ONDERZOEKSMETHODEN & TECHNIEKEN 2
HOC1: PSYCHOLOGY IS A WAY OF THINKING
Onderzoek produceren VS consumeren (rol producent VS consument)
Consumerend onderzoek Bv. facilitated communication treatment = in rolstoel praten via een computer Bv. scared-straight
approach = gedragsmoeilijke kinderen naar gevangenis gestuurd MAAR werkt eigenlijk niet goed Bv. mindfulness and academic
performance = betere schoolprestatie als je aan mindfullness doet
- Kritisch denken is essentieel
- Niet al het gepubliceerde onderzoek is correct of robuust
- Replicatiecrisis in de psychologie veel onderzoek bleek achteraf niet te kloppen
How scientists work
= volgens 6 aspecten:
Onderzoek is gebaseerd op empirisme
- Gebaseerd op gegeven gekregen via:
o Onze zintuigen = gedrag van mensen Bv. sight, hearing, touch
o Meetinstrumenten Bv. thermometer, questionnaires, timer
- Research systematisch, nauwkeurig & repliceerbaar
- NIET gebaseerd op eigen ervaringen, intuïtie of autoriteitsfiguren
Wetenschappers testen theorieën
Theorie-data cyclus = empirische cyclus
= theorie onderzoeksvragen onderzoeksdesign Bv. een studie met een experiment
hypothese toetsen data verzamelen = zo kunnen we de theorie bevestigen of niet bevestigen
(=A)
Bv Harlow: cupboard theory VS contact comfort theory hechtingsgedrag verklaren, getest bij
aapjes in kooi (linkse pop voeding, rechtse pop warme moeder
- Cupboard theory: kinderen hechten zich aan ouders door voedselaanbieding
- Contact comfort theory: kinderen hechten zich aan ouders door veiligheid en warmte
= data verzameld door experiment uit te voeren met verschillende aapjes hierdoor: cupboard theory weerleggen,
MAAR voor de andere theorie kreeg hij wel ondersteuning van de wetenschap
3 kenmerken van goede theorieën:
- Ondersteund door data
- Falsifieerbaar
= je moet een goede theorie kunnen weerleggen
Bv. non-falsifiable theories = facilitated communication threatment believers
- Parsimonieus (“Occam’s razor”)
= als we meerdere verklaringen hebben voor 1 fenomeen, dan is de makkelijkste verklaring de beste
theorieën worden geëvalueerd op basis van al het beschikbare bewijs
- Een theorie kan NOOIT bewezen worden MAAR WEL weerlegd worden
= een theorie kan nooit bewezen worden maar wel weerlegd
- Replicatie = cruciaal
Wetenschappers vormen een gemeenschap
= Merton’s 4 scientific norms zo moeten onderzoekers werken:
- Universalisme
= iedereen moet wetenschap kunnen doen gaat om HOE je het doet (dus maakt niet uit wie je bent)
1
, - Gemeenschappelijkheid
= het is belangrijk om je resultaten met de gemeenschap te delen
- Desinteresse
= onderzoekers moeten het niet doen om geld te krijgen MAAR het moet vanuit intellectuele interesse
- Georganiseerd skeptisime
= alles in vraag stellen, ook theorieën die als waarheid aangenomen worden
Wetenschappers werken aan fundamentele & toegepaste problemen
- Fundamentele (basic research)
= meestal op universiteit meestal niet praktisch toepasbaar MAAR op termijn wel vertaling naar iets
meer praktisch
- Translationeel
= in labo setting tussen fundamenteel & applied
- Toegepaste (applied)
= theorie gebruiken om te kijken of het werkt in de praktijk
Wetenschap evolueert voortdurend
- Theorieën worden constant getest, aangepast & gefalsificeerd
- Onderzoek lokt vervolgonderzoek uit
Bv. impact of color on approach and avoidance-motivation in context = kleur beïnvloed motivatie MAAR hangt af
van context, mensen met IQ interview bij rood tshirt trager lopen en bij blauw sneller & mensen met dating
interview met rood sneller lopen en blauw trager
Onderzoekers publiceren hun bevindingen in wetenschappelijke tijdschriften
- Manuscripten worden ingestuurd naar wetenschappelijke tijdschriften Bv. Nature, Science, Psychological
Bulletin
- Peer-review proces
= artikel gelezen en beoordeeld door andere onderzoekers
o Rol van editor
o Rol van reviewers
= worden uitgenodigd om manuscript te lezen
o Geweigerd, herzien & opnieuw indienen OF geaccepteerd (publiceren)
- Kost veel tijd
- = belangrijk om carrière te maken & is niet voor geld
- +90% wordt rejected = veel druk op mensen, daardoor veel mensen die foute dingen doen
Wetenschappers communiceren met het grote publiek via journalisten
DUS wat je leest in krant is niet altijd waar kritisch zijn Bv. Mozart-effect = in krant kinderen die naar Mozart
luisteren worden intelligenter = 3 groepen kregen verschillende creatieve opdrachten = groep Mozart scoorde hoger op
bepaalde subschalen IQ MAAR was kortstondig effect, achteraf bleek dit ook bij andere muziek = media maakte andere
titel bedrijven werden hierdoor opgestart MAAR klopte niet helemaal
H2: BRONNEN VAN INFORMATIE
Onderzoekers:
- Gebruiken een comparison group
- Controleren voor third variables
- Proberen info te evalueren ZONDER vooroordeel
2
,= MAAR onderzoek is problematisch = mensen denken dat een onderzoek automatisch is voor iedereen maar is eigenlijk
niet Bv. Bushman – Catharsis hypothesis = mensen moeten tekst schrijven, iemand anders leest je tekst en geeft je telkens slechte feedback
ze wilden mensen boos maken = mensen moeten spel spelen en moeten wachten in een kamer groep 1 moet wachten en dan spel spelen,
groep 2 kreeg een punshing bag, groep 3 kreeg punshing bag met een gezicht van de persoon die slechte feedback gaf op de geschreven tekst =
tijdens spel kan je op ene knop drukken om de persoon die slechte feedback gaf pijn te doen = groep 1 minst agressief, groep 2 iets meer agressief,
groep 3 meest agressief
Onderzoek is beter dan:
- Ervaring
- Intuïtie
- Argumenten van autoriteit
Onderzoek VS ervaring
- Ervaring = heeft GEEN comparison group
- Onderzoek = verstoord (confounded) door 3de variabelen
DUS onderzoek = BETER dan eigen ervaring
Bv. rage room = kamer kapot slaan in bedrijf om je op te luchten, als je woede kan uiten in zo een kamer zou je dat achteraf zogezegd
minder doen MAAR er is geen vergelijking WANT hoe zou je je voelen als je niet naar de kamer bent gegaan?
Dr. Benjamin Rush = bloodletting (aderlating), welke ziekte je ook hebt = aders open snijden zodat ziekte weg gaat MAAR treatment
was never compared to comparison group DUS je weet niet of het effectief werkte
- ervaring wordt verstoord
- wij hebben geen controle over onze eigen ervaring voor meerdere, gelijktijdig werkende factoren die
onze gevoelens en gedragingen beïnvloeden
Onderzoek VS intuïtie
= vele soorten cognitieve biases of redeneerfouten
- een goed verhaal
= als iets redelijk klinkt
- Beschikbaarheidsheuristiek
= snel geloven dat iets waar is als je makkelijker in je geheugen kunt
komen op iets wat het ‘bevestigt’
- Present/present bias
= als we naar 1 bepaalde situatie kijken Bv. wait room
- Confirmation bias
= zoeken naar bewijs voor onze verwachtingen
- Confirmatory hypothesis testing
= hypotheses zo formuleren dat ze de vermoedens bevestigt (onbewust) Bv. als op voorhand verteld
wordt door een persoon dat de geïnterviewde persoon introvert is, worden er heel andere vragen gesteld dan
wanneer ze horen dat persoon extravert is
- Bias blind spot
= systematisch je eigen bias ontkennen
- Dunning-Kruger effect
= eigen competenties te hoog inschatten
Authority figures
Bv. Vaccinatiecampagne; antivaxbeweging is ontstaan door de arts die
terloops een opmerking maakte over een bepaald vaccin tegen ass,
maar bleek niet juist te zijn. Er was belangenconflict en de resultaten
zijn vervalst geweest. Gevolg? Tijdschrift deed het artikel weg en hij
heeft geen titel van arts meer.
Bv. Trump over klimaatopwarming
3
,= als autoriteitsfiguur iets zegt = niet altijd geloven beter kijken naar wetenschap
Scientific sources (wetenschappelijke bronnen)
- Empirical articles published in scientific journals
- Review articles published in scientific journals Bv. meta-analyses
- Chapters in books Bv. edited books
- Scientific books
minder betrouwbaar WANT geen peer- review als kwaliteitscheck
- Books for broad audience
- Blogs, internet sites Bv. wikipedia
- Popular media Bv. news magazines
zijn NIET wetenschappelijk
onderscheid maken tussen tijdschriften: kritisch zijn met impact- factor WANT vaak meer fouten bij hogere
impactfactor
HOC2: GRONDSLAGEN VAN ONDERZOEK
3 SOORTEN UITSPRAKEN & 4 ASPECTEN VAN VALIDITEIT
Variables
= iets dat varieert heeft min. 2 niveaus of waarden
in onderzoek bepaalde variabelen meten:
- Variables VS constants
- Independent (afhankelijke) VS dependent (onafhankelijke) variables
= onafhankelijke heeft impact op afhankelijke
Bv. IQ niveau impact op risicovolle beslissingen in leven = IQ is onafhankelijk heeft impact op risicovolle
beslissingen (afhankelijke)
- Measured (meten) VS manipulated variables
= Bv. door vragenlijst, observeren hoe iemand scoort VS Bv. door experiment = welke waarde de variabele aanneemt bij
bepaald persoon Bv. heeft muziekles impact op IQ DUS manipuleren door ene groep meer keren per week muziekles te
geven en controlegroep les over iets anders = zo kijken wat impact is op onafhankelijke variabele
- Conceptuele VS geoperationaliseerde variabelen
o conceptuele = uitspraak over construct of concept Bv. schoolse prestaties
o vertalen naar geoperationaliseerde = die we kunnen meten of manipuleren Bv. meten door aan
leerkracht te vragen)
= daarna uitspraken doen over constructen
Als je artikels leest onderzoekers gaan deze variabelen verduidelijken
GOED artikel:
- inleiding = definitie van construct
- literatuur = hoe ze construct definiëren
- methode = hoe ze construct gaan meten
Bv. doorzettingsvermogen in inleiding definitie, bij methode hoe ze dat gemeten hebben
Variabelen kunnen gemeten of gemanipuleerd zijn leren afleiden uit omschrijving in artikel
Bv. car ownership = kan 2 waarden aannemen (wel auto of niet) gemeten
Bv. expressing gratitude (dankbaarheid) to romantic partner = antwoordschaal met 7 mogelijkheden gemeten
4
,Bv. exposure to disinformation = 2 niveaus: valse 1 of 2 keer horen gemanipuleerd (want we bepalen welke personen
het 1 of 2 keer horen)
Bv. hebben mensen die smsen sturen tijdens het rijden met een auto een hogere waarschijnlijkheid op auto-accidenten?
- Independent variable smsen
- Dependent variable auto-accident
- How could you measure the independent variable vragenlijst of observator in auto Bv. dashcam
- How could you manipulate the independent variable mensen indelen in groepen: mensen die op gsm tijdens rijden en 2de
groep mag niet
3 soorten uitspraken
= onderzoek indelen obv 3 uitspraken:
Frequency claims (frequenties)
Bv. 60% of drivers send text messages while driving OF 12% of the voters has a preference for Groen OF 89% of
teenagers are active on social media OF most people who return to work after burning out relapse
- Beschrijvend onderzoek
- Claims gaan over 1 variabele die is gemeten
Bv. sms tijdens rijden OF voorkeur bepaalde partij
- MAAR 1 studie kan meer uitspraken doen over verschillende variabelen
Association claims (verbanden)
Bv. speech delays could be linked to mobile devices OF employees that have to deal with aggressive customers are more
likely to experience burnout OF introverts are better at recognizing facial expressions OF self-control is positively
correlated with academic performance
- Correlationeel onderzoek
- Soorten associaties:
o Positief VS negatief
o Lineair VS kromlijnig (Uvorm)
o Afwezig (null effect OF geen associatie)
- Vaak gevisualiseerd met scatterplots goed om correlaties te inspecteren
Bv. the linear Pearson correlation coëfficiënt between variables A and D is r = 0,67
MAAR volgens scatterplot is lineair verband (rode lijn) hier niet op zijn plaats
Causal claims
Bv. family meals curb eating disorders OF to appear intimidating, just tilt your head down OF music lessons improve
your IQ OF stress causes Diabetes type-II
- Experimenteel onderzoek
- ! oppassen met hoe je een effect verklaart we gebruiken verschillende (sterkere) werkwoorden voor causale
effecten Bv. werkwoorden verschillen voor uitspraken over causale verbanden
Werkwoorden:
5
, o Associations Bv. Goes together with… - Has a higher risk… - Correlates with… - Predicts… - Is
associated with…
o Causal relationships Bv. causes… - increases… - decreases… - leads to… - changes…
The 4 big validities
- Construct validity
= hoe goed de variabelen in een studie gemeten of gemanipuleerd zijn
= de mate waarin de operationele variabelen in een onderzoek een goede benadering zijn van de
conceptuele variabelen
- External validity
= de mate waarin we de resultaten van een studie kunnen generaliseren naar een grotere populatie
Bv. whether the result from a sample of teenagers apply to all Belgian teens EN andere tijden & situaties Bv.
whether the results based on coffee apply to other types of caffeine
- Statistical validity
= hoe goed de cijfers de uitspraken ondersteunen hoe sterk het effect is, de precisie van de
schatting (het betrouwbaarheidsinterval) & of het onderzoek is gerepliceerd Bv. er is een verband, MAAR
hoe sterk is het verband? Werd het gerepliceerd?
- Internal validity
= in een relatie tussen een variabele (A) en een andere (B), de mate waarin A, in plaats van een
andere variabele (C), verantwoordelijk is voor veranderingen in B
Bv. kunnen we uitspraken over causaliteit doen, zonder dat er alternatieve verklaringen is?
belangrijkste aspect bij experimenten
sommige soorten validiteit = meer/minder belangrijk hangt af van type claim dat wordt getest
hoe we deze soorten validiteit evalueren hangt af van het type claim dat wordt getest
4 types of validity & frequency claims
Bv. 40% of all adults admit to texting while driving”
= based on a survey or poll OR other types of studies
construct, statistische & externe validiteit
Internal validity: NIET relevant WANT frequentieclaims gaan niet over causaliteit
4 types of validity & association claims
Bv. “Study links exercise to higher pay”
= supported by a correlational study
construct, statistische & externe validiteit
Internal validity: NIET relevant WANT association claims gaan niet over validiteit
onderzoekers moeten echter vermijden causale claims te maken op basis van eenvoudige
associaties
4 types of validity & causal claims
Bv. “Pretending to be batman helps kids stay on task”
= must be supported by an experimental study
Internal validity = prioriteit
External validity = geen prioriteit
Voorwaarden voor causaliteit
- Covariance
= aantonen dat er EEN verband is
- Temporal precedence
= aantonen dat de oorzaak in de tijd VOOR het gevolg komt
6
, Bv. onafhankelijke variabele manipuleren = dan pas afhankelijke variabele meten
- No alternative explanations
= uitsluiten van alternatieve verklaringen
kan enkel met experiment (dankzij random assigment) Bv. iedereen even grote kans om in bepaalde groep
terecht te komen DUS weinig kans dat toevallig enkel de mensen met hoog IQ in die groep terecht komen DUS alternatieve
verklaring uitsluiten door random assignment
Bv. Following music lessons enhances IQ experiment with 4 conditions or groups: Music lessons (keyboard), Music lessons (voice), Control group
(drama lessons), Control group (no lessons)
= intelligence meten before and after lessons small increase in IQ in music lessons conditions compared to control conditions
How are they able to show causality?
- Random assignment of participants to conditions
- Controlling for confounders (= all children were 6 years old; all lessons began in September)
- Temporal precedence
Ongewenste/onechte associaties (spurious)
= verbanden/correlaties die toevallig zijn
- vaak geneigd om te geloven dat correlaties een teken van causaliteit zijn
- variabelen kunnen correleren, OOKAL is er GEEN enkel oorzakelijk verband (= onechte associaties)
Bv. aantal mensen die verdrinken nadat ze in zwembad vallen & aantal films waar Nicolas Cage een rol speelt
sterke positieve correlatie = puur toevalig DUS geen oorzakelijk verband
Afwegen van verschillende aspecten van validiteit
GEEN enkele studie is perfect onderzoekers moeten keuzes maken & prioriteit geven aan bepaalde
soorten validiteit = gaat ten koste van andere soorten
- Er moet een balans zijn tussen external & internal validity:
o Experimental research
= sterke interne validiteit, zwakke externe validiteit
o Correlational research
= zwakke interne validiteit, sterke externe validiteit
- Balans tussen external & construct validity
kortere meetinstrumenten om meer respondenten te lokken
o versterken externe validiteit Bv. want bij lange vragenlijsten gaan meer mensen afhaken
o zwakkere construct validity (= verminderen betrouwbaarheidsinschattingen)
Onderzoek = afwegen keuzes
ETHISCHE RICHTLIJNEN VOOR PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK
Tuskagee syphilis study = men ging kijken wat er gebeurde als men syfilis onbehandeld zou laten
Start: 1932
- 600 Black men 400 with Syphilis
- Study the effects of untreated (onbehandelde)
- Syphilis on men’s health over the long term
- Purpose (doel) of study was not disclosed (niet bekendgemaakt) to participants
- Study lasted (duurde) 40 years
- Participants never received treatment, and were sometimes subjected to dangerous tests
1943: information about new cure (penicillin) was not communicated to participants
- Participants were not told whether or not they had Syphilis
- Several participants died and/or infected their partner
1974: lawsuit against US government
1997: formal apology from president Clinton
7
,Milgram’s obedience experiment = autoriteit proefpersonen moesten ‘leider’ zijn & konden elektrische (dodelijke)
schokken geven OMDAT autoriteit dit zei MAAR veel kritiek: heel grote invloed op proefpersonen mag je zo’n
onderzoek wel opstellen? De proefpersonen wisten niet echt wat er gebeurde: een te sterke misleiding
Invasion of personal space = kunnen mensen moeilijker plassen als er iemand naast hen staat? ginngen dit
onderzoeken in openbaar toilet met periscoop mensen konden niet kiezen of ze deelnamen en wisten ook niet dat ze
deel waren van een experiment observeren (fase 1) & in toilethokje observeren naar edele delen persoon (fase 2)
privacy?!
Het Belmont verslag
3 principes:
- Respect voor personen
o Informed consent
= document voor participanten waar alle info over studie in staat = moet ondertekenen
o kwetsbare groepen beschermen Bv. bij sifilis is kwetsbare groep niet beschermd
- Goedheid
o risico-voordeel analyse voor deelnemers voordelen moeten groter zijn dan kosten
Bv. Miligran studie
kosten = ervaren psychologische stress door deelname
baten = ze leren iets bij
= weegt dit tegen elkaar op? Later mss PTSS? Weegt dat op tegen iets bijleren?
o Risico’s & vooroordelen voor omgeving
o persoonlijke gegevens van deelnemers beschermen
- Rechtvaardigheid
= eerlijke balans tussen mensen die deelnemen aan het onderzoek & mensen die profiteren van het
onderzoek Bv. hoe worden deelnemers geselecteerd? Vertegenwoordigen deelnemers de populatie die baat
heeft bij de studie?
APA guidelines
Belmont verslag = later vertaalt in APArichtlijnen
5 general principles:
- Goedheid & onschadelijkheid
= geen schade toebrengen
- Trouw & verantwoordelijkheid toegevoegd door APA
= geen relatie starten met cliënt
- Integriteit
= onderzoekers hebben verplichting om up to date te blijven
- Rechtvaardigheid
- Respect voor rechten & waardigheid van mensen
10 specific standards:
- Institutional review boards (IRB) (ethische commissie)
o Rol = zorgen dat ethische principes worden nageleefd in wetenschappelijk onderzoek
Bv. in document omschrijven wat ik in studie ga doen, kosten en baten = kijken of onderzoek van start
mag gaan = zonder die goedkeuring Bv. niet publiceren in wetenschappelijke tijdschriften
o Procedure:
Onderzoekers dienen aanvraag in
Goedkeuring IRB gegevens verzamelen
IRB-goedkeuring is vaak vereist door financieringsinstanties en wetenschappelijke
tijdschriften
Voor sommige onderzoeken is geen ethische goedkeuring nodig Bv. verband leeftijd &
motivatie = geen schadelijke gevolgen voor onderzoek dus geen ethische aanvraag vereist
- Informed consent = deelnemers onderzoek info geven bij start Bv. worden tegenwoordig langer & langer waardoor
mensen meer afhaken onderzoek gedaan veel mensen lezen het niet meer als het lang is
8
, - Misleiding (deception)
= onderzoekers houden soms info achter voor participanten
o Bedrog door weglaten / nalatigheid (ommission)
= niet alle informatie vermelden
o Bedrog door opracht (commission)
= liegen
= SOMS nodig om reactiviteit van participanten te vermijden Bv. Bystander effect: mensen in bib studeren
en observeren dat iemand weggaat en laptop laat staan, plots loopt iemand weg met laptop, wat doet de rest? =
mensen weten niet wat er gebeurt = soms belangrijk dat mensen het niet weten = misleiding is nodig om te weten
hoe mensen zich gedragen in zulke omstandigheden
negatieve effecten:
o Negatieve emoties wanneer ze te weten komen over bedrog
o Verliezen vertrouwen in wetenschappelijk onderzoek
debriefing = achteraf is necessary
- Debriefing
= voor studies die misleiding gebruiken
o VERPLICHT voor studie in academische context Bv. unief
o Doel:
Vertrouwen herstellen
Info geven over study
Mogelijkheid voor deelnemers om iets te leren van de studie
- Onderzoeksfraude
o Plagiaat
= stukken tekst in eigen artikel die van iemand anders zijn, niet refereren doen alsof het van u is
o Fabricage
= data verzameld door onderzoek = niet door eigen uitvoeren studie MAAR eigen scores gefabriceerd
o Falsificatie / vervalsing
= resultaten verdraaien of aanpassen
Bv. 1.97% admits to ever fabricating or falsifying data, 33.7% admits to “Questionable Research Practices” (QRPs), 14.12% states to know
colleagues that ever fabricated data, 72% states to know colleagues that used QRPs
In vraag stellende onderzoekspraktijken vallen 10 zaken onder:
- niet alle afhankelijke variabelen rapporteren
- extra data verzamelen na 1ste analyse data Bv. verband vinden die niet significant is = extra data verzamelen
zodat het uitkomt
- Not reporting all conditions Bv. 1 conditie die niet goed gewerkt heeft verzwijgen
- data verzameling stopzetten als gewenste resultaat bereikt is
- P-waarden naar beneden afronden Bv. als P.051 = juist erboven maar naar beneden afronden is .05
- Only reporting studies that “worked”
- Data weglaten om resultaten te doen kloppen
- Hypothesizing after results are known (HARKing)
= post-hoc hypotheses opstellen over onverwachte resultaten Bv. je hebt hypothese, je test die maar data toont
negatief effect, je komt plots op verklaring voor negatief effect DUS hypothese hieraan aanpassen
- Vals beweren dat sommige variabelen geen invloed hadden op resultaten
- Data vervalsen
sommige gevallen = WEL goede keuze om data te laten vallen Bv. als veel niet gemotiveerde studenten
deelnemen
Kritiek op onderzoek:
- Dubbelzinnige vragen
- Schatting prevalentie van "heb je dit ooit gedaan" is onjuist
= wil niet zeggen dat als je het 1 keer gedaan hebt dat je het altijd doet
9
, Prevalentie QRPs schommelt tussen 1% & 11%
- Redenen voor fraude:
o Persoonlijkheid van de onderzoeker
Bv. PH persoon snakt naar aandacht in media
o Rationele keuze door onderzoeker
Bv. bekijken als rationele keuze = ik ga kantjes ervan aflopen zodat resultaten mooier worden en dat
kans op publiceren groter wordt
o Sociale context
Bv. door omgeving die gedrag onbewust aanmoedigt = gaan promoten
Bv. het systeem werkt dit soms ook in de hand door zo’n hoge standaarden op te leggen
- Oplossingen:
o Regelgeving
= mensen duidelijke richtlijnen geven Bv. straffen
o Normen
= normen opleggen zodat je als gemeenschap dit gedrag niet tolereert
o Gedragscode
= onderzoekers moeten bij start carrière aangeven dat ze bepaalde richtlijnen volgen
o Training
= les krijgen, later aandacht voor hebben
o Mentorschap
= rolmodellen die juiste werkwijze aanmoedigen
Open science
= overkoepelende term voor: openheid, transparantie, nauwgezetheid, reproduceerbaarheid,
repliceerbaarheid & accumulatie van kennis fundamentele kenmerken van wetenschap
= als reactie op fraude
- Preregistratie
= voor resultaten verzamelen een document invullen met info hoe je het gaat aanpakken, moet dit
indienen en je kan het niet wijzigen = zo kijken of je eigenlijk wel gedaan hebt wat je wou doen
- Gegevens en analysescripts delen (reproducability)
= data & analyse-scripts publiek maken zodat andere mensen je resultaten kunnen reproduceren
kijken of ze op hetzelfde uitkomen
- Meer aandacht naar replication studies (replicability)
= vroeger weinig vraag MAAR is wel essentieel om studies opnieuw te doen
- Open toegang publicaties
= artikels moeten voor iedereen vrij toegankelijk zijn
Animal research
Belgische & Europese wet- en regelgeving Bv. BCLAS = Belgian Council for Laboratory Animal Science = labo’s
controleren of ze richtlijnen volgen
- Training is vereist
- Regular inspection of labs working with animals
- ethische commissie passeren
- De 3 V’s
o Vervanging
= nadenken over alternatieven Bv. andere populatie ipv dieren?
o Vermindering
Bv. kunnen we niet minder muizen gebruiken dan 100?
o Verfijning
= procedures zodat ze zo weinig mogelijk last zijn voor dieren daarom nemen aantal
experimenten met dieren af
10