Week 1 en 2 anatomie en fysiologie zenuwstelsel
Hersenstam = Verantwoordelijk voor onze basis- en vitale functies. De hersenstam
bestaat uit de middenhersenen, de pons en het verlengde merg.
Cerebellum = Kleine hersenen (regelen samenwerking tussen de spieren, zodat er
een vloeiende beweging ontstaat).
Centrale zenuwstelsel = Deel van het zenuwstelsel dat binnen de benige omhulsels
van schedel en wervelkolom ligt. Het zijn de hersenen en het ruggenmerg.
Perifere zenuwstelsel = Bevindt zich grotendeels buiten de schedel en de
wervelkolom. De delen van het perifere zenuwstelsel vormen de verbindingswegen
tussen het centrale zenuwstelsel en de rest van het lichaam, de periferie.
Reflexboog = De weg die de impuls aflegt vanaf de plaats van prikkeling tot de
plaats van handelen.
Autonoom zenuwstelsel (sympathisch en parasympatisch) = Het reguleert de
vegetatieve stelsels en coördineert de samenwerking tussen afzonderlijke stelsels.
Het gaat om onbewuste reacties.
Animale zenuwstelsel = Reguleert de wisselwerking tussen het individu en zijn
omgeving. Het gaat om bewuste reacties.
Afferente banen = Banen die van het ruggenmerg in de richting naar de hersenen
gaan.
Efferente banen = Banen die van de hersenen in de richting van het ruggenmerg
afdalen.
Dendrieten = Meestal korte, sterk vertakte celuitlopers die de impulsen naar het
cellichaam toe geleiden.
Axonen = Type zenuwvezel dat impulsen van het cellichaam af geleidt.
Myelineschede = Vetlaagje wat op de meeste axonen zit.
Insnoeringen van Ranvier = De onderbrekingen van het myelineschede die op
regelmatige afstand zijn van elkaar.
Schakelneuronen = Zenuwcellen die in het centrale zenuwstelsel liggen. Hun taak is
om de impulsen van de ene op de andere zenuwcel over te dragen. Interneuronen
hebben korte dendrieten en een kort axon. De meeste neuronen in het CZS zijn
schakelneuronen.
Witte stof = Axonen met een myelineschede. Functioneel kun je witte stof
karakteriseren als de geleidingsweg waarlangs impulsgeleiding plaatsvindt. Tot de
witte stof behoren de zenuwen in het perifere zenuwstelsel en de banen in het
centrale zenuwstelsel.
Grijze stof = Zenuwcellichamen en dendrieten, waarbij een aantal functionele
eenheden is te onderscheiden.
,Epineurium = Stevig bindweefselmantel dat om de zenuw zelf zit.
Perineurium = Bindweefselmantel dat om de bundel zenuwen zit.
Tractus = Bundel gemyeliniseerde zenuwvezels, maar dan binnen het centrale
zenuwstelsel.
Associatiebanen = Korte banen die de verschillende delen binnen de hersenen met
elkaar verbinden.
Commissuren = Korte banen die de verschillende delen binnen de hersenen met
elkaar verbinden.
Basale ganglia = Kernen in de hersenen.
Actiepotentiaal = Depolarisatie boven de drempelwaarde (-50 mV ) tot maximaal 30
mV.
Synaps = Draagt de elektrische impuls via chemische boodschappers over aan de
volgende cel.
Neurotransmitters = Hormoonachtige stoffen die zorgen dat er impulsoverdracht
plaatsvindt.
Motorische eindplaat = Hierin eindigen motorische axonen. Een motorisch
eindplaatje heeft contact met een spiervezel.
Cerebrum = De grote hersenen
Piramide en extra-piramidesysteem = Piramidale systeem is het aansturen van
bewegingen (nauwkeurig). Het extrapiramidale systeem is de automatische houding
en ondersteunend aan fijne motoriek.
Primaire en secundaire schorsgebieden = In de primaire schors wordt de prikkel
gesignaleerd (visueel, akoestisch, tactiel). In de secundaire schors herkent de
prikkel.
Motorische homunculus = Een mannetje met grote handen, vingers, voeten en
lippen dat ondersteboven tegen de motorische schors ligt
gevlijd. De omvang van de ledematen van het mannetje beeldt
de grootte van het corresponderende gebied in de motorische
schors uit.
Broca en Wernicke = Het gebied van Wernicke is betrokken bij het begrijpen van de
taal. Dit gebied werkt samen met het gebied van Broca om taal te produceren. Het
legt verbanden tussen de representatie van betekenis in het brein, en de klanken die
erbij horen als er gesproken wordt.
, Limbische systeem (hippocampus en amygdala) =
Het limbische systeem ligt aan de rand onder de
hersenkwabben. Het hele limbische systeem wordt
gevormd door een groep hersenstructuren in de grote
hersenen die betrokken zijn bij emotie, emotieregulering,
emotioneel geheugen, genot en motivatie
Thalamus = Thalamus is een schakelstation voor impulsen uit de zintuigen. Zo kan
bij concentratie op een specifieke bezigheid de thalamus ervoor zorgen dat je
andere impulsen minder bewust waarneemt.
Hypothalamus = Hypothalamus bestaat uit een aantal centra voor het regelen van
de homeostase (o.a. bloeddruk, temperatuur, honger en dorst).
Plexus = Netwerk van zenuwen of bloedvaten.
Pia mater = Zachte hersenvlies.
Arachnoid = De naam voor het hersenvlies wat rondom de hersenen aanwezig is en
waaruit deze cyste ontstaat. Een cyste is een holte gevuld met vocht. Soms wordt de
afkorting AC gebruikt.
Dura mater = Hard hersenvlies
a. carotis anterior = Voorste halsslagader
A. cerebri media en anterior = A. cerebri media is de middelste hersenslagader en
de a. cerebri anterior is de voorste hersenslagader.
Cirkel van Willis = Vanuit de cirkel van Willis vindt de verdeling van het bloed naar
de hersenen plaats. Zo worden de hersenen altijd van bloed voorzien, ook als één
(of meer) van de aanvoerende slagaders verstopt zou raken.
Afasie = Wanneer als gevolg van hersenletsel een of meer onderdelen van het
taalgebruik niet meer goed functioneren
Ataxie = Het ongecoördineerd en onsamenhangend verloop van bewegingen, dat
niet te wijten is aan verlies van spierkracht.
Apraxie = Je weet niet meer in welke volgorde je iets moet doen.
Agnosie = Je kunt nog steeds dingen zien, horen, proeven, ruiken en voelen. Je
kunt deze dingen alleen niet meer herkennen of plaatsen.
Paralyse = Volledige verlamming.
(Para)parese = Gedeeltelijk verlies van kracht.
Paraplegie = Lage dwarslaesie, alleen de benen zijn aangedaan.
Tetraparese = Hoge dwarslaesie, alle 4 de ledematen zijn aangedaan.
Tetraplegie = Hoge dwarslaesie, alle 4 de ledematen zijn aangedaan.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur mylneroomer. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.