psychodiagnostiek bij kinderen en jongeren les 13
Stemming en stemmingsstoornissen
1. Normale ontwikkeling van stemming en emotie
= internaliserende stoornis
= emotionele stoornis
stemming ≈ emotie
o emotie: (meestal korte) reactie op specifieke gebeurtenis (stimulus)
o stemming: minder gebonden aan situatie
o stemming blijft langer bestaan
o stemming is dus eerder persoonskenmerk dan situatiekenmerk
verweven met verschillende ontwikkelingslijnen:
o regulatie en gehechtheid
o emotionele ontwikkeling
basisemoties: emoties leren herkennen, verwoorden, reguleren
sociale emoties: vanuit interactie en zelfbesef
o sociaal-cognitieve ontwikkeling: zelfbesef, zelfconcept en zelfevaluatie
2. Stemmingsstoornissen
3. Depressieve stoornis volgens DSM 5
vijf (of meer) van volgende symptomen zijn binnen dezelfde periode van twee weken aanwezig geweest
en wijken af van het eerdere functioneren
minstens één van symptomen is ofwel (1) sombere stemming, ofwel (2) verlies van interesse of plezier
sombere stemming, gedurende grootste deel van dag en bijna elke dag
o zoals blijkt uit
subjectieve mededelingen (bv. zich verdrietig, leeg of hopeloos voelen)
observatie door anderen (bv. heeft tranen in ogen)
o let op: bij kinderen en adolescenten kan stemming prikkelbaar zijn
duidelijk verminderd(e) interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten, gedurende grootste deel
van dag, bijna elke dag
o zoals blijkt uit subjectieve beschrijving of observatie door anderen
= kernsymptomen: verstoorde stemming en motivatie!
significant gewichtsverlies (geen dieet), of gewichtstoename (bv. meer dan 5% van lichaamsgewicht
binnen één maand), of bijna elke dag afgenomen of toegenomen eetlust
o let op: bij kinderen moet w gedacht aan het niet bereiken van te verwachten
gewichtstoename
insomnia of hypersomnia bijna elke dag
psychomotorische agitatie of vertraging, bijna elke dag
o waarneembaar door anderen, en niet alleen subjectieve gevoelens van rusteloosheid of
geremd worden
vermoeidheid of verlies van energie, bijna elke dag
gevoelens van waardeloosheid of buitensporige of onterechte schuldgevoelens (die karakter van waan
kunnen hebben) bijna elke dag
o niet alleen zelfverwijt of schuldgevoel over ziek zijn
1
, psychodiagnostiek bij kinderen en jongeren les 13
verminderd vermogen tot nadenken of concentreren, of besluiteloosheid, bijna elke dag
o ofwel subjectief beschreven ofwel geobserveerd door anderen
recidiverende gedachten aan dood (niet alleen vrees om dood te gaan), recidiverende
suïcidegedachten zonder of suïcidepoging, of specifiek plan om suïcide te plegen
symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in sociale of beroepsmatige
functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen
4. Ernst
ernst w op 4 manieren ingedeeld:
impact op aantal levensdomeinen (school, thuis, vrienden, hobby’s): hoe meer dagelijkse
activiteiten w bemoeilijkt, hoe ernstiger depressie
aantal symptomen:
o 5-6 = licht
o 6-8 = matig
o 8-9 = ernstig
aard van symptomen: psychotische kenmerken en/of suïcidaliteit is zeer ernstig
beloop: hoe langer episode en hoe vaker die terugkeert, hoe ernstiger depressie
5. Leeftijdsspecifieke depressieve symptomen
uitingsvorm:
baby huilt en protesteert veel, failure to thrive, zich terugtrekken, eet- en slaapproblemen
kleuter en lagereschoolkind: prikkelbaar, verdriet of angst,
adolescent: prikkelbaar en verdriet
verwoorden: peuters en kleuters uiten negatieve stemming non-verbaal (bv. lichamelijke klachten)
gebrek aan plezier:
jonge kinderen: apathisch, weinig reageren op prikkels, niet genieten van bewegen
oudere kinderen: geen zin in spelen, geen zin in sociaal contact, geen zin in vaardigheden
verwerven (springtouwen, skateboarden, …)
gebrek aan interesse:
baby’s en jonge kinderen: niet bijkomen in gewicht
oudere kinderen: onderpresteren op school, sociaal contact vermijden
depressieve gedachten: afhankelijk van cognitieve ontwikkeling, niet bij < 4-jarigen, vooral vanaf 7-8 jaar
suïcidaliteit: vanaf 8-9 jaar wel gedachten maar pogingen zelden voor puberleeftijd
afhankelijkheidsconflict:
lagereschoolkind kan tegenovergesteld gedrag vertonen (stoer, clownesk)
adolescenten geven onafhankelijkheidsstreven op of maskeren depressiesymptomen
door niet-depressief gedrag (agressie, drugs- en alcoholmisbruik, gemaakte opgewektheid, …)
6. Bipolaire stoornis
moeilijk vast te stellen bij kinderen en adolescenten: duidelijk afgegrensde manische periode komt
weinig voor
diagnose meestal pas op volwassen leeftijd gesteld (na duidelijke manische periode) maar wel signalen
‘dat er iets niet klopt’ op jonge leeftijd (vaak al jarenlang traject in hulpverlening)
kenmerkend traject:
10-jarige: opstandig en agressief
13-jarige: depressie
15-jarige: psychotisch en manisch
7. Differentiaaldiagnose: waar lijkt het op?
restrictieve voedingsstoornis en reactieve gehechtheidsstoornis
externaliserende gedragsstoornissen (ADHD, ODD) kunnen w verward met bipolaire
stemmingsstoornis
angststoornissen: paniekstoornis en gegeneraliseerde angststoornis (piekeren) kunnen lijken op
depressie
o depressie bij adolescenten vaak voorafgegaan door angststoornissen
o letten op verschil in copinggedrag
rouw: verschil is dat iemand die rouwt eerder wereld niets waard vindt, maar dit geldt niet voor
zichzelf
normale stemmingswisselingen: zeker bij adolescenten
2