focus heeft mogelijks verengend effect, omdat we denken dat
problemen eerder op te lossen zijn door individuele verandering en niet door
sociale actie
kritische psychologie onderzoekt hoe academisch onderzoek en klinische professional
praktijken geleid worden door ideologische tendensen (hoe is de ideologie
aanwezig in de keuzes van de onderzoeker)
“the question is not ‘what is inside the mind?’, but ‘what is the mind inside?’”:
geen focus op verborgen mentale processen, maar op hoe mentale processen
ingebed zijn in verhoudingen (van micro- tot macro-niveau) (= dominant
paradigma)
“we should attend to the political agendas of those who use psychology to tell beleid en
us how we can and cannot behave” politiek
psychologie wordt normatief gebruikt. (bv. 1970: homoseksualiteit een stoornis
in de DSM) in de naam van psychologie en psychiatrie werden normatieve a
priori opvattingen over seksualiteit als waarde-neutraal gepropageerd
- hoe zit het in de hoofden van mensen, hoe wordt daar in de wetenschap mee omgegaan
- psychologie als rijke en diverse discipline: spanningsveld kwantitatief-kwalitatief en
experimenteel-klinisch
- methodisch: focus op discoursanalyse + langs deze weg onderzoeken hoe er selectiviteit
binnensluipt in het denken. (bv. bestuderen welk jargon mensen/psychologen gebruiken om
over psy-fenomenen te praten (management-jargon, brein-jargon..) + maar ook gebruik van
andere methoden, ook kwantitatief
9