Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Cijfer 8.2 Samenvatting klinsche psychologie deel 1 PB0104 €5,99   Ajouter au panier

Resume

Cijfer 8.2 Samenvatting klinsche psychologie deel 1 PB0104

 35 vues  1 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Samenvatting van de hoofdstukken 1 t/m 10 van het boek Klinische psychologie, Module klinische psychologie 1 persoonlijkheidstheorieën en psychopathologie. Aangeboden door de Open Universiteit. Zeer compleet en alle benodigde stof voor het eerste deeltentamen. Cijfer 8.2

Aperçu 7 sur 60  pages

  • Non
  • Hoofdstuk 1 t/m 10
  • 7 juin 2023
  • 60
  • 2022/2023
  • Resume
avatar-seller
Klinische psychologie Van der Molen, Simon, van Lankveld

Hoofdstuk 1: Over klinische psychologie en “ abnormaal gedrag”.

Het vakgebied:

Klinische psychologie houdt zich vooral bezig
met gedrag dat afwijkt van een bepaalde
norm, met name afwijkingen die lastig zijn
voor de persoon zelf of voor zijn omgeving.

Afwijkingen van de norm kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van het menselijk functioneren:

1. Aspecten van de individuele persoon: Er kan sprake zijn van afwijkend gedrag, afwijkende gedachten of afwijkende
belevingen. Deze kunnen afzonderlijke optreden, maar in veel gevallen is er sprake van een combinatie. Komt omdat
deze dikwijls samenhangen.
2. Aspecten met betrekking tot relaties met anderen: Bijv agressief gedrag of overmatig ontdekken. Deze
afwijkingen hebben weer invloed op het gedrag, gedachten en belevingen binnen het individu.

Essentieel hier is dat “ abnormale gedragingen, gedachten en gevoelens alleen kunnen worden verklaard tegen de
achtergrond van normale processen. Kennis van de “normale” psychologische functies (waarnemen, denken en geheugen),
van de “normale” ontwikkeling, van de sociale psychologie en de persoonlijkheidspsychologie is nodig om de afwijkingen
van de norm te kunnen vaststellen en begrijpen.

De klinisch psycholoog vs de psychiater:


Klinisch psycholoog: Psychiater:

Vakgebied: Diagnostiek en behandeling van mensen Diagnostiek en behandeling van mensen
met psychische problemen. met psychische problemen.

Opleiding: Academische opleiding Psychologie. 4 jaar Academische opleiding Geneeskunde. 6
met Master-specialisatie klinische jaar. Specialisatie psychiater 4 jaar.
psychologie + 4 jarige postmaster
opleiding klinische psycholoog

Vaardigheden: Methodologische beter onderlegd. Meer kennis van biologische aspecten
mentale stoornissen. Mag psychofarmaca
voorschrijven.


Aspecten van “ abnormaal gedrag”:

Seligman, Walker en Rosenhan onderscheiden 7 factoren die bepalen of gedrag als abnormaal of pathologisch wordt
beschouwd. Hoe meer factoren en hoe meer zij op de voorgrond staan, hoe eensgezinde mensen zullen zijn in het
beoordelen van gedrag in termen van normaal of abnormaal. Zullen zelden allemaal aanwezig zijn en er is niet per de nitie
sprake van een psychische stoornis:

1. Persoonlijk lijden: Bij psychische stoornissen lijden de personen erg onder hun problemen. Maar een psychische
stoornis hoeft niet perse met persoonlijk lijden gepaard te gaan.



Gemaakt door Nangela Korten Pagina 1 van 60



fi

,Klinische psychologie Van der Molen, Simon, van Lankveld

2. De (dis)functionaliteit van gedrag: De mate waarin gedrag het dagelijks functioneren en het welbevinden van het
individu ondermijnt, bepaald in sterke mate de beoordeling van (ab)normaliteit. In het bijzonder m.b.t. beroepsmatig
functioneren en bevredigende relaties met anderen onderhouden. Gedragingen kunnen ook disfunctioneel zijn omdat
zij het welbevinden en het functioneren van anderen verstoren. Maar niet elk gedrag dat het functioneren van anderen
verstoord is per de nitie een psychische stoornis.

3. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag: Als mensen in het gedrag van een ander geen logica of zin kunnen
ontdekken, zijn zij geneigd die ander als abnormaal te bezien.

4. Onvoorspelbaarheid en controleverlies: In een onvoorspelbare omgeving zullen velen zich kwetsbaar en bedreigd
voelen. Seligman en collega’s (2001) onderscheiden 2 typen situaties waarin gedrag dikwijls als controleverlies of verlies
aan zelfbeheersing ( en daardoor vaak als abnormaal) zal worden geïnterpreteerd:
• Situaties waarin de regels die gewoonlijk het gedrag van een persoon sturen plotseling niet meer werkzaam zijn,
bijv altijd vriendelijke man die ineens agressief word. Dit ziet men snel als abnormaal.
• Situaties waarin de toeschouwer de oorzaak of aanleiding van het gedrag dat hij waarneemt, niet kent en op dat
moment ook niet kan achterhalen.

5. Opvallend en onconventioneel gedrag: Gedrag dat sterk afwijkt van de wijze waarop wij onszelf gedragen zullen
eerder als abnormaal of op zijn minst ongebruikelijk bestempeld worden. Is dit gedrag opvallend dan krijgt het nog
sneller het stempel “ abnormaal”. Wat opvallend is heeft ook te maken met frequentie. Gedrag dat sociaal onwenselijk en
daarbij ook nog opvallend is word als pathologisch beschouwt. Maar opvallend gedrag dat wenselijk wordt geacht en
alleen in statische zin afwijkt zal daarin tegen niet snel als pathologisch worden beoordeeld.

6. Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt: Als iemand gedrag vertoont waarmee de
ongeschreven regels (impliciete sociale verwachtingen / restregels (Scheff) ) in een bepaalde cultuur worden
overschreden, kan dat bij anderen een gevoel van ongemak (observer discomfort) teweegbrengen. Het ongemakkelijke
gevoel dat kan ontstaan door dergelijke overtredingen vergroot de kans dat de toeschouwer deze gedragingen
“abnormaal" vindt.

7. Het overtreden van morele normen: Er wordt ook een moreel oordeel geveld over het gedrag van anderen, vaak in
termen van goed en kwaad, hierbij worden slechte gedragingen vaak als “abnormaal” gezien. Tevens hebben mensen
ideeën over hoe anderen zich idealiter zouden moeten gedragen. Naarmate het gedrag minder overeenkomt met dit
beeld neemt de kans toe dat zij het desbetreffende gedrag “ abnormaal” vinden.

Definitie Psychische stoornis (APA 2014):

“ Een syndroom, gekenmerkt door klinisch signi cante symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de
emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van een disfunctie in de psychologische, biologische, of
ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren. Psychische stoornissen gaan gewoonlijk
gepaard met signi cante lijdensdruk of beperkingen in het functioneren op sociaal of beroepsmatig gebied of bij andere
belangrijke bezigheden. Een reactie op een veelvoorkomende stressor of een verlies, bijvoorbeeld het overlijden van een
dierbare, die te verwachten valt en cultureel wordt geaccepteerd, is geen psychische stoornis. Sociaal deviant gedrag (politiek,
seksueel of religieus bijvoorbeeld) en con icten die zich vooral afspelen tussen een individu en de maatschappij zijn geen
psychische stoornissen, tenzij de deviantie of het conflict het gevolg is van disfunctioneren van het individu, zoals in het
voorgaande wordt beschreven. “

• De nadruk ligt hier op de nadelige gevolgen die een gedrags-of psychologisch syndroom voor de betrokkene kan hebben.
• In de DSM-5 wordt nadrukkelijk gesteld dat het systeem geen mensen classi ceert, maar stoornissen die mensen hebben.
Gemaakt door Nangela Korten Pagina 2 van 60



fi fl fi fi

, Klinische psychologie Van der Molen, Simon, van Lankveld


3 uitsluitende omstandigheden:

1. Te verwachten en cultureel aanvaarde reacties: Rouwreacties zijn bijv. geen mentale stoornis, alleen wel als deze
na bijv een jaar nog steeds ernstige en aanhoudende verdriet- en rouwreacties vertoont.
2. Langdurig deviant gedrag: Gedrag dat voortvloeit uit het behoren tot een politieke, religieuze of seksuele
minderheid. Tevens gedragingen die samenhangen met de religieuze overtuiging of etnische achtergrond van een
persoon en gangbaar zijn in de (sub)cultuur waarvan diegene deel uitmaakt.
3. Niet voortkomend uit persoonlijk con ict tussen het individu en de maatschappij: Bijv excentrieke
kunstenaars, men wilde niet dat deze als mentaal gestoorden worden beschouwd.

Er zijn verschillende modellen die uitspraken mogelijk maken over het onderscheid tussen normaal en abnormaal gedrag:

Het statistisch model:

Uitgangspunt van dit model is dat menselijke
eigenschappen (zoals intelligentie of de
geneigdheid om angstig te reageren) min of
meer normaal verdeeld zijn. Van abnormaliteit
wordt dan gesproken bij extreem lage of extreem
hoge scores op schalen waarmee deze
eigenschappen betrouwbaar en valide worden
gemeten. Abnormaal heeft hier een statistische
betekenis.

Kritiek op dit model:

• Waar ligt precies de grens tussen normaal en abnormaal? Is gebaseerd op een dimensionele benadering van
psychopathologie . In de bijbehorende handleidingen wordt dan niet een te strakke grens getrokken maar krijgen de
verschillende scores een betekenis in termen van zeer laag tot zeer hoog.
• Het speci ceert niet hoe ongewoon gedrag moet zijn om het abnormaal te kunnen noemen; Sommige vormen van
psychopathologie zijn zeer uitzonderlijk (bijv genderidentiteitstoornis). Het statistische model is hier niet toereikend
omdat deze eigenschap absoluut niet normaal verdeeld is.
• Het model maakt geen onderscheid tussen statistische afwijkingen die gepaard gaan met individueel lijden en
afwijkingen waarvoor dat niet geldt. Vele, statistisch uitzonderlijke, gedragingen of eigenschappen zijn niet pathologisch.

Het medisch of ziektemodel:

Veel klinisch psychologen/psychiaters menen dat
men onderliggende mechanismen van
psychische stoornissen moeten worden
onderzocht. Deze kunnen somatogeen of
psychogeen zijn.



Somatogeen: Een lichamelijke aandoening ligt ten grondslag aan de psychische stoornis.
Psychogeen: Een psychologische mechanisme ligt ten grondslag aan de psychische stoornis.


Gemaakt door Nangela Korten Pagina 3 van 60



fi fl

, Klinische psychologie Van der Molen, Simon, van Lankveld

Volgens de aanhangers zijn psychische stoornissen vergelijkbaar met somatische ziekten en dus het beste te verhelpen door
de onderliggende mechanismen te bestrijden. Voor zover dergelijke mechanismen aantoonbaar zijn is dit model goed te
verdedigen, bijv psychosen die ontstaan door neurologische defecten. Er worden 2 partijen onderscheiden, de therapeut en
de patiënt. De rol van de patiënt is een afhankelijke, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de keuze van de
behandeling ligt bij de therapeut. Hierbij wordt er bij de behandeling van mensen met psychische problemen van therapie
gesproken.

Kritiek op dit model:

• Bij vele psychische stoornissen is er nog geen eenduidig onderliggend mechanisme aangetoond, zodat het twijfelachtig of
er wel sprake is van een ziekte. Daardoor is er wellicht ook geen genezing. Er is een tegenstelling (Szasz): Voor de bepaling
van de aanwezigheid van psychische stoornissen worden veelal psychische en ethische normen gebruikt, voor de
behandeling veelal medische termen. Bij de meeste stoornissen zou het gaan om afwijkingen van deze psychosociale /
ethische normen en niet om medische afwijkingen. Begrip mental illness zou vervangen moeten worden door problems
in living. De term geestesziekte zou men moeten reserveren voor stoornissen met organische oorsprong.
• Het gebruik van begrippen als ziekte, therapie en het bekend staan als psychiatrisch patiënt zou stigmatisering in de hand
werken.

Labeling-theorie (Goffmam: 1961, Scheff: 1966, 1974) : De bestempeling als psychiatrisch patiënt wordt een
selfful lling prophecy. Het is moeilijk om, als men eenmaal als geestesziek te boek staat, weer van dat etiket af te komen. Het
is wel goed mogelijk dat de tolerantie jegens mensen met psychische stoornis inmiddels is toegenomen. Desondanks bestaat
de angst om gestigmatiseerd nog steeds en weerhoudt het er mensen van om hulp te zoeken.

Het leer- of onderwijsmodel:

Authier en collega’s. Een alternatief voor het medisch
model, met name voor stoornissen zonder duidelijk
organische oorzaken. Stoornissen zijn ontstaan door
verkeerd verlopen leerprocessen. De leraar reikt
kennis en vaardigheden aan die kunnen bijdragen tot
de vermindering of ophef ng van de tekorten bij de
leerling. Met als uitgangssituatie een persoonlijk
probleem i.p. v ziekte en ‘bepalen van het leerdoel’
i.p.v. het stellen van een diagnose. Men spreekt over ‘vaardigheidstekorten’ i.p.v. stoornissen en noemt therapie hierin het
‘uitvoeren van het onderwijsprogramma’.

3 redenen waarom sommige dit prefereren aan het medisch model:

1. In alle fasen van het model de nadelige bijbetekenissen van het medisch model worden vermeden. Kans op
stigmatisering is kleiner.
2. Doet meer recht aan de eigen verantwoordelijkheid van mensen met een persoonlijk probleem. De leerling heeft een
veel actievere rol.
3. Doet meer recht aan hetgeen wat er daadwerkelijk plaatsvindt bij psychologische hulpverlening, voor zover het gaat over
hulp aan mensen die nog als verantwoordelijk voor zichzelf en dus als aanspreekbaar worden beschouwd.

Demarcatie- of afgrenzingscriterium: Het belangrijkste criterium wat betreft de grens tussen ziekte en gezondheid is
gelegen in de begrippen verantwoordelijkheid en aanspreekbaarheid. Zolang dit er nog is kan iemand zelf de
verantwoordelijkheid dragen, aangesproken worden en wordt hij niet als ziek beschouwd.

Gemaakt door Nangela Korten Pagina 4 van 60



fi fi

,Klinische psychologie Van der Molen, Simon, van Lankveld




•Leidt wel tot een meningsverschil met Szasz, die aantoonbare
organische afwijkingen als criterium voor (geestes)ziekte hanteert.
•Volgens de DSM-5 zijn er wel een aantal stoornissen, zonder
organische oorsprong, waarbij men mag twijfelen aan de eigen
verantwoordelijkheid van de persoon. Het demarcatiecriterium van
het leer- of onderwijsmodel spreekt dan wel van een ziekte en kan de
behandeling als therapie worden beschouwd.
•In de meeste gevallen zullen aanhangers de eigen
verantwoordelijkheid accentueren door het spreken over
‘levensproblemen’ en om het leerelement te benadrukken gebruiken
zijn de term ‘ in behandeling’.




Gemaakt door Nangela Korten Pagina 5 van 60

,Klinische psychologie Van der Molen, Simon, van Lankveld




Hoofdstuk 2: Neurobiologische benaderingen van psychopathologie.

Er is niet 1 overkoepelende theorie als het gaat om biologische determinanten van psychopathologie. Momenteen
domineren het klinisch-genetische en het cognitief-neurologische perspectief.

Een historische schets:

Buikhuisen (criminoloog) stelde eind jaren 70 voor om onderzoek te verrichten naar de rol van neurobiologische factoren in
het gedrag van jonge delinquenten.

Reductionisme: De loso sche en wetenschappelijke opvatting, volgens welke de natuur van complexe entiteiten steeds
herleid kan worden tot meer fundamentele entiteiten. Een wetenschapper zal zoeken naar 1 of een beperkt aantal
onderliggende mechanismen om veel van het gedrag te verklaren. Kan gezocht worden in; Maatschappelijke
omstandigheden, psychologische leerprincipes maar ook biologische processen.

Kritieken op het argument van Buikhuisen waren:

• Hij reduceerde delinquent gedrag tot een medische oftewel biologisch probleem.
• Biologisch onderzoek naar psychopathologische gedrag kan uitmonden in gevaarlijke toepassingen.

Frontale lobotomie: Portugese neuroloog Monitz verwijderde het voorste gedeelte van de hersenen bij mensen nadat hij
had gehoord dat apen hier rustiger van werden. Deze behandeling werd overgenomen door Amerikaanse en Europese
neurochirurgen waarna tussen 1935 en 1955 duizenden patiënten werden behandeld. Dit zonder onderzoek of empirische
basis.

• Een voorbeeld van een positieve op biologische theorie geënte behandeling is de ontdekking van antipsychsotische
medicatie (neuroleptica).
Gemaakt door Nangela Korten Pagina 6 van 60



fi fi

, Klinische psychologie Van der Molen, Simon, van Lankveld


Broca’s afasie: Beschreven door Paul Broca. Een beschadiging aan de linkerfrontaalpwab, bijv hersenbloeding, leidt tot een
taalstoornis waarbij de persoon langzaam, slecht articulerend en in telegramstijl spreekt.

Het principiële argument voor de biologische benadering is dat hersenen in hoge mate betrokken zijn bij de totstandkoming
van (psychopathologische) gedrag, staat sinds Broca’s afasie ook echt vast. De volgende aanname was dat disfunctionerende
hersenen (mede) ten grondslag kunnen liggen aan psychopathologisch gedrag. In de 20ste eeuw werd het eerste grote
succes van biologisch onderzoek gemeld. De systematische benadering; Vaststellen van het syndroom, opsporen van de
biologische oorzaak v/h syndroom en de behandeling gericht op die biologische oorspraak, is nog steeds een inspirerend
voorbeeld. Zie dementia paralytica:

Dementia paralytica: Patienten vertonen aanvankelijk bizarre gedragingen en rapporteren waarachtige ideeën. Later zijn
er diverse cognitieve disfuncties en weer later vertoont de patiënt neurologische uitvalsverschijnselen. Duitse neuroloog
Krafft-Ebing toonde, via een experiment, aan dat het syndroom werd veroorzaakt door sy lis. Deze infectie tast de hersenen
aan en veroorzaakt psychiatrische symptomen.

Tegenwoordig ligt de nadruk op meer op de relatie tussen biologische en psychologische processen en met name hoe deze
interacteren. De samenhang tussen psychische processen en neurobiologische functies staat centraal. Dit ziet men ook terug
in externaliserende en internaliserende stoornissen Deze zijn een uiting van onder- of overregulatie van emoties.

Internaliserende problematiek: Gekenmerkt door emotionele instabiliteit en een verstoord affect, teruggetrokken en
geremd gedrag. Vooral storende voor de persoon zelf.

Externaliserende problematiek: Gekenmerkt door gedragsproblemen, wat tot uiting komt in agressief, antisociaal en
impulsief gedrag. Vooral storend voor de omgeving.

Psychopathologie: Een genetisch perspectief.

Bij het genetisch onderzoek wordt over het algemeen gebruik gemaakt van een drietal bronnen; familiestudies,
tweelingstudies en adoptiestudies.

Familiestudies: Als een vatbaarheid voor een psychische stoornis overgeërfd wordt, zullen deze vatbaarheid en de stoornis
in de bepaalde families vaker voorkomen. Hoe meer deze voorkomt, hoe groter het bewijs. Probleem is dat ook
omgevingsfactoren worden gedeeld waardoor genetische factoren moeilijk te onderscheiden zijn van omgevingsfactoren.

Tweelingstudies: 2 typen tweelingen. Bij eeneiige is 100% van het genetische materiaal identiek en bij twee-eiige 50%. De
genetische verwantschap bij twee-eiige tweelingen is even groot als gewone broers/zussen. Als eeneiige tweelingen een
hogere concordantie vertonen dan twee-eiige dan is dit bewijs voor genetische factoren. Is de concordantie bij twee-eiige
tweelingen ongeveer even hoog dan is dit bewijs voor omgevingsfactoren en pleit dit tegen genetische invloeden.

• Concordantie: De mate waarin eenzelfde eigenschap bij twee familieleden voorkomt. Wordt uitgedrukt in een coëf ciënt
die varieert tussen de 0 en 1. Hoe hoger dit getal hoe meer van de variantie van het kenmerk wordt verklaard door
genetische factoren.

• Het kan voorkomen dat leden van een eeneiige tweeling meer identiek behandeld worden door de omgeving dan de
leden van een twee-eiige tweeling. Zij hebben dan niet alleen meer gemeenschappelijke genen maar ook een meer
gemeenschappelijke omgeving.


Gemaakt door Nangela Korten Pagina 7 van 60




fi fi

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur nangelakorten. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

77988 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€5,99  1x  vendu
  • (0)
  Ajouter