Vraag 1: leg de verschillende componenten uit het bio-psycho-sociaal model
in eigen woorden uit + illustreer met 2 voorbeelden:
Bovenaan:
biologische factoren = lichaam
Aanleg, erfelijkheid, ziekten, medicijnen, alcohol, drugs
Psychologische factoren = geest
Persoonlijkheid, karaktertrekken, eigenschappen
Sociale factoren = omgeving
Gezin, vrienden, wonen, werken
Komen samen als: kwetsbaarheid
Vervolgens: langdurige stress
Kan lijden tot:
lichamelijke ziekten => maagzweer, hartinfarct
Psychische ziekten => angst, depressie
,Vraag 2: licht de begrippen kwetsbaarheid en veerkracht toe als
kernbegrippen in de verklaring van het ontstaan van psychische stoornissen
Kwetsbaarheid = persoon, omgeving, levenservaring
Veerkracht = levensstijl, sociale steun, woon, werk gebeurtenissen
Is de mogelijkheid van een persoon om onder moeilijke omstandigheden te overleven, wel te
buigen maar niet te breken, en zelfs sterker te worden. Door veerkracht wordt de draagkracht
ook groter en verruimt de persoon zijn mogelijkheden
Vraag 3: geef 3 voorbeelden van hoe je kan werken aan het vergroten van
veerkracht
1. Levensstijl: slapen, eten, humor hebben, aan lichaamsbeweging doen, realistische doelen
stellen
2. Sociale steun: thuis, op het werk, in de vriendengroep
3. De maten waarin de persoon invloed kan uitoefenen op zijn leef- en werkomstandigheden en
de maten waarin gebeurtenissen al dan niet voorspelbaar zijn.
4. Goed leiderschap in organisatie en bedrijven waar mensen tewerkgesteld zijn
Vraag 4: leg uit hoe betekenisgeving bepalend is bij een psychische stoornis
Persoonlijke factoren
Levensgeschiedenis (vb: kindermisbreuk, slachtoffer van overval)
Lichamelijkheid (sportief, ziekten)
Situatie
Sociaal- economische, politieke omgevingsfactoren
Betekenis
Afhankelijk van deze persoonlijke en situationele factoren
De maten van kwetsbaarheid bepaalt de manier waarop mensen hun ervaring waarnemen en
er betekenis aangeven
In de interactie tussen persoon en omgeving speelt de betekenis die de persoon geeft aan de
situatie een belangrijke rol
Doelgerichte handeling in functie van bovengenoemde factoren
,Vraag 5: beschrijf het doel en de werking van het DSM5- classificatiesysteem
1. Een vlotte communicatie mogelijk te maken. Het classificatiesysteem kun je dan beschouwen
als een soort woordenboek dat deskundigen toelaat om op ondubbelzinnige wijze een
bepaald fenomeen met een bepaald begrip te verbinden. Het laat toe om mensen met
psychische problemen op basis van duidelijke criteria in een bepaalde categorie onder te
brengen.
2. De mogelijke evoluties van de stoornis te beschrijven, waardoor het voor de deskundige
makkelijker wordt om voorspellingen te maken. Zodra een persoon een plaats gekregen heeft
in het systeem, hoopt men te kunnen voorspellen 1) welke de oorzaken van de stoornis zijn,
2) hoe de stoornis zal verlopen, 3) hoe de persoon op bepaalde therapeutische ingrepen zal
reageren.
3. Een didactische functie. De indeling biedt toekomstige hulpverleners en wetenschappers een
basisschema aan dat hen helpt om het complexe veld van de psychische stoornissen te leren
kennen.
Vraag 6: formuleer een kritische bedenking bij de DSM 5
Risico om normaal menselijk gedrag als ziekte te beschouwen, bv: rouw
Invloed van pharma-industrie
Met nodige omzichtigheid te gebruiken
, Vraag 1: kunnen beschrijven wat een psychisch trauma is
Potentieel traumatische gebeurtenis => heel logisch dat er een heftige stressreactie ontstaat
Bij heftige stress reageert ons lichaam met ‘vecht – vlucht – bevries’ reactie. Een van de 3, kan bij
mensen onderling verschillen.
Bv. nav de moord op Julie Van Espen => hele omgeving (dichtbij en verderaf) ervaart in mindere of
meerdere mate een stressreactie:
Vechtreactie: meer gespannen, erge boosheid/woede
Vluchtreactie: vermijding bv. als vrouw niet meer alleen fietsen of je kinderen niet meer alleen buiten
laten
Bevriesreactie: shock/’verlamd’, niet in staat om nog tot iets te komen => logische beveiliging van het
lichaam (zie verhaal kinderen van Chowchilla) maar als je de opgeladen spanning niet kan ontladen,
ontstaat er ‘trauma’
De eerste 3 weken tot 1 maand na de gebeurtenis noemt men de ‘kwetsbare fase’. De ‘illusie van
onkwetsbaarheid’ is verstoord. We leven hier in principe constant in: het onuitgesproken, maar wel
vertrouwde gevoel dat ‘ons’ niets zal overkomen. Dat is maar goed ook, want anders zouden we tot
niets komen. Bv. Elke dag overlijdt iemand in het verkeer, zeker niet altijd door eigen toedoen, als we
ons hier elke dag bewust van zouden zijn, zouden we niet meer buitenkomen.
In deze kwetsbare fase is het heel normaal dat de stressreacties nog blijven voortduren. Vaak doven
ze langzaam weer uit.
Wanneer er 3 maanden na het gebeuren nog steeds sprake is van heftige ervaringen die terug te
brengen zijn naar het gebeuren spreekt men van een post-traumatische gebeurtenis.
Het is ook mogelijk dat de klachten pas ontstaan een heel stuk na de gebeurtenis. Dit ziet men vooral
bij mensen die in eerste instantie heel erg zijn gaan zorgen voor anderen en wanneer deze terug
beter beginnen te functioneren, treden bij hen de klachten op. Bv. Vader die na een dodelijk ongeval
van zijn partner, zich heel erg om de kinderen bekommert en er goed mee om lijkt te gaan. Wanneer
de kinderen hun leven terug beginnen op te nemen, begint het slechter te gaan met de vader.
Vraag 2: het ontstaan van PTSS kunnen beschrijven