Psychologie - samenvatting
Psychodynamische benaderingen
1. Inleiding
Sigmund Freud (grondlegger)
Behandeling Hysterie
= een fysieke klacht die veroorzaakt werd door iets mentaal
Als iemand veel dingen heeft dat je niet wilt toelaten (dingen die je onderdrukt) zorgt
dat voor veel spanning en dat zet zich om in klachten zoals hysterie
Psychoanalyse: onbewuste bewust maken
PDB: basisprincipes
• Problemen worden veroorzaakt door onbewuste en moeilijk te hanteren wensen,
motieven, gevoelens en gedachten
• Therapie = deze bewust maken en leren te hanteren
• Ontwikkelingspsychologisch perspectief:
• Moeilijke gevoelens in kindertijd niet goed opgevangen & verwerkt
stagnatie in ontwikkeling
• Gevolg: problemen herhalen bij andere personen
• D.i. overdracht: iets van vroeger overdragen op situatie waarin je nu leeft
• Therapie: deze gevoelens wel toelaten, opnieuw beleven, leren begrijpen of hanteren
• Moeilijke gevoelens in kindertijd niet goed opgevangen: bv. vroeger concurrentie
gehad met broer/zus, dit zit in je rugzak en komt er later uit door zich bv als jaloezie
te uiten naar andere leeftijdsgenoot
Theorie van Freud
• Symptomen verdwenen als patiënten zich emotioneel geladen, verdrongen
gebeurtenissen konden herinneren en spanning ontladen
• Alles heeft betekenis, kan verwijzen naar het onbewuste
• Gedrag & symptomen
• Versprekingen, vergissingen (“Freudiaanse” verspreking)
Freud zegt dat er achter elke verspreking iets zit.
Dromen
Freud gaat ervanuit dat tijdens het dromen je onbewuste conflicten naar
boven komen.
• Behandeling van psychische problemen met psychologische methode: vrije
associatie
• Therapie = duiden, van betekenis voorzien
Therapeut is heel actief, zit achter. Zo kan de client in zichzelf gaan kijken en
, zich niet bezighoudt wat de therapeut denkt.
De therapeut stelt vragen om opzoek te gaan naar de onderbewuste
betekenissen.
Fragment: a dangerous method
We proberen iets uit het onderbewuste boven te brengen voor minder spanning
http://www.youtube.com/watch?v=xKxEhVN1eEk
PDB: 4 grote modellen
• Driftmodel
: Gaat ervanuit dat alle problemen voortkomen vanuit de kindertijd
• Objectrelatiemodel
: over hechting, de eerste hechtingsrelaties
• Zelfpsychologische model
: hoe iemand zen identiteit wordt gevormd. Ik ben mezelf en ik blijf mezelf
• Interactioneel model
: welke verwachtingen van interacties je opbouwt in je eerste levensjaren. Bv.
mensen met diepe verlatingsangst gaan zich later heel hard vastklampen aan
mensen
1. Driftmodel
ES
EGO
SUPEREGO
Bovenste stuk = bewuste stuk, dingen die
je van jezelf weet, waar je zelf gemakkelijk
toegang tot hebt.
voorbewust = het is nog niet bewust maar
als je even nadenkt kan je er wel bij
komen, het kan eenvoudig bewust
gemaakt worden
Onbewust = moeilijk om dit bewust te
maken
,Het Es
iets biologisch, je instincten die zijn aangeboren (seks en agressie)
- Seksuele drift : als je volgens deze drift leeft is het dat je iets ziet en meteen wilt
hebben.
- Agressieve drift: doodsdrift, destructief
Driften: motor, geven energie
Indien behoeften te vaak verwaarloosd: frustratie, ziekte, stoornis
Elk dier wilt zich voortplanten en blijven leven en zich ook overheersen op andere
diersoorten dit is heel menselijk
Rol van ouders:
- Dat de behoefte genoeg bevredigd wordt
- Mensen moeten leren om hun behoeften uit te stellen, begrenzing van behoefte
bevrediging. (begrenzen)
- Alle ellende en stress mee helpen te verdragen.
Het es wilt onmiddellijk behoeftebevrediging
Het Ego
• Stelt grenzen aan het Es, stelt behoeftenbevrediging uit
• Helpt rekening te houden met de werkelijkheid en met anderen (realiteitsprincipe)
• Goed functionerend Ego gebruikt energie van driften, kanaliseert deze naar langere
termijn doelen
• Nodig: basisvertrouwen “behoeftenbevrediging komt wel”
Je voelt dat je honger hebt, naar huis wilt maar je hebt ook een realiteitsprincipe, het Ich
zorgt voor dit uitstel
Het ich zet die drift naar langere termijndoelen, bv. seksdrift: je gaat niet meteen seks
hebben maar je gaat een relatie aan of een gezin stichten voor het voortbestaan van jezelf.
Niet iedereen kan die behoeften uitstellen!! -> mensen met weinig basisvertrouwen kunnen
dit niet. -> kinderen moeten basisvertrouwen hebben (‘alles komt goed’)
Superego
• Bevat geboden en verboden die vanuit omgeving werden geïnternaliseerd
• Bevat ideaalbeelden over hoe persoon zou moeten zijn
• Zorgt voor bestraffende maatregelen als driften te weinig worden begrensd
• Problemen:
• Te streng Es zoekt “vreemde” uitwegen
, • Te zwak ontwikkeld : te zwakke gewetensfunctie
Intrapsychische conflicten
• Es wil behoeftenbevrediging
• Super-ego wil aan eisen voldoen
• Ego moet dit allemaal regelen
Psychodynamische activiteit
Psychoseksuele ontwikkelingsfasen
• Orale fase: liefde, aandacht, veiligheid
genoeg krijgen, verzorgd worden, een baby die te weinig hechting krijgen gaan niet
goed ontwikkelen
• Anale fase: controle, autonomie, eigen wil
de peuterpubertijd, sommige mensen blijven de rest van hun leven zo
• Fallische fase: geslachtsverschil, presteren
hangt hard samen met lichamelijkheid, fysiek sterk en kwetsbaar zijn.
• Oedipale fase: jaloezie / verlies, identificatie met ouder van zelfde geslacht
concurrentie
> Voor Freud wilt dit zeggen dat jongens seksuele verlangens hebben tov hun mama
en meisjes tov hun papa.
Verlies ervaring: kind merkt dat ouders iets hebben en dat je als kind erbuiten valt
Men geraakt uit deze fase als men zich gaat identificeren met iemand van hetzelfde
geslacht.
Hierdoor neem je ook de normen en waarden en regels over van dit rolmodel.
De gewetensfase ontstaat = het superego
• Latentiefase: driften & conflicten op achtergrond
alle seksuele dingen gaan meer op de achtergrond staan, lagere schooltijd,
• Genitale fase: driften & conflicten weer actiever i.f.v. opnemen van volwassen rollen
de driften worden weer actiever.
>Driften komen terug op voorgrond
>Men evolueert naar volwassen rollen
Regressie
iemand die een broertje krijgt bv gaat opnieuw heel veel opeisen, vraagt extra zorg, veel
aandacht vragen
Teruggaan naar een vorige fase