1 Inleiding
‘Niet voor de winst. Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft’ van Martha
Nussbaum is het boek dat centraal staat in deze paper. Hierin werkt ze rond de vraag of kunst en bij
uitbreiding de geesteswetenschappen -wat bij haar een containerbegrip is en in wat volgt
omschreven wordt in de term liberal arts-, onverbrekelijk horen bij het ‘mens-zijn’ en waarop het
antwoord positief zal zijn.
Ik zal in de analyse van haar pamflet voornamelijk focussen op de eerste twee hoofdstukken waarin
ze de problematiek schetst die zich volgens haar voordoet in het onderwijs, nl. de tendens die zich
inzet op economische competenties en exacte wetenschappen. Ik leg hierop de focus omdat ik haar
gedachtegoed in het tweede deel van deze paper, de actualisering en contextualisering, zal koppelen
aan het debat (dat zich voornamelijk in politieke en intellectuele kringen situeert) of het onderwijs
inderdaad te fel gefocust is op economische doeleinden en er te sterk bespaard wordt op
kunst(onderwijs) en geesteswetenschappen.
Hiervoor zal ik gebruikmaken van enkele online krantenartikelen, waardoor ik aan de hand van de
actualiteit kan aantonen dat Nussbaums werk alles behalve gedateerd is maar enkel aan relevantie
gewonnen heeft. Het bewijst overigens dat onze samenleving erg winst gedreven is en er net in
tijden waar er nood aan is (denk bijvoorbeeld aan het schoolverbod van meisjes in Afghanistan door
de Taliban of de anti-LGBTQ-wet in Hongarije) er wordt ingeboet op vrijdenken, en vooral kritisch
denken en democratische waarden.
2 Analyse
Volgens Nussbaum resulteert het besparen op de liberal arts tot een ondergang van de democratie,
volgens haar de meest menselijke en menswaardige vorm van samenleven, doch zichzelf niet in
stand kan houden. Mensen horen er actief in opgevoed te worden zowel in de opvoeding als in het
onderwijs en er moet in geïnvesteerd worden; zowel om te informeren over de democratische
waarden als om attitudes en vaardigheden aan te leren die belangrijk zijn om te functioneren binnen
deze samenlevingsvorm.1
2.1 Stille crisis in het onderwijs
Nussbaum vertrekt in haar eerste hoofdstuk vanuit een sombere diagnose. Volgens haar draagt het
onderwijs -ten gevolge van de bezuinigingen op niet-exacte vakken, kunst en geesteswetenschappen
zowel in het basis- als hoger onderwijs de democratische competenties niet meer hoog in het
vaandel en zet het enkel in op winstbejag. Dit mondt uit in een onderwijs dat toegewijd is in vakken
die technisch, exact of wetenschappelijk zijn; die onmiddellijk ten gelde gemaakt kunnen worden
door innovatie, onderzoek of het rechtstreeks doorstromen op de arbeidsmarkt. 2
Het onderwijs zet zich immers vooral in op vaardigheden die goed zijn om winst te maken of
interessant zijn binnen een samenleving die vooruitgang meet aan haar economische groei. Daarbij
wordt vaak, onterecht volgens Nussbaum, niet gekeken naar sociaal-maatschappelijke vooruitgang of
aspecten zoals de toegankelijkheid van onderwijs of gezondheidszorg.
1
Nussbaum, Niet voor de winst, p. 11-12.
2
NUSSBAUM, Niet voor de winst, p. 16-17.
, Naar haar mening, en daar is ze zeer scherp in, zal er als deze trend zich voortzet enkel nog
functionele, profitabele mensen worden afgeleverd die als werktuigen kunnen worden ingezet, in
plaats van volmaakte burgers dewelke voor zichzelf en kritisch kunnen denken onafhankelijk van
traditie of censuur. Dit houdt bijkomend een ernstige bedreiging voor het voortbestaan van de
democratie in. Het is een crisis waar we oog in oog mee staan, maar die we nog niet onder ogen
hebben gezien, terwijl de gevolgen ervan onze toekomst aanzienlijk inperken. 3
Belangrijk is wel dat ze expliciet vermeldt dat men geen bezwaar moet hebben tegen goed
natuurwetenschappelijk of technisch onderwijs, maar dat het van belang is dat de vakken die
bijdragen aan een goed verloop van de democratie en wereldcultuur niet verwaarloosd mogen
worden.4 En het zijn juist deze vakken die ze associeert met de liberal arts en welke de volgende
attitudes bevorderen: het “in staat zijn om kritisch te denken, om plaatselijke loyaliteiten te
overstijgen en wereldproblemen te benaderen als ‘wereldburger’; en ten slotte, in staat zijn om ons
op fantasievolle wijze in te leven in omstandigheden van een ander persoon”. 5
Daarnaast benadrukt Nussbaum ook dat onderwijs niet enkel plaatsvindt in scholen. Ze stelt dat het
merendeel van de persoonlijke attitudes of eigenschappen die ze beschrijft eveneens binnen het
gezin gestimuleerd dienen te worden. Ze richt, naar eigen zeggen, haar aandacht in deze
verhandeling voornamelijk op de onderwijsinstellingen vermits zich daar de meest pernicieuze
veranderingen hebben voorgedaan omwille van de hierboven geschreven drang naar economische
groei en daarbij horende wijziging in het vakkenpakket. 6
2.2 Onderwijs gericht op… winst versus democratie
Het tweede hoofdstuk begint Nussbaum op een opvallende manier; ze verwijst immers naar artikel
26 van de universele verklaring van de rechten van de mens en stelt dat het daar zelfs in is verankerd
dat het onderwijs meer moet doen dan een economie dienen. Ieder mens heeft met andere
woorden recht op onderwijs dat niet enkel gericht is op technische vaardigheden of
natuurwetenschappen. Dit internationaal erkend recht wordt volgens haar echter met de voeten
getreden door alle besparingen.7
Volgens Nussbaum gaat men er te snel vanuit dat economische groei vanzelf zal leiden tot positieve
effecten; de gezondheidszorg zal er wel bij varen, het onderwijs zal toegankelijker worden, de
ongelijkheid zal afnemen etc. Dit is volledig onterecht bewijst ze aan de hand van wat ze in de wereld
ziet. Ze haalt het voorbeeld van China aan, dat een enorme economische groei heeft maar
desalniettemin gekenmerkt wordt door een vrij repressieve cultuur en dus niet gezien kan worden als
een democratie en heeft bovendien een grote ongelijkheid. 8 Economische groei leidt dus niet
automatisch tot sociaal-maatschappelijke vooruitgang; dat is een basisillusie waar we volgens haar
vanaf moeten.
Nussbaum verwijst in dit hoofdstuk naar verschillende onderwijskundigen uit de achttiende tot
twintigste eeuw zoals Jean-Jacques Rousseau, Friedrich Fröbel en John Dewey. Hetgeen deze auteurs
gemeen hebben, is dat ze ervoor pleiten dat een kind moet geactiveerd worden in het onderwijs.
3
NUSSBAUM, Niet voor de winst, p. 16-17.
4
NUSSBAUM, Niet voor de winst, p. 21-22.
5
NUSSBAUM, Martha, Niet voor de winst. Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft (oorspr. titel: Not for profit. Why
democraty needs the humanities, Princeton: Princeton University Press, 2011), vertaald door VAN KAPPEL, Rogier, 16e druk, Amsterdam:
Ambo|Anthos, 2020; p. 22.
6
NUSSBAUM, Niet voor de winst, p. 24.
7
NUSSBAUM, Niet voor de winst, p. 29-30.
8
NUSSBAUM, Niet voor de winst, p. 32.