Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Tekst & Discourse €3,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Tekst & Discourse

 178 vues  4 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Hierbij een samenvatting van het vak Tekst & Discourse. Van elk gelezen wetenschappelijk artikel voor dit vak heb ik een samenvatting gemaakt en de daarbij horende studievragen met antwoorden geüpload. Daarnaast staat er een samenvatting van de werkcolleges en alle hoorcolleges. De artikelen die i...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 47  pages

  • 22 janvier 2017
  • 47
  • 2016/2017
  • Resume
avatar-seller
Tekst & Discourse
Week 1 t/m 7

,Hoorcollege 1 – 14 november 2016
Zender/ontvanger -> boodschap -> betekenis <- boodschap <- zender/ontvanger

Communicatie gaat vaak mis, hoe komt dat?
1. De sprekers verstaan elkaar niet;
2. De sprekers hebben een andere context;
3. De sprekers hebben een ander referentiekader;
4. De sprekers hebben andere verwachtingen van het gesprek;
5. De sprekers hebben andere kennis.

De functie van taal staat centraal: doel/handeling/emotie bereiken, kennis/informatie
overbrengen.

Betekenis:
Het doel van communicatie (het uitwisselen van symbolen) is om betekenis te geven.
Semantiek: de betekenis van woorden en uitdrukkingen.
De betekenis zit niet in de woorden zelf en ook niet in het hoofd van de ontvanger en zender.
Betekenis ontstaat door de interactie tussen zender en ontvanger.




Coderen: Het kunnen formuleren van wat je denkt; een code geven aan iets.
Decoderen: het kunnen begrijpen wat de anderen zeggen; informatie dat gecodeerd is, omzetten
in leesbare informatie.

Denotatie: concrete betekenis van het woord, wat er dus daadwerkelijk staat, de letterlijke
betekenis.
Connotatie: ermee verbonden voorstelling van het woord, buiten eigenlijke betekenis om, dus
wat je interpreteert of associeert.


Werkcollege 1 – 15 november 2016

We gaan er altijd vanuit dat er samenhang in teksten is. Soms is die er niet, dan maken we zelf
samenhang.
Samenhang is belangrijk voor de betekenis
Samenhang is belangrijk voor de coherentie (relationeel en relationeel)
Referentiele coherentie: de manier waarop door een tekst heen wordt verwezen naar entiteiten.
(verwijswoord, andere benamingen van eerder genoemd element)
Relationele coherentie: relatie/verband tussen zinnen en zinsdelen; hoe de zinnen met elkaar
samenhangen. (omdat, hierdoor, want)

,Bij referentiele coherentie zijn er principes voor referenttoewijzing:
1. GPG-principe: geslacht, persoon of getal.
2. Principe van nabijheid: in geval van dubbelzinnigheid verwijst het verwijswoord naar
het meest recent genoemde antecedent.
3. Principe van topicaliteit: als de hele tekst over een persoon gaat, zal de zin ook wel over
die persoon gaan.
4. Subjectprincipe: in het geval van dubbelzinnigheid heeft het verwijswoord betrekking op
de referent van het onderwerp van de zin.
5. Werkwoordprincipe: de informatie die in het werkwoord zit, moet worden gebruikt.
6. Principe van toegankelijkheid: hoe voller het verwijswoord, hoe minder toegankelijk het
antecedent is.


Week 1, werkcollege 1
Pander Maat – de samenhang in teksten

Contextafhankelijk: de situationele context bepaalt naar welk referent deze elementen
verwijzen. (bijvoorbeeld vanavond, terug en ik). Dit wordt ook wel eens deictische elementen
genoemd.

Naast de plaats van schrijven, het tijdstip van schrijven en de schrijven heb je ook gegevens
nodig uit voorafgaande zinnen en soms ook uit nog volgende zinnen: de tekstuele context.

Twee verschillende contextafhankelijkheid:
1. Relationele
2. Referentiele

Expliciet versus Impliciet
Een verwijzing met een voornaamwoord vormt een expliciete indicatie voor een referentiele
relatie met de voorgaande zin. Een verwijzing met een zelfstandig naamwoord daarentegen
indiceert niet noodzakelijk zo’n relatie.
Ook relationele coherentie kan ongemarkeerd blijven, het verband wordt niet aangegeven met
een woord maar is er wel: impliciet.

Teksthandeling: tekstonderdeel met een bepaalde illocutionaire strekking. Voorbeelden:
1. Argumenteren
Een argumentatie veronderstelt een uitspraak waarover van mening kan verschillen.
Je verbindt de zinnen door de hoofdvraag die je stelt: waarop baseer je dat? Wat
concludeer je daaruit?
2. Een verhaal vertellen
Hoofdvraag: Wat gebeurde er vervolgens met de hoofdpersoon?
Hoe kunnen we zien wat wel in het geraamte van een samenvatting zit, en wat niet?
1. De kernzinnen van het verhaal gaan over X, omdat X de hoofdpersoon van het
verhaal is en daarmee de belangrijkste referent.
(Dit wordt later in de tekst ontkracht, er gebeuren namelijk meestal ook dingen waar
Piet geen rol in speelt, of het gaat over een auto bijv. waar Piet in zit, maar het gaat
niet direct om Piet)
2. Kernzinnen beschrijven gebeurtenissen en geen toestanden.
3. Kernzinnen hebben een onvoltooide tegenwoordige- of onvoltooide verledentijd.
4. Zinnen ingeleid met want maken geen deel uit van de verhaalkern.

Wat is de functie van niet-chronologische geordende zinnen?
1. Ze geven inzicht in de situatie zoals die reeds is wanneer het verhaal begint.

, 2. 2. Ze geven ons inzicht in de gedachtewereld van Piet.
3. Berichten
Hoofdvraag: wat is er gebeurd? Wat gaat er gebeuren?
Berichten zijn niet gegoten in een bepaalde tijdsstructuur. Een bericht gaat meestal wel over een
gebeurtenis die zowel in het verleden als in de toekomst geplaatst kan zijn.
Een auteur kan afstand nemen van de personages die betrokken zijn in die gebeurtenissen die
beschreven worden. Dit zorgt voor objectiviteit.

Illocutionaire strekking - niet de feitelijke betekenis (de lucutionaire stekking), maar de
bedoeling van een uiting. De uiting ‘Mag ik het zout?’ is strikt gezien een vraag, maar de
illocutionaire strekking is ‘geef mij eens het zout’. Meer hierover in week 3.

De uiting van een spreker speelt zelf een actieve rol door in zijn formulering te laten zien hoe de
context gebruikt moet worden in zijn interpretatie. De elementen waar dit mee gebeurt worden
indicaties genoemd. Welke dingen spelen een rol in de interpretaties van uitingen?
1. spreeksituatie (plaats, tijd)
2. omringende uiten; structuren en voornaamwoorden; verbindingswoorden
3. gerealiseerde teksthandeling


De studievragen:

1. a. Leg uit wat er bedoeld wordt met referentiële en relationele coherentie.
b. Zoek voor beide vormen van contextafhankelijkheid een voorbeeld (uit de krant of een
tijdschrift).
c. Geef een “contextonafhankelijke” parafrase van een van de voorbeelden, waarin verwijzingen
naar gegevens uit de spreeksituatie vervangen zijn door zo exact mogelijke beschrijvingen.
d. Reflecteer over het resultaat. Wat zegt dit over communicatie?
2. Welk van de twee interpretaties van hij in de volgende tekstfragmenten (Jan of Piet) ligt
volgens jou meer voor de hand? Waarom denk je?
a. Jan sloeg Piet. Hij was boos.
b. Jan sloeg Piet. Hij werd boos.
3. Bij het schrijven van een tekst kan de auteur ervoor kiezen om de afstand tussen hem /
haar en de personages in de tekst groot of juist klein te maken.
a. Leg in je eigen woorden uit wat er gebeurt wanneer deze afstand klein is.
b. Waarom is het belangrijk dat deze afstand in nieuwsberichten groot is?
4. In het hoofdstuk van Pander Maat staat de rol van context op de interpretatie van
taaluitingen centraal. Zoals wordt uitgelegd in het hoorcollege van deze weer is er naast context
nog een aantal andere factoren van invloed op communicatie.
a. De heel oude mop in (i) illustreert de werking van een van deze factoren. Leg uit welke dat is
en hoe deze de interpretatie van de uiting beïnvloedt.
(i) Een man krijgt samen met zijn zoon een auto-ongeluk. De zoon wordt met spoed naar het
ziekenhuis gebracht waar hij moet worden geopereerd. De chirurg komt binnen en zegt: “Ik kan
niet opereren, dit is mijn zoon”.
b. Stel je voor dat jouw moeder een chirurg is. Hoe beïnvloedt dit de interpretatie van (i). Met
wat voor soort factor hebben we nu te maken.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur pleunvandenbeld. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

80796 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€3,49  4x  vendu
  • (0)
  Ajouter