BEGRIP WAT IS HET? WAAR KOMT HET
AAN BOD?
INLEIDING EN
NATURE/NURTURE
Ontwikkelen Het veranderen van een aanwezige structuur HB p.13
Verloop Veranderingen in de ontwikkeling gebeuren niet van vandaag op morgen HB p.14
Voortgang Ontwikkeling is niet herhaalbaar HB p.14
Psychologie Wetenschap die het innerlijke leven en het gedrag van de mens bestudeert HB p.14-15
Ontwikkelingspsychologie Wetenschap die het gedrag, het denken en het beleven van mensen in de verschillende levensfasen, vanaf de geboorte tot aan het HB p.15
einde van het leven, bestudeert
Ontwikkelingsfactor Factor die van invloed is op de ontwikkeling van een persoon, er zijn er 3: nature, nurture, zelfbepaling HB p.15
Nature/nurture-debat Is de natuur en/of de omgeving bepalend voor de ontwikkeling van het kind? HB p.16
Nature Datgene waarmee het kind geboren wordt, bv. lengte, bepaald talent. De eigenschappen kunnen zowel manifest (direct HB p.16
observeerbaar) als latent (nog onzichtbaar) zijn. Nature is de 1 ste ontwikkelingsfactor
Aanlegtheorie Gaat ervan uit dat je ontwikkeling hoofdzakelijk wordt bepaald door je aanleg (nature). Wat het kind meemaakt in zijn opvoeding, HB p.16-17
brengt hooguit enkele wijzigingen aan
Nurture Milieu, je omgeving die invloed uitoefent op je ontwikkeling, bv. land, leerkracht. Nurture is de 2 de ontwikkelingsfactor HB p.17
Milieutheorie Gaat ervan uit dat je ontwikkeling hoofzakelijk wordt bepaald door je omgeving (nurture) HB p.17
Zelfbepaling Eigen vrije keuze, de mens kan ook zelf omstandigheden scheppen. Zelfbepaling is de 3 de ontwikkelingsfactor HB p.17
Psychodynamisch perspectief Stelt het onderbewuste van personen centraal als drijfkracht van ontwikkeling. Het gedrag wordt beïnvloed door innerlijke HB p.20
krachten en onbewuste driften die uit onze kindertijd stammen en waarover we geen controle hebben. Aanhangers: Sigmund
Freud en Erik Erikson
Behaviorisme Bestudeert het observeerbare gedrag dat uitgelokt wordt door (toevallige) prikkels in de omgeving. Afhankelijk van de prikkels die HB p.20-21
een persoon krijgt in zijn omgeving, doorloopt ieder een uniek, persoonlijk ontwikkelingspatroon. Door controle uit te oefenen
over de omgevingsprikkels kan het gedrag van personen aangeleerd of afgeleerd/verzwakt worden. Conditionering en imitatie zijn
hier belangrijke begrippen. Aanhangers: John B. Watson en Burrhus Frederic Skinner
Conditionering Via de mechanismen van belonen en straffen wordt wenselijk gedrag aangeleerd en onwenselijk gedrag afgeleerd HB p.21
Imitatie Gedrag wordt geleerd door het observeren en nadoen van een andere persoon HB p.21
Cognitivisme Richt zich op de manier waarop mensen zich de wereld voorstellen, erover nadenken en erover leren. Focus op denkprocessen, op HB p.21
hoe personen informatie verwerken en welke invloed dit denken op het gedrag heeft. Bestudeert ook de evolutie van het
denkvermogen gedurende rijping en ervaring (nature & nurture). Aanhanger: Jean Piaget
Informatieverwerkingstheorie Voorbeeld van een theorie binnen het cognitivisme. Vergelijkt het denken van personen met de elektronische verwerking van HB p.21
informatie door een computer
Evolutionair/ethologisch Oorsprong in de evolutietheorie van Darwin. Survival of the fittest: wie beschikt over de kenmerken die het best zijn aangepast HB p.22
perspectief aan de omgeving, heeft de grootste kans op overleving. Die kenmerken worden biologisch, via het genetisch materiaal van onze
(voor)ouders, meegegeven. Theorie die het effect van biologische kenmerken op het gedrag bestudeert. Aanhanger: Konrad
Lorenz
Contextueel/ecologisch De unieke ontwikkeling van een kind kan niet begrepen worden als dat kind niet in een complexe, sociale en culturele context HB p.22-23
perspectief wordt geplaatst. Aanhangers: Lev Semenovich Vygotsky en Urie Bronfenbrenner
Sociaal-culturele theorie Theorie binnen het contextueel/ecologisch perspectief. Theorie van Lev Semenovich Vygotsky. Gelooft dat kinderen de wereld HB p.22
leren begrijpen via hun probleemoplossende interacties met andere kinderen en/of volwassenen
,Bio-ecologisch model Illustratie binnen het contextueel/ecologisch perspectief. Theorie van Urie Bronfenbrenner. Omgeving wordt opgedeeld in 5 HB p.22-23
niveaus die gelijktijdig elk biologisch organisme beïnvloeden: micro-omgeving, meso-systeem, exosysteem, macrosysteem en
chronosysteem. Veranderingen in het ene deel kunnen effecten hebben op andere delen. Omgekeerd heeft een verandering in het
ene deel weinig gevolgen als de andere delen niet mee veranderen
Zone van naaste ontwikkeling Vygotsky, je moet kijken naar wat het kind kan leren en niet (enkel) naar wat het kan. Je kan je handelen richten op het HB p.24-25-26
toekomstige ontwikkelingsniveau om de ontwikkeling te stimuleren. Je probeert het kind een stapje verder te brengen door tips of
uitleg te geven, stukjes voor te zeggen of dingen voor te doen. Propere definitie: de afstand tussen het feitelijke
ontwikkelingsniveau zoals vastgesteld d.m.v. probleemoplossen door het kind zonder hulp uitgevoerd, en het potentiële
ontwikkelingsniveau als vastgesteld door probleemoplossen onder volwassen begeleiding of begeleiding door meer gevorderde
leeftijdsgenoten. Vygotsky vindt de omgeving (nurture) dus belangrijk. De zone van naaste ontwikkeling houdt impliciet een
boodschap in tot differentiatie: taken dienen aangepast te worden aan de ontwikkeling van elk individueel kind
Voorwaarden voor Welbevinden en betrokkenheid HB p.27-28
leren/ontwikkeling
Welbevinden De mate waarin de klas- en opvoedingscontext tegemoetkomen aan de basisbehoeften van het kind; voorwaarde voor HB p.27
betrokkenheid, want wie zich emotioneel niet goed voelt, heeft het moeilijk om zich te concentreren
Betrokkenheid Je merkt het aan de concentratie. Het betrokken kind verzet intense mentale activiteit en leert diepgaand HB p.28
Ontwikkelingsfase 6 fasen: ongeboren baby/geboorte/pasgeborene, baby (0-1,5j), peuter (1,5-3j), kleuter (3-5j), basisschoolkind (6-12j), adolescent HB p.29
(12-18/25j)
Ontwikkelingsdomein Binnen elke fase heb je verschillende ontwikkelingsdomeinen: lichamelijke ontwikkeling, motorische ontwikkeling, HB p.29-30
tekenontwikkeling, perceptuele ontwikkeling, cognitieve ontwikkeling, taalontwikkeling, schoolse ontwikkeling, spelontwikkeling,
seksuele ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling, morele ontwikkeling, persoonlijkheidsontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: lichamelijke groei, lengte, gewicht, lichaamsbouw, wordt vooral bepaald door nature HB p.29
Motorische ontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: bewegingen, leren lopen, rennen, voetballen, schrijven, tekenen HB p.29-30
Tekenontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: deelaspect van de motorische ontwikkeling HB p.30
Perceptuele ontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: zintuigen (zicht, reuk, smaak, tast, hoor) HB p.30
Cognitieve ontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: denken, denkfouten HB p.30
Taalontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: praten, volwassenentaal HB p.30
Schoolse ontwikkeling Lezen, schrijven, rekenen, leerlingbegeleiding HB p.30
Spelontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: spelen HB p.30
Seksuele ontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: leren kennen van het eigen geslacht en verkennen van het lichaam en de gevoelens die daarmee HB p.30
gepaard gaan
Sociaal-emotionele ontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: contact met anderen HB p.30
Morele ontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: wat is goed en wat is kwaad én waarom HB p.30
Persoonlijkheidsontwikkeling Een ontwikkelingsdomein: eigen identiteit HB p.30
Ontwikkelingsconcept Een begrip dat van belang is in een bepaalde ontwikkelingsfase/een bepaald ontwikkelingsdomein, bv. zone van naaste /
ontwikkeling
ONGEBOREN KIND & BABY
Miskraam of spontane abortus Voor de 16de week HB p.39
Late miskraam of ontijdige Tussen de 16de en de 24ste week HB p.39
geboorte
Vroeggeboorte Vanaf de 24ste week HB p.39
, Buitenbaarmoederlijke Bevruchte eicel die zich buiten de baarmoeder begint te ontwikkelen, niet levensvatbaar HB p.39
zwangerschap
Erfelijke afwijkingen Afwijkingen die worden overgedragen op het toekomstige kind, bv. diabetes, mucoviscidose, verhoogde bloeddruk HB p.40
Chromosomale afwijkingen Afwijkingen die ontstaan op het ogenblik van de bevruchting of in een zeer vroege embryonale fase, bv. trisomie 21 HB p.40
Trisomie 21 Chromosomale afwijking waarbij de foetus 3x chromosoom 21 heeft i.p.v. 2x; syndroom van Down HB p.40
Niet-invasieve methoden Binnen de prenatale diagnostiek zijn er 3 niet-invasieve methoden (die niet via de huid binnendringen): nekplooimeting, triple- HB p.40-41
test, gespecialiseerd echoscopisch onderzoek
Nekplooimeting Niet-invasieve methode binnen de prenatale diagnostiek; de vochtophoping ter hoogte van de nek wordt gemeten rond 10-14 HB p.40
weken. Indien de nekplooi dikker dan gemiddeld is (>3mm), is er een verhoogd risico
Triple-test Niet-invasieve methode binnen de prenatale diagnostiek; bloedonderzoek waarbij 3 waarden gemeten worden. Zijn de waarden HB p.40-41
afwijkend, dan is er weer een verhoogd risico
Gespecialiseerd echoscopisch Niet-invasieve methode binnen de prenatale diagnostiek; verschillende details worden onderzocht die je niet op een gewone echo HB p.41
onderzoek kan zien
Invasieve methoden Binnen de prenatale diagnostiek zijn er 2 invasieve methoden (die via de huid binnendringen): vlokkentest, vruchtwaterpunctie; HB p.41
zijn niet zonder risico’s en kunnen leiden tot een miskraam
Vlokkentest Rond week 11 wordt er via een holle naald (punctie) weefsel van de placenta of moederkoek genomen HB p.41
Vruchtwaterpunctie Rond week 15/16 worden cellen van het vruchtwater genomen HB p.41
Embryonale periode Eerste 8 weken na de conceptie, tijdens deze periode worden de organen gevormd HB p.41
Toxoplasmose-infectie Infectie nadat de moeder rood vlees heeft gegeten tijdens de zwangerschap, wordt overgedragen via een parasiet in vlees of via HB p.41-42
uitwerpselen van jonge katten. Indien de moeder dit oploopt in de eerste helft van de zwangerschap kan het zenuwstelsel en zicht
van het kind worden aangetast. Geen rauw vlees eten, groente en fruit steeds grondig wassen; voorbeeld van schadelijke
omgevingsinvloed
Cytomegalievirus Virus dat de moeder kan oplopen wanneer ze tijdens de zwangerschap met jonge kinderen werkt. Kind kan geboren worden met HB p.41-42
hersenbeschadiging en gehoorstoornissen; voorbeeld van schadelijke omgevingsinvloed
Zwangerschapsvergiftiging of Moeder heeft vochtophopingen en/of verhoogde bloeddruk en/of eiwit in de urine en kan bij de moeder leiden tot HB p.42
toxicose stuiptrekkingen, shock en zelfs coma (dan wordt er gesproken van eclampsie); voorbeeld van schadelijke omgevingsinvloed
Rode Hond of Rubella Infectieziekte, als de moeder die oploopt in de eerste drie maanden van de zwangerschap kan de baby geboren worden met HB p.42
doofheid, hartafwijkingen en zware mentale deficiënties
Diabetes Voorbeeld van een chronische ziekte die bedreigend is; kans op miskraam, overgewicht van de baby, fysieke en neurologische HB p.42
problemen of zelfs doodgeboorte
Resus-incompatibiliteit Is enkel het geval wanneer de moeder resusnegatief is en de vader (en dus ook de ongeboren baby) resuspositief is. Tijdens de HB p.44
zwangerschap zullen er zich antilichamen vormen in het bloed van de moeder tegen het bloed van de baby. Bij volgende
zwangerschappen kan dit aanleiding geven tot miskraam, doodgeboorte of overlijden kort na de geboorte. In geval van overleven
komen verlammingen of mentale vertraging voor
Hechtingsgedrag Gedrag van de baby om contact te verkrijgen, bv. huilen, glimlachen en brabbelen HB p.79
Hechting De emotionele band die blijft duren tussen mensen waarbij het individu er alles aan doet om zo dicht mogelijk bij het object van HB p.79
gehechtheid (=persoon) te zijn en zodanig handelt dat de relatie blijft voortbestaan
Verwachtingspatroon van De baby ontwikkelt vanuit het gedrag van zijn verzorger een verwachtingspatroon dat zijn verzorger zal reageren indien hij in nood HB p.80
vertrouwen is => veilige hechting
Verwachtingspatroon van De baby ontwikkelt vanuit het gedrag van zijn verzorger een verwachtingspatroon dat zijn verzorger niet zal reageren indien hij in HB p.80
wantrouwen nood is => onveilige hechting