SOCIOLOGIE
1. SOCIOLOGISCHE VERBEELDING
Sociologische verbeelding = in je waarnemingsveld op zoek gaan naar verschijnselen (menselijke
gedragingen) die je op een welbepaalde manier kan herkennen en duiden.
Menswetenschappen zijn pas laat tot ontwikkeling gekomen (sociologie: 18 e a 19e eeuw) want:
o Natuurlijke distantie ontbreekt: makkelijker om verafgelegen zaken wetenschappelijk te
benaderen (bv. sterren, later de natuur)
objectiveren is een basisvoorwaarde van wetenschappelijk onderzoek; iets
‘menselijks’ tot object maken is niet eenvoudig want je bent er als individu mee
verweven
maatschappij zit ‘in’ ons, bv. taal is een sociale constructie die ons een identiteit
geeft, de maatschappij bestaat niet ‘buiten’ ons
o Sociologie ontluistert en wekt weerstand op: het toont de mens van zijn minder fraaie
kanten
mensen nemen naargelang de omstandigheden een andere houding aan, een
objectieve benadering van het menselijk samenleven brengt dit aan het licht
sociologie is subversief (= ondermijnend)
de wetenschap moest wachten op de democratie, in huidige dictatoriale regimes
zijn de sociologische data vaak niet betrouwbaar: machtigen/elite vreest voor
bevoorrechte positie
William Du Bois: eerste zwarte Amerikaanse socioloog die een grondleggende studie
publiceerde in het domein van de studie van de sociologie van ongelijkheid en racisme
levenssituatie waarin je tegelijk binnen en buiten de samenleving staat (wel leven in, maar
niet horen bij de samenleving): “ik was in de wereld, maar niet van de wereld.”
Ontheemden ervaren de wereld vaak als onwerkelijk: desoriëntatie + geen middelen/tijd
om over levenssituatie na te denken (ook al is de prikkeling tot verbeelding er)
Montesquieu: “Lettres Persanes” (Perzische Brieven)
samenleving bekijken door de ogen van vreemden is belangrijkste ontsteker van sociale
verbeelding: indrukken van twee Perzen over de ‘eigenaardige’ Franse samenleving
Fransen leren dat gewoonten, wetten en gebruiken verschillen van regio, land en tijdperk
+ onderlinge verbanden tussen religie, wetgeving, leefomgeving en eetgewoonten v/e volk
Invloedrijke ideeën over democratie (scheiding der machten) + voorloper van de
sociologie (woord bestond nog niet in zijn tijd)
1
, o Het sociologische bewustzijn wordt geprikkeld door crisis: grote maatschappelijke
veranderingen in West-Europa en Noord-Amerika in de 18 e en 19e eeuw
gewaarwording maaatschappij pas doordat sociale verhoudingen door elkaar
geschud werden en de maatschappij werd ervaren als problematisch
THE GREAT TRANSFORMATION / “DE TWEE GROTE REVOLUTIES”
o.a. snelle toevlucht van technologie en wetenschap, mediatechnologie, libereale
democratieën … hebben het leven de afgelopen 250 jaar sterk veranderd (niet noodzakelijk
verbetering)
stroomversnelling moderne samenleving te vergelijken met de neolithische revolutie:
tijdperk van massale sociale transformaties
Neolithische revolutie
o Jacht- en verzameleconomie landbouw
o Ontstaan van eigendom, dorpen en steden: nomadische levenswijze wordt opgegeven
om akkers te bewerken, wat het mogelijk maakt om op één plek te blijven
o Nieuwe organisatie sociaal leven nodig: meer complexe arbeidsindeling en bestuur +
rechtsregels
o Politieke verandering door uitspreiding landbouw: stamverband vervangen door grotere
sociale verbanden (ontstaan van staten)
o Oude levenswijze opgeven = overgangscrises
o Geleidelijk proces maar men was zich bewust van de veranderende leefwereld
Industriële revolutie en Franse revolutie
o Industrialisering: begin laat 18e eeuw in Engeland, in de 19e eeuw verspreid over West-
Europa
o Toepassing op grote schaal van technologische innovaties
o Producie sterk verhoogd, verschillende uitvindingen (bv. elektrische verlichting),
verbeterde transport- en communicatiemiddelen (sterke stimulans handel), overal
fabrieke, spoorwegen, kanalen en havens
o Verval van arbeidsleven van ambachten en gilden: arbeiders werden loonhuurlingen
vijandige houdingen tussen fabriekseigenaars en arbeiders (veel en gevaarlijk werk, laag
loon) sociaal vraagstuk
o Democratisering (Franse Revolutie): politieke omwenteling in Frankrijk (1789)
o Van absolute vorstelijke macht naar macht in handen van het volk: symbool voor
politieke modernisering en democratisering in het algemeen
o Voor het eerst bestaande sociale orde verworpen voor nieuwe idealen: vrijheid,
gelijkheid en broederlijkheid
Het samenleven werd doelbewust georganiseerd: geen enkel maatschappelijk domein
ontsnapte aan verandering
Sociologie probeert het samenspel van deze veranderingen te begrijpen in het licht van
toegenomen menselijke interdependantie (onderlinge afhankelijkheid/ samenhang)
2
, Clan- en landbouwsamenleving: samenleven gebeurde vanzelf, men hoefde er niet over na te
denken traditioneel leven volgens overgeleverde praktijken en instituties, handelingen
door traditie voorgeschreven, geen geplande vernieuwing, herhalen wat voorouders deden
Sinds de omwentelingen vanaf de 17 e eeuw moest de mens doelbewust de inrichting van de
maatschappij bepalen, het eigen samenleven leren begrijpen om haar te kunnen organiseren
(‘savoir pour pouvoir’, Comte) “wat is een maatschappij?” geboorte sociologie
“Het sociologisch bewustzijn ontstond doordat de maatschappij de laatste drie eeuwen het
voorwerp is van een radicale (r-)evolutie, die je enkel kan verklaren als je inzicht hebt in de
specifieke wetmatigheden en eigenschappen van het menselijk samenleven.”
Sociologen houden zich bezig met de hedendaagse maatschappij, ze hebben interesse in
modernisering: hoe heeft de mens de stap gezet van de landbouw- naar
industriesamenleving (en nog steeds)? de sociologie helpt het samenleven te organiseren
d.m.v. de kennis van sociale processen en mechanismen
3
, HET SOCIAAL PROBLEEM ALS BRON VAN DE SOCIOLOGISCHE BENADERING
Sociale problematiek is sterk onderheven aan schommelingen en afhankelijk van hoe men een
sociaal probleem definieert.
Voorwaarden van een sociaal probleem:
o Objectieve feiten: er moet objectief gezien iets schorten aan de samenleving. Vb: armoede,
werkloosheid, druggebruik, mensenhandel etc.
o Subjectieve component: de feiten moeten als problematisch ervaren worden
o Toestanden die door bepaalde groepen als problematisch ervaren worden: hoe meer
mensen iets als problematisch ervaren, hoe meer het een sociaal probleem wordt. Vb: de
ene groep vindt het gebruik van drugs problematisch, de andere het verhandelen van drugs:
het ‘drugprobleem’ bestaat niet
o Mag niet gelijkgesteld worden met door de overheid als problematisch gedefinieerde
toestanden: de overheid is slechts één actor tussen andere groepen
o De socioloog is ook een medespeler in het sociale veld, ondanks deskundigheid voegt hij ook
maar een visie toe aan vele andere
Kort: objectief aspect + subjectief aspect + collectief aspect + oplosbaarheid
Wright Mills
“Sociologische verbeelding is het vermogen om verbanden te zien tussen individuele klachten en
sociale omstandigheden” Vb: Tandpijn is een persoonlijk probleem, dat het gevolg kan zijn van een
bepaalde levensstijl die samenhangt met het sociaal milieu waar je opgroeit.
het individuele kunnen zien als het collectieve (en omgekeerd)
het eigene zien als ‘exotisch’ (en omgekeerd)
TWEE GRONDLEGGERS: COMTE EN SPENCER
August Comte (Fransman, 1798-1857)
Grondlegger van de sociologie en het positivisme
Programma:
1. Sociologie als ‘positieve wetenschap der mensheid’
Zelfstandige wetenschap met eigen methoden en een eigen domein
Overkoepelende wetenschap die de andere wetenschappen hun plaats toewijst (huidig
sociologen oneens)
2. Sociale verandering als vooruitgang der rede (= de rationaal denkende mens)
Hoe kan men maatschappelijke veranderingen verklaren? Wat is de diepere reden van
fundamentele veranderingen? Comte poneert eerder dan verklaren
Wet der drie stadia: stadia van de menselijke ontwikkeling (toepasbaar op andere zaken)
4