Staatsrecht
Deel 1: Krachtlijnen
Het recht is meer dan louter een optelsom van een aantal regels en normen.
Recht: rationeel opgebouwd geheel van normen, door de overheid uitgevaardigd en via sancties of dwang
kan afdwingen, die dienen tot organisatie/handhaving of herstel van de orde in de samenleving.
Wel ook mogelijk dat rechtsregels samenvallen met andere regels (bv: dat je iemand niet mag slaan is
een rechtsregel, maar voor velen ook een morele regel)
Elementair: de zekerheid/voorspelbaarheid
Rechtsregels worden vaak ingedeeld in 2 groepen:
- Privaatrecht (verbintenissenrecht, familierecht, goederenrecht, …)
- Publiekrecht (grondwettelijk recht, bestuursrecht, belastingrecht, …)
Onderscheid? Positie van de overheid, maar dit onderscheid is niet altijd even duidelijk
Bv: gerechtelijk recht
Bv: vaak bij een juridisch probleem zijn beide privaat en publiek van toepassing. Als je een huis verkoopt
behoort dit tot het verbintenissenrecht, maar er moeten ook publiekrechtelijke verplichtingen worden
nageleefd zoals zie het milieurecht.
BELGISCHE STAAT
België is een meergelaagde, democratische rechtsstaat in Europa.
HET ONTSTAAN VAN BE
Geschiedenis
Vroeger kon een staat uit het niets ontstaan, doordat er voordien geen enkele staat bestond (terra nullius,
enkel nog de Zuidpool is dit)
Vandaag: bestaat er geen terra nullius meer en is die plotse totstandkoming niet meer mogelijk. Maar
staten kunnen wel nog ontstaan op andere manieren zie;
1) Dekolonisatie
2) Secessie (dit was zo bij België, bepaalde bevolking zich met een bepaald grondgebied afscheidt van
een bestaande staat en er een eigen onafhankelijke overheid inricht) zie ook bv Kosovo en recent
Zuid-Soedan.
3) Dismembratio (zie bv Tsjechoslowakije)
4) Fusie (zie bv de eenmaking van West- en Oost Duitsland)
Dit zijn afgeleide manieren. In de 20ste eeuw zijn vele staten ontstaan door zelfbeschikking na
dekolonisatie (zie bv Congo).
Congres van Wenen 1814
o Zuidelijke Nederlanden toegevoegd aan de noordelijke Nederlanden
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden om een bufferstaat te creëren (Franse macht onder
controle)
o Koning Willem I met in 1815 een Grondwet (die eigenlijk weinig democratisch was, de koning had
bv veel macht en was autoritair)
o Enorm veel tegenstellingen van noord en zuid
> Economische verschillen (N: bezig met internationale handel, Z: bezig met de industrialisering)
dus andere belangen.
, > Koninkrijk was centralistisch ingesteld, waarbij het zuiden ondervertegenwoordigd werd in het
parlement en in de regering
> Een financiële benadeling voor het zuiden.
> Religieuze verschillen (N: protestants, Z: katholiek) met een inmenging in de kerk door Willem I
vooral in het onderwijs
> Weinig/geen persvrijheid
> Taalconflict: die in de Belgische geschiedenis zal blijven duren. Willem I hield al het bestuur in
het Nederlands en liet geen plaats vrij voor het Frans. Maar in het zuiden was dit de
toonaangevende taal, in Vlaanderen meer bij de elites).
Al de bovenstaande elementen zorgen uiteindelijk voor het ‘Monsterverbond’ met als doel het verzet
tegen het Nederlandse bewind. Want elke groep in de zuidelijke samenleving waren kwaad, en deze
woede verenigde iedereen.
----> Dit verzet werd gemotiveerd alvorens door een operavoorstelling (tijd van de Romantiek). Er waren
een paar kleine schermutselingen, maar een echte onafhankelijkheidsstrijd was het niet.
Uiteindelijk werd het voorlopig bewind geboren die de onafhankelijkheid uitroepen op 4 oktober 1830.
Frankrijk steunde deze onafhankelijkheid.
De BE onafhankelijkheid was op dat moment een puur politiek feit dat tegen het grondwettelijk recht was.
BELGIË ALS STAAT
Een staat moet wel degelijk aan een aantal specifieke kenmerken voldoen (zie art. 1 Verdrag van
Montevideo). Zie hieronder de constitutieve voorwaarden:
Permanente bevolking
Gezag wordt uitgeoefend over een groep van personen, het is enkel van belang dat deze groep gebonden
is door nationaliteit (alle andere verbindingen zijn niet van belang).
Niet vergeten dat een staat ook gezag kan uitoefenen over personen die niet die nationaliteit
bezitten, maar wel zich op het grondgebied bevinden.
Afgebakend grondgebied
Gezag uitoefenen over een afgebakend territoriaal gebied (in beginsel is die gezagsuitoefening exclusief)
dus grenzen nodig. Definitieve grenzen voor België werden vastgesteld in het Verdrag van Maastricht 1843.
Zie ook art. 7 GW + art. 167, §1, derde lid GW. Een wetgever moet dus optreden om de landsgrenzen te
wijzigen
Overgrote deel van de oceanen en de oceaanbodem behoort niet tot het territorium van een staat.
Effectieve overheid
Entiteit die wetten maakt, bestuurt en recht spreekt, maar deelfuncties vervullen is ook mogelijk. Een
tijdelijke onderbreking aan het effectieve gezag betekent niet dat deze voorwaarde verloren gaat.
Zie in BE: de nationale, deelstatelijke en lokale overheden.
Onafhankelijkheid
Op eigen gezag betrekkingen/relaties met andere staten aan te gaan. Dit is mogelijk door ambassadeurs uit
te zenden, ambassadeurs te ontvangen, lid worden van internationale organisaties, verdragen afsluiten, …
België heeft diplomatieke diensten en is lid van de VN dus beschikt over onafhankelijkheid.
De autonomie bezitten is een belangrijk aspect, zie als voorbeeld dat de deelstaten in BE ook
verdragen kunnen sluiten met andere landen. Maar de deelstaten hebben niet de volle autonomie,
het gezag ontlenen ze aan de Belgische Grondwet en zijn geen subject van het internationaal recht.
, Montevideoverdrag: “federale staten maken slechts één rechtspersoon uit naar internationaal
recht”
Erkenning
In de praktijk merken we toch dat de erkenning van andere staten ook belangrijk kan zijn (meer een
politieke voorwaarde). Dit is noodzakelijk om gevolgen te hebben en om ook effectief als staat te kunnen
werken. Na de erkenning verwerft de nieuwe staat internationale rechtspersoonlijkheid in de ogen van de
bestaande staat (dan kunnen beide met elkaar rechtsbetrekkingen aangaan). Het erkennen van een staat is
een declaratieve handeling.
- Erkenning: eenzijdig en niet verplicht, kan zowel expliciet als impliciet (bv: ambassadeurs
uitwisselen of verdragen sluiten met het land) afgeleid worden uit de praktijk.
- Een erkenning is niet vrijblijvend en heeft terugwerkende/retroactieve kracht. Vanaf de erkenning
heeft de erkende staat bestaan vanaf zijn ontstaan + een erkenning kan ook niet ongedaan worden
gemaakt.
- Overgaan tot erkenning is een politieke kwestie (zie ook de kaarten met links de landen die Kosovo
erkennen en rechts de landen die Palestina erkennen).
- Vroeger was erkenning een bijkomende constitutieve voorwaarde, maar dat zorgt voor problemen
wanneer de ene helft van de wereld het land erkent en de andere helft niet (zie weer kaarten).
- Een staat kan wel beslissen om de diplomatieke betrekkingen stop te zetten = dit betekent NIET dat
hij de erkenning intrekt.
In beginsel erken je de staten ------------> niet de regeringen van die staten
Een nieuwe regering(s-vorm) betekent dan ook niet dat er een nieuwe erkenning zou moeten
plaats vinden
Soms wel een keuze moeten maken met wie de staten gaan onderhandelen die als
vertegenwoordiger optreden van die staat (een geopolitieke keuze die ook juridisch van belang
is).
Bij de Conferentie van Londen kwamen de grote mogendheden bijeen en snel erkenden ze de Belgische
onafhankelijkheid -> zolang BE beloofde om voor eeuwig neutraal te blijven, vanaf WOII zakte die
neutraliteit sterk ook door de opkomst van NAVO.
Nochtans erkende het Koninkrijk der Nederlanden niet
Dit gebeurde pas in 1839 (Verdrag van de XXIV artikelen/Verdrag van Londen)
GEVOLGEN V.D. KWALIFICATIE ALS STAAT
Vanaf staat gekwalificeerd: brengt dit nationaal- en internationaalrechtelijk gevolgen met zich mee.
Rechtspersoonlijkheid
Extern: het optreden tegenover andere staten, de staat kan drager worden van rechten en plichten
(zie internationaal recht). Individuele burgers kunnen dat niet
, Intern: het optreden binnen de staat, bv in eigen naam en voor eigen rekening belastingen
opleggen (zie nationaal recht)
Soevereiniteit
Extern: het recht om ongestoord te functioneren (art. 2.1 HVN met de soevereine gelijkheid als
hoeksteen) dit is het non-interventiebeginsel
Intern: het recht om uw eigen rechtsordening te bepalen (qua organen, wetgeving, procedures,
instellingen, …). In België is dit verankert in de GW (art. 33) waar het begrip ‘natie’ centraal staat.
---> 9de -eeuwse gedachte: de Belgische Natie heeft betrekking op de Belgen die nu leven, maar
ook de Belgen uit het verleden en de toekomst.
---> De interne soevereiniteitsgedachte moet gerelativeerd worden, doordat de uitoefening van
bepaalde bevoegdheden van soevereine nationale machten worden overgedragen aan
internationale organisaties (vooral op Europees niveau zie: art. 34 GW, vanaf 1970)
---> De uitoefening van de soevereiniteit kan ook verdeeld worden binnen de eigen nationale
rechtsorde (bv aan federale structuren zoals deelstaten).
Rechtsmacht
In principe is dit territoriaal, bij uitvoeringshandelingen is dit exclusief territoriaal
---------> maar op die exclusiviteit staan ook uitzonderingen
bv: geen uitvoerende rechtsmacht kunnen uitoefenen op ambassadeurs die op jouw grondgebied zich
bevinden (immuniteiten gebaseerd op internationaal recht).
> op normerend en rechtsprekend vlak is de territorialiteit ook minder van belang, dit kan op basis
van een gedeelde nationaliteit (bv: je woont in Dubai, maar je moet nog steeds belastingen
betalen)
DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT
Gezagsuitoefening door bepaalde actoren bestaat al sinds de ontwikkeling van de moderne staten.
In de 16de eeuw was deze uitoefening vooral absolutistisch, waar de soeverein centraal staat die de
uitvoerende/rechterlijke/wetgevende beslissingen nam.
De legitimiteit was vaak op God gebaseerd
Geen scherp onderscheid tussen de staat zelf en zijn heerser
Vorst is niet gehinderd bij de gezagsuitoefening
Na deze periode kwam de Verlichting en brachten veel kritiek toe aan het absolutisme, er komt een andere
invulling qua gezagsuitoefening (zie bv: Franse Revolutie)
Streven naar individuele vrijheid en gelijkheid (qua legitimiteit)
Het gezag van de heerser moet aan grenzen onderworpen zijn
SCHEIDING VAN DE MACHTEN
Dit was een eerste elementaire correctie op het absolutisme (een verlichtingsidee). De heerser mag niet de
mogelijkheid bevatten om van zijn autoriteit misbruik te maken, dit kan je realiseren door de macht niet te
concentreren bij één groep/persoon (één hiërarchisch gestructureerd orgaan). Je moet dat gezag
verspreiden over verschillende van elkaar onafhankelijke machten.
---> Vervullen samen de soevereine functies van de staat uit
---> Basisleer? Door Montesquieu: “l’esprit des lois”
---> Duidelijke uitwerking bij de Franse en Amerikaanse revolutie
PS: John Locke kwam al eerder met het idee van een scheiding bij de
machten en dat de staat onderworpen is aan het recht
,Moderne opvatting: de staat kent 3 functies (trias politica) waar dit een ongeschreven grondwettelijke
regel is (algemeen rechtsbeginsel). De macht kan natuurlijk wel doorheen de jaren verschuiven of
veranderen.
- Wetgevende functie, regels uitgevaardigd met een algemeen karakter + worden onpersoonlijk
geformuleerd.
- Uitvoerende/bestuursfunctie, de algemene normen worden verfijnd (via reglementen) en
toegepast in concrete gevallen + algemene beleidsrol.
- Rechterlijke functie, geschillen oplossen met toepassing van algemene normen of zorgen voor de
naleving ervan + gespecialiseerde rechtscolleges.
Alle machten zijn politiek verantwoordelijk
Bevoegdheidsverdeling in de verticale zin
België?
Geen absolute/orthodoxe scheiding, soms hebben ze zelf elkaar nodig + controle door een tegenmacht. De
machten houden elkaar dus in evenwicht en beïnvloeden elkaar.
= checks and balances
De Kamer controleert de Koning
Koning maakt mee de wetten
Wetgever bepaalt het statuut van de rechters
Koning benoemt de rechters
Rechters controleren beide machten
(Koning a.k.a. de regering)
Soms een diffuse/vage taakverdeling bv: de Kamer kan een parlementair onderzoek voeren (lijkt eerder op
een taak van de RM), de Kamer kan ook de nationaliteit verlenen door naturalisatie (lijkt eerder op een
taak van de UM), de Koning beschikt over genaderecht (lijkt op een gerechtelijke verantwoordelijkheid).
---> Bij een orthodoxe scheiding maakt de RM geen wetten (art 6 Ger. W)
---> >< in de praktijk zie bv: art 5 GW
---> Rechters kunnen wel nooit zelf het initiatief nemen om recht te spreken
Er is ook een machtsverdeling tussen de deelstaten en de federale overheid (bevoegdheidsverdeling in de
horizontale zin). Ook een verdeling tussen die overheden en het lokale niveau en het supranationale
niveau a.k.a. de EU. Een licht onderscheid qua functies
Bv: deelstaten slechts beperkte mate beschikken over rechtscolleges
Bv: wetgevende functie in de Unie is meer op een hybride manier
Bv: op lokaal niveau niet echt wetgevende organen en al zeker geen rechterlijke
Sinds de 19de eeuw zijn de evenwichten tussen de machten toch al wat verschuifd. De uitvoerende
macht heeft meer greep over de maatschappij dan voordien.
UM meeste invloed op het beleid en speelt ene dominante rol in het politieke proces.
De focus is ook verschoven van een controle door de wetgevende macht en een controle door de
oppositie van de meerderheid
DE RECHTSSTAAT
Voorwaarden voor kwalificatie als rechtsstaat
De SDM is een noodzakelijke voorwaarde die de gelijkheid en vrijheid van de burger garandeert, maar het
is niet voldoende. De Rechtsstaat bouwt hier verder op met een aantal bijkomende elementen.
> Bekrachtigt door de Raad van Europa
Formele voorwaarde
Rule of law, heerser/overheid/organen zelf aan het recht onderwerpen (19 de en 20ste eeuw). Zonder de
inhoudelijke voorwaarden is het louter een Rule by law
, a. Willekeur uitsluiten
b. Rechtmatigheidsbeginsel: staatsmachten moeten de regels + juridische principes naleven als ze
nieuwe rechtsnormen maken
c. WM onderworpen aan grondwettelijke normen, UM gebonden aan de normen van de wetgevende
macht (hiërarchie)
Materiële voorwaarden
Dit zijn de inhoudelijke en procedurele vereisten
a. Voldoende zekerheid, een sterke toegankelijkheid voor de burgers. Duidelijke en consistente regels.
Een voldoende stabiliteit (wat het recht voorspelbaar maakt
Procedures zijn transparant
b. Democratisch tot stand komen, de wereld kent verschillende invullingen bij het begrip democratie.
Maar toch zijn er belangrijke ondergrenzen (bv: vrije verkiezingen). Ook moeten de machthebbers
ter verantwoording geroepen kunnen worden voor hun beleid
c. Grondrechten respecteren, het gaat hier over de fundamentele mensenrechten. Waar de burgers
ook aanspraak op kunnen doen tegenover de overheid.
Anders: tirannie van de meerderheid, want democratie betekent dat de meerderheid haar
wil kan opleggen aan de minderheid (door die grenzen is dat niet mogelijk)
d. Afdwingbaarheid bij een onafh. en onpart. rechtscollege, hun gezag moet worden aanvaard en
kunnen daarmee ook de beslissingen van de overheid beoordelen.
Dynamiek van kwalificatie
Een evoluerende samenleving kan op nieuwe of onverwachte manieren onder druk komen te staan. Vaak
is het moeilijk voor de machthebbers om een balans te vinden tussen:
- De vereisten van de rechtsstaat
- De legitieme drang om belangrijke maatschappelijke problemen op te lossen
Bv: strijd tegen terrorisme, corona, climate change, …
> Soms is er dus achteruitgang, gebeurt ook vaak op een meer subtielere manier
> Bv: in Polen en Hongarije door aantastingen van de rechterlijke onafhankelijkheid, beknotten van
academische vrijheid, …
> Wrm moeilijk? Uitgevoerd door democratisch verkozen meerderheden + overeenstemming met
formele regels
MEERGELAAGDE STAAT IN EUROPA
FEDERALE STAAT BE
In 1831
een parlementaire democratie (een meerderheidsdemocratie), waar die democratie wordt uigeoefend op
federaal niveau. De kiem voor dit ook uit te oefenen op deelstatelijk niveau was er al, maar werd pas
uitgewerkt na WOII.
Spanningen aanwezig: het taalconflict (al langer dan toen aanwezig)
Postrevolutionaire Belgische overheid eentalig Frans, deze werd dan ook beschouwd als de
evidente bestuurstaal
Na de revolutie gebruikte het noorden van het land veel Vlaamse dialecten (vooral qua cultuur
werd het NL gebruikt. Mensen wouden dat er daar meer rekening mee gehouden werd, vooral in
het hoger onderwijs
1878: kon je ook in het Nederlands je tot het bestuur richten
1898: Gelijkheidswet (NL evenwaardige officiële taal voor de wetgeving)
Uiteindelijk volgde meer taalwetten om voor die gelijkheid te zorgen