Filosofie
1 Hoofdstuk 1: Ethiek – over het goede en het juiste
1.1 Begrippenkader
1.1.1 Waarden en deugden
Waarden = algemene morele uitgangspunten, aspecten van het leven die we belangrijk (waardevol)
vinden. Waarop baseer je jou? Ze drukken een beoordeling of evaluatie uit. Jezelf als beoordelaar
geef je je mening.
Voorbeelden:
- Afspraak als ‘tolerantie is basis van onze democratie’ betekent dat tolerantie een belangrijke
waarde is. Niet alleen de basis, maar dat democratie werkt door dat veel mensen tolerantie
belangrijk vinden op een tolerante manier in het leven staan
- “Alles staat of valt bij eerlijkheid”: je drukt een waarde in, ni het leven. Je vindt eerlijkheid
belangrijk, iemands heeft gelogen tegen jou en je zegt dat het zo niet gaat in je vriendschap,
want eerlijk zijn tegen elkaar is een waarde
- “Gezondheid is een kostbaar goed”: je vindt het belangrijk dat een overheid waakt over de
mogelijkheid van haar burgers om gezond te kunnen leven. Als gezondheid een kostbaar
goed is voor de overheid, dan gaan sommige fabrieken dingen niet mogen doen
bijvoorbeeld, om zo mensen te beschermen.
Deugd = karaktereigenschap van een persoon, dus niet alleen gezondheid, tolerantie, geluk, etc.
MAAR iemand kan vriendelijk zijn, eerlijkheid is wel een deugd.
Normen = concrete gedragsbepalingen, specifieke regels die ons voorschrijven wat we moeten of
mogen doen. Een norm is iets anders dan een waarde: het is gebaseerd op een warde of wordt
uitgeleid daarvan. Het is een concreet maken van een waarde. Het drukt een plicht, een permissie of
een verbod uit:
Voorbeelden:
- “Breek nooit je belofte”: concrete gedragsbepaling, een regel
- “Een leugentje om bestwil is toegestaan”: je hebt bijvoorbeeld samen met een vriend iets
uitgepeuterd eu je wordt erover geroepen en je verraad je vriend niet. Je vindt dit ethisch
correct: een uitspraak waarin je een norm uitdrukt dat je af en toe mag liegen als het voor
the greater good is
- “Je moet de waarheid spreken”: norm gebaseerd op de waarde “eerlijkheid”
1.1.2 Afbakening van de ethiek
De ethiek als studiedomein is een deeldiscipline van filosofie. Elke studiedomein heeft sub
disciplines, en de ethiek is een onderverdeling binnen filosofie. Het houdt zich bezig met
waaromvragen en vragen naar waarheid, fundering, oorzaken. Maar het heeft ook een eigen domein
waarin ze actief is, en dat domein wordt in de eerste plaats afgebakend door:
Moreel = wat overeenkomt met de heersende waarden en normen, bv. de zieken verzorgen
Immoreel = wat de heersende waarden en normen schendt, bv. uitsluiting o.b.v. racisme
A-moreel = waarbij geen waarden en normen betrokken zijn, bv. “de zon schijnt op in het oosten”
,De ethiek buigt zich over alles wat op de een of andere manier een waarde uitdrukt of het gebrek
aan waarde.
1.1.3 Moraal en ethiek
Moraal = stelsel van normen en waarden, dat betrekking heeft op het handelen van mensen. Een
moraal is iets wat je toeschrijft aan een bepaalde groep mensen, bijvoorbeeld bij de oude Grieken
stond dapperheid heel hoog.
Stelsel wil zeggen dat er meestal een aantal waarden bij elkaar horen: de oud-Griekse waarden en
normen vormen een soort geheel dat logisch zou genoemd kunnen worden en dat je kan
onderscheiden van de normen en waarden van de christelijke katholieke middeleeuwen. Je gaat door
bronnen kunnen zien wat de moraal is van een bepaalde groep, door studies of disciplines.
Ethiek = stelsel van normen en waarden, die zich richt op de vraag welke normen en waarden we
kunnen rechtvaardigen. Dit is een heel andere vraag dan die van moraliteit: de vraag waarom we
gezondheid zo belangrijk vinden, of eerlijkheid, etc.
1.1.3.1 Ethiek: wetenschappelijke discipline
De ethiek wordt wel als een wetenschappelijke discipline gezien, maar het is een bijzondere
wetenschappelijke discipline. Zie slide 8 PowerPoint. Het antwoord op de vraag in kwestie is niet
van een mening: het is niet iets waarvan je elkaar kan overtuigen op basis van waarden, maar iets
dat je alleen maar kan overtuigen door te verifiëren.
Dit is niet zo in de ethiek: als we ontbuigen over een simpel voorbeeld “mag je liegen, mag je soms
liegen”, dan zal je direct een discussie krijgen.
Kerntaak van de ethiek:
- Niet beschrijven (descriptief): ethiek is niet descriptief, zal wel in antropologie en recht
gebeuren. Daar wordt over bestaande waarden en normen geschreven
- Niet verklaren (oorzaken): “hoe komt het dat in sommige culturen een ideaal is in bepaalde
omstandigheden?” ze gaat niet naar oorzaken zoeken zoals sociologie of geschiedenis
- Geldigheid onderzoeken van waarden en normen: zijn het wel geldige waarden: is zelfmoord
een nobele handeling op een bepaald moment?
1.1.3.2 Rechtvaardiging
Je zal een norm niet rechtvaardigen door de oorzaken ervan te formuleren, maar wel door redenen
te formuleren voor die norm. Welke redenen en waarden kunnen we met goede redenen
formuleren? Wanneer kunnen we spreken van goede redenen?
De ethiek zelf is in zekere zin normatief, ze is niet descriptief, ze probeert geen causale verbanden
aan te leggen, maar probeert in eerste plaats te oordelen. Ze oordeelt over de bestaande normen en
waarden en geeft aan welke normen en waarden we zouden moeten naleven.
Hier is het onderscheid niet meer over moreel en a-moreel, maar wordt er onderscheid gemaakt
tussen moreel en immoreel.
,1.2 Het funderingsprobleem
1.2.1 Uit feiten geen normen
Het heel probleem van ethiek begint bij iets dat een heel simpel feit: er is een logische kloof tussen
zijn en behoren of moeten. Uit de constatering dat iets het geval is (bv dat we allemaal aanwezig zijn
in de zaal), betekent niet dat het ook zo MOET zijn of zo MAG zijn. Uit een feit mag je niet zomaar
een norm afleiden.
Het probleem dat de manier waarop dingen zijn, helemaal geen norm kan zijn: niks zegt dat het zo
moet zijn en het kon even goed anders zijn en het is niet zo dat het altijd zo was, dat het ook zo moet
blijven.
Een van de redenen waarom in de wereldpolitieke problemen zo moeilijk kunnen zijn, is omdat
mensen belangen hebben om een status quo te hebben, dit wil zeggen dat mensen de zaken zo
willen laten als ze zijn en de reden hiervoor is dat het altijd zo was. Dit is geen enkele reden om te
zeggen dat het ook zo moet.
Voorbeeld ongeldige redenering: vlees eten veroorzaakt leed bij dieren, conclusie is dus dat we geen
vlees mogen eten. Elke logicus zal zeggen dat dit geen logische redenering is. Dit is wel deel van de
grote problemen van de ethiek.
Uit feiten kan je geen normen afleiden, en hier zijn 2 verregaande gevolgen aan gekoppeld:
1. Het volledige wetenschappelijke instrumentarium van feiten, verklaringen, experimenteel
bewijs, etc. is niet bruikbaar in de ethiek. Je bent er niks mee met alles wat aangetoond is: je
kan niet afleiden wat je moet doen.
2. De hele (exacte) wetenschap kan geen sluitend argument geven over hoe we ons leven
moeten leiden.
Voorbeeld: vervuiling je kan een studie bestellen van impact van luchtvervuiling,
kankerverwekkende stoffen, etc. Je kan dit studie voorleggen en toch zal je geen enkel argument
vinden om te zeggen dat dat vervuiling niet zou moeten gebeuren. Er ontbreekt iets: we hebben een
normatief argument nodig, er moet dus een element van MOETEN bijkomen. Niet alleen van zijn,
maar van behoren.
Een correcte redenering om normen te rechtvaardigen bevat naast feitelijke, ook normatieve
argumenten.
Voorbeeld geldige redenering: vlees eten veroorzaakt leed bij dieren. Dit kan je op heel veel
manieren aantonen wetenschappelijk. Je hebt premisse “we mogen geen leed veroorzaken bij
dieren” nodig, om zo bij de conclusie “we mogen geen vlees eten” te komen.
Zelfs als de eerste premisse waar is, is de tweede premisse nog steeds ter discussie aan het staan.
Niet iedereen is akkoord met de tweede uitspraak. Als de tweede premisse universeel aanvaard was,
dan zou het geen probleem was, maar het is niet aanvaard, want die bewering zelf moet ook
gestaafd worden. Het is een norm, en die wordt afgeleid uit een waarde, maar welke waarde volgen
we hier dan?
, 1.2.2 Geen ultieme fundering
Funderingsprobleem: Elke norm die we aannemen, moet opnieuw gefundeerd worden. Elke
behoren, vraagt een andere moeten om aan te horen. Er is in de westerse samenleving geen
algemeen aanvaarde geldige basis of bron (bv. God) voor morele normativiteit. Als je dit hebt, dan
heb je een fundament. Neem dat weg, dan krijg je een regressus ad infinitum.
Regressus ad infinitum = een regressie, een steeds achteruitgaan, terug stappen tot in het oneindige.
Elke argument dat je aanraakt kan je weer in vraag stellen.
Het probleem is dat het onmogelijk is om tot een ultieme fundering voor ethische stellingsnamen te
komen. Op een moment komt er een autoriteitsargument: omdat de ouder het zegt, omdat het in de
grondwet staat, etc.
1.2.3 Tussen objectivisme en relativisme
Het wordt steeds moeilijker om te verdedigen dat ethiek een wetenschap is, en als het toch een
wetenschap is, dat is het een heel andere soort dan de meeste anderen. Ze heeft geen ultiem
fundament waarop ze kan teruggaan. Dit maakt haar extra belangrijk, omdat de soort vragen die ze
stelt, vragen zijn waarmee we allemaal geconfronteerd worden. Mensen hebben hiervoor goede
argumenten ontwikkeld en nagedacht over mogelijk consequenties.
Objectivisme = de juistheid van algemene morele uitgangspunten kan bewezen worden. Je kan je een
positie voorstellen die zegt “het is objectief het beste” en heel vaak zijn dat posities die uitgaan van
een religieus fundament in de wereld.
Relativisme = uiteindelijk zijn normen en waarden altijd relatief, het is zinloos om te proberen ze te
rechtvaardigen, want er is geen objectieve uitspraak over mogelijk.
De ethiek zoekt de tussenweg: het heeft zin om algemene morele uitgangspunten te onderzoeken en
na te gaan welke morele consequenties ze met zich meebrengen.
1.2.3.1 Het probleem van relativisme
Normen en waarden zijn relatief: ze hebben een relatie tot iets anders, staan in verhouding tot iets
anders. Ten opzichte van wat zijn normen en waarden relatief? Van elkaar? Nee, want relatief
betekent dat het afhangt van iets anders.
Er zijn 2 manieren om relativisme te begrijpen:
1. Cultuurrelativisme (geografisch en historisch)
a. Voorbeeld: aanvaardbaarheid van de doodstraf: op verschillende manieren gedacht,
gesproken en gehandeld afhankelijk van de culturen en de tijd waarin je leeft. Er zijn
culturen waar het absoluut aanvaardbaar was en culturen waarin het absoluut
immoreel is.
b. De gemiddelde Europeaan zal hier veel minder mee akkoord zijn dan de gemiddelde
Amerikaan, of ten minste zullen er in Amerika veel grotere verschillen zijn.
c. In dit zin, zijn de Amerikanen niet TEGEN de Europeanen, maar de uitspraak is
relatief aan de waarden die in je eigen cultuur dominant zijn.
Door dat verschillende culturen ook verschillende waarden hebben, zullen
er fundamentele verschillen ontstaan in de normen die daar van
toepassing zijn.