H10 bloedstelsel en H11 vertering - Samenvatting - 5 VWO
Samenvatting Nectar 3e ed vwo 5 - Biologie
Samenvatting Nectar vwo 5 - Biologie
Tout pour ce livre (161)
École, étude et sujet
Lycée
VWO / Gymnasium
Biologie
5
Tous les documents sur ce sujet (5443)
Vendeur
S'abonner
Annemijnverbeek
Aperçu du contenu
HOOFDSTUK 15
PARAGRAAF 1
Binas
Ecosysteem: begrensd gebied met een wisselwerking tussen de tabellen:
organismen onderling (biotische factoren) en hun omgeving (abiotische 93b,c,g
factoren).
Organische stof: stoffen met een C-atoom waaraan H-atomen gekoppeld zijn, gemaakt door
een organisme.
Anorganische stof: stoffen zonder C-H verbindingen.
Producent: organismen aan begin van de voedselketen, leggen energie vast in organische
verbindingen vanuit anorganische stoffen.
Foto-autotrofe organismen: organismen die met behulp van lichtenergie de energie opslaan
in organische verbindingen (producenten).
Heterotrofe organismen: afhankelijk van anderen, consumenten & reducenten.
Reducenten organische stoffen anorganische energie verlaat ecosysteem.
Chemosynthese: opbouw van organische stoffen uit anorganische met behulp van energie
die vrijkomt bij een chemische reactie met anorganische stoffen.
Chemo-autotroof organisme: verkrijgen hun energie door chemische reacties uit
anorganische verbindingen; maken met behulp van verkregen energie benodigde
organische verbindingen uit CO2 (binden hiermee).
Planten nemen NO3- op om eiwitten te maken ( milieu). Rotting stikstof als NH4+ (
nitrietbacteriën). Nitriet en nitraatbacteriën maken complexe organische stoffen uit
anorganische stoffen.
PARAGRAAF 2
Fitness: vermogen van populatie om bepaalde allelen door te geven aan de volgende
generatie.
Inteelt: dieren paren met familieleden bij kleine populaties (kan leiden tot lichamelijke
gebreken).
Predatie: doden van prooidier. Predator = ‘jager’.
, Biotische factoren: levende organismen.
Abiotische factoren: niet levende organismen.
Een groot (ei)land heeft meer habitatten en ecologische niches dan een klein eiland.
Ecologische niche: functie van een soort in een ecosysteem.
Habitat: fysieke plaats/ruimte waar soort zich bevindt.
Gradiëntecosysteem: ecosysteem met geleidelijke veranderingen van soortensamenstelling
en milieufactoren dat zorgt voor grote biodiversiteit (verloop nat droog of hoog laag).
Eilandtheorie voorspelt de grootte van de biodiversiteit van geïsoleerde gebieden (zoals een
eiland, bergtop, meer of bos).
De kans dat er soorten verdwijnen neem toe naarmate er meer soorten zijn.
Founder-effect: bij kolonisatie is de allelensamenstelling van nieuwe populatie minder
gevarieerd dan de allelensamenstelling van de oorspronkelijke populatie (gemigreerde dieren
geven alleen hun allelen door).
Flessenhalseffect: verandering in allelfrequenties na ramp waarbij het aantal
individuen/allelen afneemt.
Genetic drift kleine populatie in relatief groot gebied dieren kunnen elkaar moeilijk
vinden minder voortplanting allelen van deze dieren verdwijnen genetische variatie
nog lager.
PARAGRAAF 3
Extremofielen: organismen die leven onder extreme omstandigheden (hoge temp,
laag/hoge pH).
Adaptatie: verandering in leefwijze van soort, vaak door mutatie van DNA.
Exoten: soorten uit een ander gebied die zich vestigen in een ecosysteem; vaak bereiden
deze soorten zich snel uit ten koste van andere, al gevestigde soorten plaagorganismen.
invasieve exoot: soort die oorspronkelijk niet in gebied leefde, introk en nu systeem
verstoort.
Waterzuivering bedrijven slaan oppervlaktewater op in spaarbekkens; kalk toevoegen
verontreiniging zakt naar bodem slib afgezogen & verbrand; water naar duinen filtering
in zandlagen/ bedrijven met fijne zeven; chemische reacties ionen uit water; water paar
seconden langs UV-licht micro-organismen dood & waterstofperoxide onder UV-lamp
peroxideradicalen medicijnresten vernietigd; filter met actieve kool haalt ionen en
organische stoffen eruit smaak & geur beter.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Annemijnverbeek. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,07. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.