Ine Journée Schakelprogramma Communicatiewetenschappen Prof: Katrien Van der Perre
Samenvatting: Mediarecht (K000738)
Algemene informatie
Mediarecht en kernbegrippen van recht
Rechtbank van eerste aanleg De rechtbank van eerste aanleg is de rechtbank met de meest
uitgebreide bevoegdheden, zowel op burgerlijk als op strafrechtelijk
gebied. De rechtbank van eerste aanleg is de algemene rechtbank.
Over het algemeen kan men stellen dat de rechtbank van eerste aanleg
bevoegd is tenzij de andere rechtbanken uitdrukkelijk bevoegd zijn. De
rechtbank van eerste aanleg bestaat uit vier secties die respectievelijk
de burgerlijke rechtbank, de correctionele rechtbank, de familie- en
jeugdrechtbank en de strafuitvoeringsrechtbank genoemd worden. De
familie- en jeugdrechtbank bestaat uit familiekamers en kamers voor
minnelijke schikking die samen de familierechtbank vormen.
Daarnaast bestaan de jeugdkamers die de jeugdrechtbank vormen.
Beroep Bent u het niet eens met de beslissing van de rechtbank van eerste
aanleg, dan kunt u in beroep gaan bij het hof van beroep. In het hof
van beroep zijn kamers voor familiezaken voorzien. Het beroep moet
ingesteld worden binnen de maand nadat u kennis hebt gekregen van
de uitspraak. U moet daartoe een schriftelijk verzoek indienen bij de
griffie van het hof van beroep. Het hoger beroep tegen de vonnissen
van de jeugdrechtbank wordt ingesteld bij verzoekschrift gericht tot
de jeugdkamer van het hof van beroep.
Burgerlijk recht Het burgerlijk recht houdt zich bezig met het oplossen van geschillen
tussen particulieren. Om zaken zo goed mogelijk te behandelen, heeft
deze tak van het privaat recht zich sterk gespecialiseerd en opgesplitst
in onder meer het familierecht (huwelijk, echtscheiding),
contractrecht (verkoop, verhuur), erfrecht (regels in verband met
erfenissen) enz. Het uitgangspunt is dat relaties tussen personen
bewust of onbewust aanleiding geven tot wederzijdse verplichtingen.
De verkoop van een brood bijvoorbeeld veronderstelt dat de klant de
prijs betaalt en dat de bakker hem/haar daadwerkelijk het product
overhandigt. Wanneer de partijen het niet met elkaar eens worden of
wanneer een van hen zich benadeeld voelt, kan de burgerlijke rechter
tussenbeide komen om het conflict op te lossen. De persoon die het
initiatief neemt om een zaak bij een rechtbank aanhangig te maken,
wordt de 'eiser' genoemd en de andere persoon de 'verweerder'. Voor
het gerecht zijn ze allebei gelijk.
Strafrecht Het strafrecht wil de openbare orde handhaven en de veiligheid van
personen en goederen garanderen. De achterliggende gedachte is dat
een maatschappij maar kan functioneren wanneer bepaalde regels en
waarden in acht worden genomen. Het strafrecht is een repressief
recht dat laakbare acties – in het juridisch jargon 'strafbare feiten' –
wil bestraffen. Naargelang de ernst van de feiten wordt een
onderscheid gemaakt tussen drie categorieën strafbare feiten:
overtredingen (bijvoorbeeld te snel rijden, dreigen met geweld),
wanbedrijven (geweld, diefstal) en misdaden (doodslag of moord). De
rechtszaak is een confrontatie tussen de beschuldigde en de
maatschappij (vertegenwoordigd door het Openbaar Ministerie of het
parket) en niet tussen de beschuldigde en het slachtoffer. In een
1
,Ine Journée Schakelprogramma Communicatiewetenschappen Prof: Katrien Van der Perre
strafzaak kan het slachtoffer wel tussenkomen om de strafvordering
tegen de vermoedelijke dader in te stellen wanneer het Openbaar
Ministerie dit zelf niet heeft gedaan. Het slachtoffer dient hiervoor
klacht in bij de politie. De rechter moet nagaan of de persoon de feiten,
die hem ten laste worden gelegd, daadwerkelijk heeft begaan en
naargelang de omstandigheden en de persoonlijkheid van de
beschuldigde een straf bepalen. In het strafrecht gelden boetes en de
gevangenis als belangrijkste straffen; bij wanbedrijven is er sprake van
'opsluiting' en bij misdrijven van 'gevangenisstraf'.
Administratief recht Het administratief recht of bestuursrecht beschrijft de regels waaraan
de overheid zich moet houden bij het nemen van besluiten over
ruimtelijke ordening, milieuvergunningen, vreemdelingenrecht, het
ambtenarenstatuut, openbare aanbestedingen, om er maar enkele op
te noemen. Zowel ondernemingen en openbare besturen als
particulieren worden met administratiefrechtelijke vraagstukken
geconfronteerd.
Strafrechtelijke vordering De strafrechtelijke procedure heeft voorrang op de burgerlijke
procedure.
Burgerlijke vordering De burgerlijke rechter moet wachten tot de strafrechtelijke uitspraak
gebeurd is. Dus de rechter is met andere woorden gebonden door de
vaststellingen in het vonnis.
Grondwettelijk Hof Het Grondwettelijk Hof is een rechtscollege bestaande uit twaalf
rechters die waken over de inachtneming van de Grondwet door de
wetgevers in België. Het kan wetten, decreten en ordonnanties
vernietigen, ongrondwettig verklaren en schorsen wegens schending
van Titel II van de Grondwet (artikelen 8 tot en met 32 over de rechten
en vrijheden van de Belgen), van de artikelen 170 en 172 (wettigheid
en gelijkheid van belastingen) en 191 (bescherming voor
vreemdelingen) ervan, van de bevoegdheidverdelende regels in de
Grondwet en de wetten tot hervorming der instellingen en van artikel
143, § 1, van de Grondwet (het beginsel van de federale loyauteit). Het
Grondwettelijk Hof is dus een bijzonder rechtscollege in België dat
toeziet op de naleving van de bevoegdheidsverdeling tussen de
federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten enerzijds en de
naleving van de grondrechten anderzijds.
Boete Een boete wordt opgelegd bij een overtreding (=strafrecht)
bijvoorbeeld door de politierechtbank. De som geld wordt betaald aan
de Staat.
Schadevergoeding Een schadevergoeding is een som geld die wordt betaald aan de
tegenpartij in het domein van het burgerlijk recht. Het is een
compensatie voor de geleden schade.
Wet De wetten, decreten en ordonnanties staan op gelijk niveau van
elkaar. België kent 3 wetgevende machten: de federale wetgevende
macht, de gemeenschapsmacht en de gewestelijke macht. Een wet
wordt op federaal niveau aangenomen door het federaal parlement
en bekrachtigd en afgekondigd door de Koning.
Decreet Een decreet wordt uitgevaardigd door het Vlaams parlement (of het
parlement van het Waalse Gewest, het parlement van de Franse
Gemeenschap of het parlement van de Duitstalige Gemeenschap) en
door haar regering bekrachtigd en afgekondigd.
Richtlijn Een EU-richtlijn
Verordening Een verordening is een door een overheid vastgesteld algemeen
bindend voorschrift of geheel van bepalingen. Voorbeeld: de
stedenbouwkundige verordening van de stad Antwerpen, die geldt
2
,Ine Journée Schakelprogramma Communicatiewetenschappen Prof: Katrien Van der Perre
voor het ganse grondgebied van de stad. Bij de EU: Een verordening is
rechtstreeks van toepassing in alle lidstaten van de EU, zonder dat de
tussenkomst van de nationale wetgever vereist is. Strijdige nationale
bepalingen dient men als niet geschreven te beschouwen.
Europees Hof van Justitie Het Hof van Justitie ziet erop toe dat de EU-wetgeving in alle landen
van de EU op dezelfde wijze wordt geïnterpreteerd en toegepast. Het
regelt verder juridische geschillen tussen nationale regeringen en
EU-instellingen. In bepaalde omstandigheden kunnen ook
particulieren, bedrijven en organisaties zaken bij het Hof aanhangig
maken als zij menen dat hun rechten door een EU-instelling zijn
geschonden.
Europees Hof voor de Rechten De rechten en vrijheden van de burger worden gewaarborgd door het
van de Mens Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de
Fundamentele Vrijheden dat in 1950 in Rome ondertekend werd. Dit
Verdrag is rechtstreeks toepasselijk binnen onze rechtsorde. Elke
burger die meent dat zijn rechten geschonden worden door een
lidstaat van de Raad van Europa, kan klacht indienen bij het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg. Wel moet de burger
alle rechtsmiddelen in eigen land hebben uitgeput. Hij kan immers ook
rechtstreeks voor de Belgische rechtbanken aanvoeren dat zijn
rechten geschonden zijn, terwijl de rechtbanken en hoven de
bepalingen van dit verdrag rechtstreeks kunnen toepassen.
Inleiding
1 Situering van het mediarecht als rechtsgebied
Gedurende lange tijd geloofde men in de stelling: “De beste perswet is geen perswet”. Vooral in de 19e
eeuw werd ervan uit gegaan dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid in de jonge
parlementaire democratieën het best werden gewaarborgd door afwezigheid van wetgeving en het
achterwege blijven van overheidstussenkomst.
Sedert enkele decennia is er een nadrukkelijkere tussenkomst van de overheid met betrekking tot de
organisatie van de massamedia en de uitoefening van de vrijheid van expressie en informatie. Deze
reglementering, van voornamelijk audiovisuele media, is niet restrictief-censurerend, maar wel
regulerend-organiserend. De regulering is gericht op het waarborgen van doelstellingen van algemeen
belang, zoals:
Pluralisme van het aanbod;
Culturele diversiteit;
Recht op informatie;
Bescherming van minderjarigen;
Eerlijke concurrentie;
Vrijwaren van redactionele onafhankelijkheid tegenover politieke en commerciële druk.
De voorbije jaren is zowel op nationaal als internationaal vlak de trend tot proliferatie1 en profilering van
het mediarecht aanwijsbaar. Op het gebied van wetgeving zien we de volgende tendensen:
Er zijn convergenties op het gebied van technologie, economie en justitie.
Het aantal actoren op de mediamarkt neemt toe.
1
Proliferatie betekent in het algemeen groei of verspreiding. (Wikipedia).
3
,Ine Journée Schakelprogramma Communicatiewetenschappen Prof: Katrien Van der Perre
Dit zorgt voor een toename van het aantal regels en voorschriften. Tevens gaat het gepaard met een
grotere complexiteit.
De rechtspraak werd de voorbije jaren steeds vaker geconfronteerd met rechtsconflicten en knelpunten
op het gebied van mediarecht. Het toenemende aantal beschikkingen, vonnissen en arresten is een gevolg
van zowel het toenemende aantal actoren als de lagere drempel om juridische stappen te ondernemen.
Deze rechtspraak geeft op zijn beurt vaak aanleiding tot nieuwe wetgeving of tot herregulering.
Bronnen
Wet Blijvende verordening, door de overheid
uitgevaardigd
Rechtspraak Het rechtspreken; Rechtspraak is het proces
waarin door een rechter een oordeel wordt
gevormd over een rechtszaak. De rechter spreekt
recht door een rechterlijke uitspraak te doen die
bindend is voor de partijen die betrokken zijn bij de
rechtszaak.; Het geheel van beslissingen van hoven
en rechtbanken vormt de rechtspraak, die ons leert
hoe een rechter de wet in een concreet geval
toepast. Deze rechterlijke uitspraken zijn in theorie
alleen bindend tussen de partijen in het beding. In
de praktijk wordt er wel gekeken naar eerder
gedane uitspraken. Een rechter moet zijn beslissing
steeds motiveren en moet rechtspreken binnen
een redelijke termijn.
Rechtsleer De rechtsleer (ook wel doctrine genoemd) is het
geheel van geschriften gewijd aan het recht door
gezaghebbende auteurs, meestal
rechtsgeleerden.; =het geheel van
wetenschappelijke publicaties over juridische
aangelegenheden (Bv.: je handboek)
4
,Ine Journée Schakelprogramma Communicatiewetenschappen Prof: Katrien Van der Perre
Deze bron van het recht is NIET bindend.
Soorten
Verbod Verboden om bepaalde handelingen te stellen
Gebod De verplichting wordt opgelegd om bepaalde
handelingen te stellen
Recht Wettelijke bevoegdheid
Niveau
Gemeenschap Deelstaat die de Nederlandstalige, de Franstalige
of de Duitstalige bevolking bestuurt
Federaal Nationaal
Europees/internationaal
In aansluiting bij het persrecht en het omroeprecht ontwikkelt zich sinds enige tijd een rechtsgebied dat
wordt aangeduid met de term mediarecht. Aan de rand van dit rechtsbegrip en deels in overlapping ermee
zijn het telecommunicatierecht, het telematicarecht, het informaticarecht en het internetrecht te
situeren, evenals het auteursrecht. Ook de overkoepelende termen communicatierecht en
informatierecht worden in dit verband gehanteerd.
Op het einde van de 18e en het begin van de 19e eeuw ontwikkelde het persrecht zich. Het is verbonden
met de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van de drukpers. Het persrecht ontwikkelde zich vooral
in de rechtspraak. Het persrecht, dat zich overigens op het nationale niveau bevindt, concentreerde zich
rond de wetgeving en rechtspraak betreffende laster en eerroof, het recht op eer en goede naam, de
schending van de goede zeden en het recht van antwoord.
In de 20e eeuw is zich naar het persrecht een rechtsgebied gaan ontwikkelen dat verband houdt met de
regulering van het medium radio, en later ook met de organisatie van de radio- en televisie-instituten, nog
later met de audiovisuele communicatie in het algemeen, inclusief de (kabel)distributie en de audiovisuele
5
,Ine Journée Schakelprogramma Communicatiewetenschappen Prof: Katrien Van der Perre
mediadiensten. Dit rechtsgebied is aangeduid met de term omroeprecht. Het omroeprecht bevindt zich op
het Europese niveau.
Het mediarecht staat ook in verbinding met het auteursrecht. Gebleken is dat de massamedia een
essentiële rol spelen in de auteursrechtelijke exploitatie van culturele producten en informatie. Hierdoor
is het auteursrecht en het recht i.v.m. de massamedia steeds duidelijker bij elkaar betrokken geraakt. Het
economisch belang van de massamedia en de gemeenschappelijke problematiek rond de vrijheid van
expressie en informatie vormen voor zowel het mediarecht als het auteursrecht een kernvraagstuk. Er is
nood aan een parallelle harmonisering binnen de Europese Unie van zowel het auteursrecht als het
mediarecht in functie van het streven naar een Europese media- en informatiemarkt. Het spanningsveld
tussen enerzijds de auteursrechtelijke bescherming van informatie en kunst en anderzijds de expressie- en
informatievrijheid kreeg steeds meer aandacht, evenals conflicten tussen andere intellectuele rechten en
de expressie- en informatievrijheid.
In relatie tot het mediarecht ontwikkelde zich ook reglementering inzake telecommunicatie. Dit gebied
werd het telecommunicatierecht genoemd. Er ontwikkelde zich een beleid en regulering in functie van de
liberalisering van de telecommunicatieactiviteiten. De Europese wetgever heeft hierop zwaar de stempel
gedrukt. Dit bracht op zijn beurt een dynamiek op gang van digitalisering. De grenzen tussen
telecommunicatie, omroep en informatie vervaagden. Deze trend wordt aangeduid met de term
convergentie en doet zich voor op het technische, economische en juridische vlak.
Geconfronteerd met de razendsnelle ontwikkelingen in de computer- en informaticasector en met tal van
juridische problemen die met de aanwending van de informatietechnologie gepaard gaan, ontwikkelde zich
ook een rechtstak die met de term informaticarecht (of computerrecht) is aangeduid. Uit het samengaan
en de koppeling van de telecommunicatie-infrastructuren aan de informaticanetwerken heeft zich de
telematica ontwikkeld en in het verlengde daarvan het telematicarecht. De ontwikkeling van het internet
heeft op zijn beurt een belangrijke invloed gehad op diverse terreinen van het recht, in zoverre dat men
ook van internetrecht is gaan spreken.
Als overkoepelende term voor de hierboven genoemde rechtsgebieden is soms geopteerd voor
communicatierecht. Het communicatierecht heeft aandacht voor de verschillende aspecten van het
communicatieproces vanaf de garing van informatie, over de verwerking en distributie tot en met de
ontvangst van de informatie.
Ontvangst
Garing van info Verwerking Distributie
van info
De aandacht wordt tegenwoordig ook gericht op het centrale object in het communicatieproces, namelijk
de informatie. In het informatierecht staat m.a.w. het maatschappelijk gegeven, informatie, als
rechtsobject centraal. (In het informaticarecht of het telematicarecht is de techniek of de technologie de
gerichte benadering. Dit is anders dan in het informatierecht, waar het om een conceptuele benadering
gaat van de informatie.)
2 Begripsomschrijving en afbakening van het mediarecht
Onder het mediarecht kan worden verstaan “het geheel van rechtsregels met betrekking tot de
communicatievrijheid en de massacommunicatiemiddelen”. Het mediarecht omvat dus:
1) De rechtsregels die het grondrecht van de expressie- en communicatievrijheid waarborgen;
2) De regulering die verbodsbepalingen of beperkingen oplegt aan de expressie- en
communicatievrijheid omwille van de media-inhoud (“content”-restricties);
6
,Ine Journée Schakelprogramma Communicatiewetenschappen Prof: Katrien Van der Perre
3) De regulering met betrekking tot de organisatie en de exploitatie van de media als
communicator/zender, i.e. als bronnen of producenten van media-inhouden;
4) De regulering met betrekking tot de organisatie en de exploitatie van de middelen en kanalen via
dewelke de media-inhouden worden uitgezonden, verspreid of verdeeld, i.e. tot bij een (algemeen
of beperkt) publiek worden gebracht.
3 Kernvraagstuk van het mediarecht
Het kernvraagstuk van het mediarecht houdt verband met het spanningsveld tussen enerzijds de noodzaak
of de opportuniteit tot regulering van de media en de media-inhouden en anderzijds de onthoudingsplicht
van de overheid op het domein van de vrijheid van expressie en informatie. De expressie- en
communicatievrijheid wordt beschouwd als een fundamentele voorwaarde voor en een inherent kenmerk
van een democratische samenleving. Dit is juridisch verankerd in de Belgische Grondwet, het Europees
Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), het
Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten
en Politieke Rechten (IVBPR).
De ratio legis2 van de mediaregulering is gebaseerd op de bescherming van het algemene (staats)belang,
belangen van de bevolking of groepen in de samenleving (=collectieve belangen) of op de
rechtsbescherming van de individuele belangen van de burger (bescherming van de eer en goede naam,
privacybescherming). Regulering vindt ook een bestaansreden in morele, filosofische-ideologische,
politieke, economische, militaire, culturele of informatiepolitieke overwegingen of doelstellingen. Vb.
openheid, openbaarheid, gewaarborgde beschikbaarheid en vrije circulatie van informatie,
eigendomsrechten, waarborgen pluralisme en niet-discriminatie, monopolieaanspraken en
exclusiviteitsrechten, inhoudelijke beperkingen en correcties op free flow of information.
Deel 1: De vrijheid van expressie en informatie:
grondrechtelijke bescherming, restricties en aansprakelijkheid
Hoofdstuk 1: De grondwettelijke bescherming van de vrijheid van meningsuiting
en van de persvrijheid
1 Algemene situering
De Belgische grondwet van 1831 garandeert de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid als
fundamenteel vrijheidsrecht waardoor elk individu het recht heeft zijn mening te uiten. Daarnaast heeft elk
individu het recht teksten te publiceren via de drukpers. De klemtoon ligt op het actief recht van de burger
om als zender of communicator meningen, opinies, denkbeelden te uiten en te publiceren. Door het
verbod van preventieve maatregelen wordt aan de overheid een onthoudingsplicht opgelegd met
betrekking tot de uitoefening van de pers- en uitingsvrijheid.
Art. 19 Gw.: “De vrijheid van eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid om op elk
gebied zijn mening te uiten, zijn gewaarborgd, behoudens bestraffing van de misdrijven die ter gelegenheid
van het gebruikmaken van die vrijheden worden gepleegd.” (Wetboek p I.-7)
Art. 25 Gw.: “De drukpers is vrij; de censuur kan nooit worden ingevoerd; geen borsteling kan worden geëist
van de schrijvers, uitgevers of drukkers.” (Wetboek p. I-8)
2
Ratio legis: De strekking van de wet
7
, Ine Journée Schakelprogramma Communicatiewetenschappen Prof: Katrien Van der Perre
Art. 150 Gw.: “De jury wordt ingesteld voor alle criminele zaken, alsmede voor politieke misdrijven en
drukpersmisdrijven, behoudens voor drukpersmisdrijven die door racisme of xenofobie ingegeven zijn.”
(Wetboek p. I.-11)
De vervolging van drukpersmisdrijven dient dus te gebeuren voor het hof van assisen (volksjury).
Drukpersmisdrijven die ingegeven zijn door racisme of xenofobie, worden behandeld door de correctionele
rechtbank.
De kenmerken van deze grondwettelijke bescherming van de vrijheid van meningsuiting en van de
persvrijheid kunnen als volgt schematisch worden samengevat:
1) Verbod van (preventieve) censuur;
2) Repressieve sanctionering is mogelijk, indien de wet een bepaald gebruik van de expressievrijheid
als een misbruik strafbaar stelt;
3) Het hof van assisen is bevoegd inzake drukpersmisdrijven, behoudens voor drukpersmisdrijven die
door racisme of xenofobie ingegeven zijn (Art. 150 Gw.);
4) Volgens de regel van de getrapte verantwoordelijkheid geldt de exclusieve aansprakelijkheid van
achtereenvolgens de schrijver, de uitgever, de drukker of de verspreider (indien bekend en
woonplaats in België) in geval van drukpersmisdrijf. (Art. 25 Gw.)
Toepassing: uitzendverbod Koppen
In een uitzending van Koppen over grooming werd een fictieve naam gebruikt. Deze naam werd gebruikt
voor een profiel op sociale media om het fenomeen grooming te onderzoeken. De uitzending werd
aangekondigd en iets later kreeg de redactie het bericht dat er een uitzendverbod was bekomen via
kortgeding3 op éénzijdig verzoekschrift. Dit was omdat de fictieve naam sterk leek op een bestaande naam.
De VRT ging in beroep via derdenverzet4.
We spreken hier van het “Barbra Streisand”-effect. Het “Barbra Streisand”-effect is het verschijnsel dat
pogingen van een persoon of instantie om informatie te verbergen of te verwijderen, juist de aandacht
trekken. Zodra pogingen een onderwerp uit het nieuws te houden worden opgepikt door de media, wordt
het publiek nieuwsgierig, waardoor men er in groten getale kennis van gaat nemen. De naam verwijst naar
de actrice Barbra Streisand, die in 2003 probeerde middels een rechtszaak een luchtfoto van haar huis in
Malibu van een website verwijderd te krijgen, omdat deze foto haar privacy zou schenden. Toen het proces
in het nieuws kwam, samen met de URL van de foto, wist iedereen het huis van Streisand te vinden.
Ook het programma Telefacts kreeg eerder al een uitzendverbod.
2 Aanvullende waarborgen
Er gelden enkele bijzondere wettelijke voorschriften in geval van strafrechtelijke vervolging van
drukpersmisdrijven ter bescherming van de vrijheid van de drukpers:
Hij die beticht wordt van een drukpersmisdrijf, kan niet in voorhechtenis genomen worden. (Art.
9 Decreet op de drukpers – Wetboek p. VI.-116)
Er geldt een korte verjaringstermijn voor een reeks drukpersmisdrijven die kritiek uitoefenen op
het openbaar gezag of bepaalde publieke personen. (Art. 12 Decreet op de drukpers – Wetboek
p. VI.-116)
3
Een kort geding is een versnelde civiele procedure voor zaken waarbij de eiser niet kan wachten op de afloop
van een gewone procedure.
4
Het derdenverzet is een buitengewoon rechtsmiddel. Dit rechtsmiddel kan aangewend worden door iemand
die geen partij was bij een geding, maar waarbij de beslissing die daarin werd gewezen hun rechten heeft
benadeeld. Derdenverzet kan zowel voor de burgerlijke rechtbanken ingesteld worden, als voor de
strafgerechten die uitspraak hebben gedaan over burgerlijke belangen. Eindbeslissingen, alsook voorlopige
beslissingen, zelfs al zijn deze bewarend van aard, kunnen voorwerp uitmaken van derdenverzet.
8