Samenvatting module A-1 vitale functies en klinisch redeneren
14 vues 0 fois vendu
Cours
Minor obstetrie
Établissement
Hogeschool Leiden (HSL)
Book
Anatomie en fysiologie, met MyLab NL toegangscode 6e editie
Module A-1 is onderdeel van de HBO-V opleiding.
Ik heb de minor obstetrie gedaan en daarvoor heb ik deze samenvatting gemaakt.
Zeer handige samenvatting!
Zie inhoudsopgave voor behandelde onderdelen
Veel illustraties/plaatjes ter verduidelijking!
Meegemaakte casus:
Patiënte 30 jaar, G2 P1. Primaire sectio caesarea dag 0 waarna zoon 4250gr op NICU
Kraamvrouw ziet wit, bedrust, heeft het warm, buikpijn boven de wond over gehele breedte buik
maar vooral rechtsonder, bolle buik, fundus N-1, windjes laten, NaCl st 104 en perfussor 75mg
prednison per 24 uur (st 2). T 38.0 RR80/45 (voorgaande RR’s 110/60) pols 85 regelmatig ah12, UP
40cc/uur, bij bewustzijn. Kolft niet. Nog geen ontlasting gehad tijdens opname. Wond ziet rustig.
Normaal vloeien. VAS0 in rust , 8 bij bewegen
Bijv. koorts -> hypothalamus (in hersenen, is onderdeel van neurologisch systeem) geeft signaal af
om lichaamstemperatuur te verhogen -> lichaam verhoogt stofwisseling -> zuurstofbehoefte van
lichaam wordt hoger (respiratie) , ademfrequentie stijgt -> verhoogde hartslag om O2 rond te
pompen en stijgende bloeddruk (circulatie) door vasoconstrictie -> milieu interne raakt beïnvloed
2
,doordat patiënt meer gaat transpireren -> in 2e fase gaan nieren vocht vasthouden waardoor patiënt
minder gaat plassen
EMV (Eye opening, best Motor response, best Verbal response)
E:
4: Opent ogen spontaan
3: Opent ogen op aanspreken
2: Opent ogen op pijnprikkel
1: Opent ogen niet
M:
6: Voert eenvoudige opdracht uit
5: Lokaliseert een pijnprikkel
4: Normale flexie op pijnprikkel
3: Abnormaal buigen op pijnprikkel
2: Extensie op pijnprikkel
1: Geen reactie op pijnprikkel
V:
5: Georiënteerd in tijd, plaats en persoon
4: Conversatie mogelijk, doch verward
3: Spreekt, maar geen conversatie mogelijk
2: Kreunt alleen
1: Geen verbale uitingen
Het klinisch redeneren bestaat uit verschillende stappen. Deze stappen zijn als volgt:
1. oriëntatie op de situatie;
2. beoordelen van de gegevens en vaststellen van de gezondheidsproblemen van de patiënt;
3. bepalen van de urgentie van de vastgestelde gezondheidsproblemen;
4. keuze en uitvoering van de interventies passend bij de gezondheidsproblemen.
Probleem (P) de etiologie of oorzaak (E) en de symptomen (S).
Er zijn verschillende soorten etiologie (Carpenito (Schoot and Stevens 2000))
- Pathofysiologische factoren: deze houden verband met ziekte en stoornissen
- Factoren in relatie tot de behandeling, bijv. een dieet
- Situationele factoren, dit zijn factoren die samenhangen met de omgeving van de persoon
bijv. werk, sociaal-economische status en waarden en normen
- Factoren die samenhangen met de ontwikkelingsfase van mensen, bijv. zwangerschap,
puberteit en naderend levenseinde.
3
,EWS en SBAR e-learning:
Het Spoedinterventiesysteem (SIS) bestaat uit een drietal componenten met een aantal interventies:
De afferente component, bestaande uit:
- Vroegtijdige signalering van vitaal bedreigde patiënten
- Oproepprocedure
De efferente component, bestaande uit:
- Samenstelling Spoedinterventieteam (SIT)
o Een fellow IC
o Een IC verpleegkundige
o Etc
- Verantwoordelijkheden SIT en hoofdbehandelaar
- Oproepbaarheid SIT
De borgingscomponent, bestaande uit:
- Evaluatie en feedback
3 doelstellingen van spoedinterventieteam (SIT) 99182
- vervullen van vroegtijdige consultatieve functie:
ondersteuning geven aan de verpleegkundige en
arts op de verpleegafdeling bij een vitaal
bedreigde patiënt
- kennis van de IC naar de verpleegafdelingen
brengen: ICU without walls
- geven van praktijkonderwijs aan
arts(assistenten) en verpleegkundigen: bed-side
teaching
,Longen regelen pH door meer of minder uitstoten van CO2. Het lichaam reageert op CO2 alsof het
een zuur is, dit is het eigenlijk niet. HCO3- wel/niet uitscheiden via urine
De hoeveelheid CO2 in het bloed vind je in het bloedgas terug als pCO2. Normaalwaarde 4,6 e 6.0kPa
(of 35-45mmHg)
Metabole acidose – als de pH in het bloed omhoog gaat, bijv bij stofwisselingafwijkingen, shock,
slechtgeregelde diabetes
Respiratoir alkalose – bijv door hyperventileren raak je veel CO2 uit, bijv bij angst, koorts, pijn, bijv bij
langdurig braken, of door te veel diuretica
Als pCO2 stijgt, bijv door te veel opiatengebruik waardoor je onvoldoende ademt, gaat pH omlaag.
Nieren zullen bicarbonaat (base) vasthouden, om pH te laten stijgen
Zuur-base-evenwicht
Temperatuurregulatie
Temperatuurregelcentrum is de hypothalamus.
Bleekzien is een warmtebesparende reflex
Spiercontracties van huid (kippenvel) is warmtebesparende reflex
Verhogen spierspanning is warmtebesparende reflex
Verlaging spiertonus en rustig aan doen is warmteafgifte bevorderend
Spiercontracties is warmtebesparende reflex
Hypothermie bij T<35 graden Celsius
Hyperthermie bij T>38 graden Celsius
Bij de celstofwisseling wordt zuurstof en glucose omgezet in water en kooldioxide (CO2). Bij dit
omzettingsproces komt warmte vrij. Ook in rust is er een metabolisme, dit is het basaalmetabolisme.
Volgorde fysiologische processen bij lage lichaamstemperatuur: prikkeling nervus sympaticus ->
concentratie adrenaline stijgt in het bloed -> stijging metabolisme / stofwisseling -> vasocontrictie ->
extra warmte
In welke 2 organen komt meeste warmte vrij als neveneffect van toename van celstofwisseling?
Lever + hersenen
De warmte die vrijkomt bij celstofwisseling wordt actief en passief getransporteerd naar de rest van
het lichaam.
5
, Actief transport van warmte: de bloedstroom voert de warmte die vrij is gekomen bij de
stofwisselingsprocessen af naar de rest van het lichaam. Dit is snel warmtetransport.
Passief transport van warmte: de warmte wordt op basis van inwendige geleiding aan koudere delen
afgegeven.
Organen die betreft temperatuur bij de kern horen: alvleesklier, darmen, hart, hersenen, lever,
longen, nieren, schildklier
Organen die betref temperatuur bij de schil horen: extremiteiten, huid, onderhuids weefsel,
oppervlakkige spieren
Lage omgevingstemperatuur -> lagere huidtemperatuur -> relatief grote schil
Hoge omgevingstemperatuur -> hogere huidtemperatuur -> relatief grote schil
Grote lichamelijke inspanning -> hogere huidtemperatuur -> relatief kleine schil
Deltatemperatuur
De deltatemperatuur geeft aan het verschil tussen kern- en schiltemperatuur.
Tevens geeft het informatie over de perifere circulatie.
De normale deltatemperatuur is ca. 1,5 °C.
De volgende gevaren zijn aanwezig bij afwijkende deltatemperaturen:
- Bij een deltatemperatuur van meer dan 4°C is er sprake van een sterke perifere
vasoconstrictie, om de warmte in de kern van het lichaam te houden. Gevolgen hiervan zijn
afkoeling/ onderkoeling en hypovolemie in de perifere circulatie.
- Bij een deltatemperatuur van 0°C is er sprake van een perifere vasodilatatie waarbij het
gevaar van warmtestuwing en hypovolemie aanwezig is.
Warmte-afgifte en warmte-opname
Via de huid wordt warmte opgenomen en warmte afgegeven. Deze warmteoverdracht vindt plaats
op basis van de volgende 4 mechanismen:
- Radiatie (warmte-uitstraling)
o Warmere objecten stralen warmte uit naar hun koudere omgeving. Wanneer de
omgevingstemperatuur hoger is dan de lichaamstemperatuur, neemt het lichaam
door warmte-uitstraling vanuit de omgeving de warmte op.
o Onder normale temperatuuromstandigheden vindt 60% van de warmteafgifte via
radiatie plaats.
o Bed bij raam, kruik, warme kamertemperatuur, weinig kleding, zon
- Conductie (warmtegeleiding)
o Door direct contact met koude objecten stroomt warmte vanuit de huid daar
naartoe. Andersom kan de huid verwarmd worden door warme objecten.
o Coldpack, infuusvloeistoffen, koud matras, sondevoeding, warme handen, weinig
kleding
- Convectie (luchtstroming)
o Door de luchtstroming kan de warme lucht vlakbij de huid weggevoerd worden.
Hierdoor kunnen verdamping en warmte-uitstraling beter plaatsvinden.
o Airconditioning, weinig kleding
- Evaporatie (verdamping)
o Voor verdamping van relatief weinig water is er veel warmte nodig. Deze wordt aan
de huid onttrokken. Verdamping levert daarmee aanzienlijke verkoeling op.
6
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur bovanvaneveld. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,19. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.