Hoofdstuk 1: voedingsleer
INLEIDING IN DE VOEDINGSZORG
- Voeding = fundamentele levensbehoefte
- Zorg voor voeding Zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg
Zelfzorg
- Zelf instaan voor productie (weinig mensen)
- Agrarische sector en voedingsmiddelenindustrie
- Kiezen, kopen, bereiden en consumeren van voedsel
Mantelzorg
- Taakverdeling
Professionele zorg
- Zorg voor voeding overnemen en ondersteunen door professionals
- Chronische ziekten↑
- Gezonde leefstijl → chronische ziekten en complicaties ↓
- Zelfmanagement
Hongerstaking: heel bewust stoppen met innemen voeding om een bepaald doet te bereiken, -> aandacht vragen
voor politiek probleem, Maar men kan ook onbewust anorexia krijgen
Medisch verloop
- Max 2 maanden blijven leven zonder voeding (ook te zien van dikte mens)
- Eerste 4 dagen wordt het goed verdragen (soms maagkramp) sporten zou nog kunnen, bloed blijft nog
stabiel lichaam neemt lichaamsvet (reserves: bij leveren en spieren (glycogeen)) op en gaat lichaamsvet
verbranden
- Vanaf 1 week -> gewicht neemt af: duizelig, hoofdpijn, bradycardie, moe, geen sport meer kunnen doen,
praten is ook lastig, concentratie stoornissen (ziekenhuisopname)
- Na 4 weken: lichaamsvet op. Lichaam begint met consumptie interne organen(1st suikers op, dan glycogeen
en dan vet: gluconeogenese eigen lichaamseiwitten opeten): misselijk, braken, apathie, bloeddingen,
labiliteit… MOF
- 42-69 bijna dood: stemmingswisselingen, Max al 69 dagen iemand die het overleeft heeft
VOEDINGSNORMEN EN VOEDINGSONDERZOEK
voedingsmiddel is samengesteld uit verschillende voedingsstoffen die elk hun eigen functie hebben:
- Macronutriënten
Eiwitten: bevatten essentiële aminozuren
Water
Vetten: bevatten essentiële vetzuren
Koolhydraten: leveren glucose en voedingsvezels
- Micronutriënten
Vitamines en mineralen
Tekort aan voedingsstoffen kan leiden tot verschillende vormen van deficiëntie: (dalen)
- Latente deficiëntie
Klein tekort voedingsstoffen, geen klinische symptomen, wanneer infectie optreed kan dit leiden tot
trager herstel
- Manifeste deficiëntie, welvaartsziekten: (stijgen)
Teveel aan verzadigde vetten- suiker- alcohol
Zowel onder als overvoeding malnutritie
Oefeningen van berekeningen zie dia 7
1
,ZON
- Mens geeft energie nodig voor arbeid, handgaven lichaam temperatuur,…
- Consumeren dierlijke voedingsmiddelen
- KH, eiwitten, vetten omgezet door zon
- KH omgezet in glucose dat voorkomt in bloed (bloedglucose –glycemie)
- Vetten afgebroken tot vetzuren (hersenen, zenuwcellen, en RBC gebruiken geen vetzuren)
- Eiwitten omgezet in aminozuren (1STE instantie als bouwsteen voor bouwcellen voor lichaamseiwitten, bij
teveel aan energie gebruik)
- Aminozuren omgezet in glucose = gluconeogenese
- Alcohol moet niet worden afgebroken, wordt direct verband in lever
- Mannen hebben groter diabolsime = vrouwen hebben meer vet
- Amenorroe = wegvallen van menstruatie
- Vetten worden afgebroken zot vetzuren
- Eiwitten levert nog stikstof
ENERGIE EN STOFWISSELING
mens heeft energie nodig om aantal functies goed te laten verlopen. Lichamelijke arbeid en beweging zijn
handelingen die energie vragen. Energie is dus drijvende kracht van ons lichaam.
Waarvoor energie nodig:
- Lichamelijke arbeid
- Handhaven lichaamstemperatuur
- Groei en onderhoud van lichaamsweefsel
Energetische waarde van voedingsstoffen en voedingsmiddelen
- Alle energie → zon
- Planten leggen zonne-energie vast in KH-vetten-eiwitten
- Voorzien energiebehoefte mens → consumeren planten (Indirect ↔ direct)
Hoeveel energie levert elke bron?
- 1Kcal = 4.2 KJ
- 1KJ = 0.24 Kcal
energie Kcal KJ
1g koolhydraten 4 Kcal 17 KJ
1g eiwitten 4 Kcal 17 KJ
1g vetten 9 Kcal 37 KJ
1g alcohol 7 Kcal 30 KJ
Stofwisseling
= lichaam maakt energie vrij uit voedingsstoffen en bouwt meer nieuwe stoffen op die het lichaam nodig heeft.
- Metabolisme: katabole reacties + anabole reacties
Katabool energie vrijmaken (afbraak glucose, aminozuren en vetzuren)
Anabool energie kosten
+ lichaamseiwit uit aminozuren
+ vet uit vetzuren en glycerol
+ glycogeen uit glucose
- Lichaam verbruikt voortdurend energie
- Lichaam kan energieleverende stoffen opslaan en weer vrijmaken
2
, Energievoorraad
- Vetzuren vet
- Koolhydraten glycogeen
- Aminozuren niet opgeslaan direct geoxideerd
- Alcohol niet opgeslaan direct geoxideerd
- Glycogeenvoorraad spieren en lever vet
Energiebehoefte
1. Basaal metabolisme: energie die we nodige hebben om al de activiteiten te doen bv. ademen
2. Energie voor voedselverwerking
3. Lichamelijke activiteit
4. Energie verhogende situaties
1. Basaal metabolisme (BMR)
- Of Grondstofwisseling
- Vraagt > 50% energiebehoefte per dag
- Arbeid die het lichaam onwillekeurig voortdurend verricht
- Beïnvloedende factoren (stress, koorts, nicotine, cafeïne, genen, menstruatie,..
- Mannen stijgen in metabolisme
Meer vetvrije massa
Metabolisme in spieren, organen en skelet stijgt
- Jongeren stijgen in metabolisme
- Groter lichaamsoppervlak stijgt metabolisme
2. Energie voor voedselverwerking
- 10%: energie dat je nodig hebt om de energie te verwerken
- Voeding geïnduceerde thermogenese – specifiek dynamische werking
- BM + VGT = ruststofwisseling
- Stijging eten lichaamsvet – warmte
3. Lichamelijke activiteit
- 30% behoefte voor lichaamsbeweging
- Energiebehoefte = ruststofwisseling x PAL
PAL Activiteit
PAL <1.4 Inactief
PAL 1.4 Sedentair, weinig actief
PAL 1.6 Matig actief
PAL 1.8 Actief
PAL 2 Erg actief
PAL > 2 Uitgesproken actief
4. Energie verhogende situatie
Bepaalde situaties vragen een hogere energiebehoefte. Tijdens de zwangerschap en lactatieperiode bv. verhoogt
deze behoefte voor de vrouw. Daarnaast hebben kinderen in de groei en personen die herstellen van een ziekte
eveneens een verhoogde energiebehoefte.
Lichaamsgewicht en andere antropometrische indices
BMI (body mass index)
- Ondergewicht < 18.5
- Normaal 18.5-24.9 (gezond = 18-20)
3