Voor hoogspringen zijn er meerdere technieken. Echter zie je op tv alleen de fosburyflop, omdat deze het
meest efficiënt is. Daarmee werd 2.45m gesprong, met de rolsprong (straddle) 2.36m en de schotse sprong met
bochtaanloop 2.2m
Straddle (rolsprong) technieken
De aanloop bestaat om deze snelheid om te zetten in hoogte. Bij de rolsprong is de aanloop in een rechte lijn.
Het gaat hierbij niet om de maximale aanloopsnelheid, maar om de optimale aanloopsnelheid. Optimaal is
wanneer de afzet maximaal tot zijn recht kan komen. Een goede afzet is bij een stijgingshoek van 60-65 graden
ten opzichte van de ondergrond. De aanlooplengte is verschillend per persoon. Methodisch gezien begin je
kort. Wordt het niveau beter kan je een pylon neer zetten als beginpunt van de aanloop. We gaan niet zoals bij
atletiek in op het aantal passen, dan is het gevolg dat het ‘loskomen’ wordt vergeten.
Laatste passen van de aanloop
Op hoog niveau zijn de laatste drie passen: kort-lang-kort, het driepas-ritme.
In de eerste pas neigt de romp naar achteren te gaan bij de rolsprong en dus
daalt het zwaartepunt. In de middelste pas neigt de romp nog verder naar
achteren en bereikt het zwaartepunt zijn laagste punt. Dit is een langere pas
en de knie van het standbeen is sterk gebogen. De laatste pas is weer snel en
kort. De romp is soms wel tot 45 graden naar achteren. Het been waarmee je
afzet wordt in het verlengde van de loop geplaatst. De hiel heeft als eerste
contact met de grond, waardoor er een rem-hef-werking ontstaat. De
aanloophoek bij de rolsprong is 30-40 graden. Dit door persoonlijke
voorkeuren, wat heeft te maken met:
1. Streven naar optimale stijgingshoek.
2. Streven naar zo kort mogelijke zweeftijd voor de lijn of lat.
De afzet
Er zijn 3 fases:
1. Voetplaatsing: contact met de grond via de hiel, dan de gehele voet. Op dit moment is LZP op het laagste.
Door achterover leunen van de romp wordt de snelheid sterk geremd.
2. Excentristische fase: voorwaartse snelheid wordt verder afgeremd en er wordt een begin gemakt met
omzetten naar verticale (hoogte) snelheid. Dit vraagt veel van het lichaam.
3. Concentrische fase: de verticale snelheid wordt opgebouwd tot maximaal.
De contacttijd van de afzet bij de rolsprong is ongeveer 0,2 sec. De concentrische fase is de helft hiervan, zodat
de afzetmaximaal tot zijn recht komt, dus: explosief strekken en volledig strekken van het afzetbeen. Door het
vroegtijdig bijtrekken van het been, wat wel eens gebeurt, is een oprimaal impuls niet te genereren.
De hefhoogte van het lichaamszwaartepunt
Voor de impulswaarde van de afzet is de hefhoogte van het lichaamszwaartepunt van belang. Hiermee wordt
de afstand die het LZP aflegt gedurende de volledige afzetfase bedoeld. Hoe groter deze afstand, hoe langer de
afzetkrachten kunnen inwerken met als gevolg een grotere afzetimpuls en een hogere afzetsnelheid. Een
hogere afzetsnelheid leidt vanzelfsprekend tot meer “loskomen van de grond”.
De lengte van de weg van de versnelling in verticale richting bij de afzet is afhankelijk van:
1. Lengte van de springer: voordeel, maar niet alles bepalend.
2. Hellingshoek van het lchaam bij de afzet en daling van het LZP die daardoor ontstaat in de op één na laatste
pas.
3. Mate waarin de afzet volledig gestrekt wordt.
4. Mate waarin het opzwaaibeen hoog opgezwaaid wordt. LZP komt zo hoger in het lichaam.
5. Mate waarin beide armen ingezet worden. LZP komt zo hoger in het lichaam.
Een hogere LZP is aan het einde van de afzetfase in theorie gunstig.
13
,De sijghoogte van het lichaamszwaartepunt na de afzet
Hogere sprongen ontstaan door een grotere stijghoogte van het LZP. De stijghoogte van het LZP gaat dus over
de mate waarin iemanf loskomt van de grond. De mate waarin iemand los komt wordt bepaald door de
verticale snelheid (omhoog). Hoe hoger de snelheid, hoe gunstiger. Het impuls is de uitgeoefende kracht,F x de
tijdsduur die de kracht op het lichaam werkt, t. De grootte van het impuls bij de strekking van het afzetbeen
wprdt bepaald door:
1. Intensiteit en explosiviteit van strekactie= F
2. Tijdsduur van de strekking= t
De ondersteuning van de armen en zwaaibeen
Beiden kunnen de sprong positief beïnvloeden bij de afzet. Bij het hoogspringen
is de invloed groter als bij het verspringen. Dit doordat de armen en het
opzwaaibeen beiden de opgewekte reactiekracht in verticale richting tot uiting
komen. De armen zijn het meest krachtig bij een tweearmige opzwaai-actie. Dit
doen we op de calo niet, maar een been en arm opzwaai levert tot 24-30%
afzetimpuls op. ¾ komt door het opzwaaien van het opzwaaibeen.
Rotaties
Bij de rolsprong draai je om de transversale, sagittale en longitudinale lichaamsas. De springwijze wordt
bepaald door de manier waarop deze drie vormen na de afzet worden gemixt. Bepaalde rotaties zul je niet
tegenwerken en soms juist versterken om zo gunstiger boven de lat te komen.
Houding van hoofd, romp en schouders bij de afzet
De houding van het hoofd, de romp en de schouders hangen sterk samen met de rotaties die bij verschillende
springtechnieken aan de orden zijn. Bij de rolsprong zien we het hoofd en de schouders tijdens de afzet sterk
naar de zeide van het afzetbeen neign om zo tijdens de zweeffsase een duikelende beweging te kunnen maken.
Zweeffase
Het LZP doorloopt tijdens het zweven een parabolische curve. Deze wordt bepaald door:
1. Resterende horizontale snelheid (aanloopsnelheid)
2. Afzetsnelheid
3. Afzethoek (richting van de afzetsnelheid na het loskomen, rolsprong= 60-65 graden)
Na het loskomen is de bruto spronghoogte bepaald. De baan van het LZP staat vast. Nu is de kunst om door
een zo efficiënt mogelijke springwijze (techniek) de netto spronghoogte zo maximaal te laten zijn. Er wordt veel
aandacht gegeben aan de techniek, maar in de realiteit heeft iedere beweger een eigen variatie van een
bepaalde techniek. Bij de rolsprong kan het een duikstraddle zijn of een parallelstraddle. Biomechanisch kan je
met de één niet beter springen als met de ander. Op de calo streven we geen ideaaltypische technieken na.
Wel moeten we kennis beschikken om leerhulp te kunnen geven.
- Parallelstraddle: Lichaam is vrijwel parallel aan de lat tijdens de latpassage. Er is bijna geend duikactie van het
hoofd of de romp. (aanloophoek 30 graden)
- Duikstraddle: Het lichaam maakt een hoek t.o.v. de lat bij de latpassage. Hoofd en armen passeren de lat als
eerste, terwijs het afzetbeen nog aan de andere kant van de lat is. Er is dus een duikactie
waardoor er een gunstige lichaamshouding wordt geraliseerd. (aanloophoek 40 graden)
14
, Floptechnieken
Bij de rolsprong is het hoogtepunt 2.36m. Vanaf de jaren 80 verdween de sprong langzaam. Dit doordat:
1. Er was snel resultaat bij de fosburryflop, zekr bij beginners. (ontstaan door zachte valmat)
2. Biomechanisch kan de fosburryflop hoger gesprongen worden.
Ook bij de fosburryflop zijn er twee varianten die gesprongen worden:
- Speedflop: hoge snelheid en nadrukkelijk accent op het omzetten van snelheid in hoogte.
- Powerflop: Minder snelheid en accent op het krachtig afzetten om hoogte te realiseren.
Verschil speedflop en powerflop
Voor de powerflop geldt (in vergelijking met de speedflop) het volgende:
Aanloop
• De aanloopsnelheid is lager.
• De aanloop bij is meer rechtlijnig en hooguit in de laatste paar passen licht boogvorming.
Laatste 3 aanlooppassen
• In de voorlaatste pas is er sprake van een sterkere buiging in de knie.
• Er is sprake van een grotere daling van het LZP.
• Er is sprake van een sterkere achterwaartse rompneiging.
• Het afzetbeen bevindt zich nagenoeg in het verlengde van de romp.
Afzet
• Er is sprake van een (meer) nadrukkelijke hiellanding bij de afzet.
• De contacttijd van de afzet is langer.
• Er is sprake van een gestrekt opzwaaibeen parallel aan de lat of iets daarvan af.
Zweeffase en landing
• Geen noemenswaardige verschillen.
Ons onderwijs
Onze mainer van aanbieden van de fosburryflop lijkt op een laag tempo uitgevoerde variant van de speedflop.
Het verschil met springers op hoog niveau is het tempo. Zij zijn beter in staat om hogere sneleheden effieciënt
om te zetten in hoogte. In het onderwijs is een hoog aanlooptempo niet realistisch. Ze vliegen dan vaak ver
naar voren ipv omhoog.
Omschrijving speedflop
De aanloop:
Op de calo kiezen we methodisch op relatief kort en recht onder een hoek van 45 graden aan te lopen.
Bochtaanloop gebeurt pas bij een basisniveau. Op een hoger niveau heeft de bochtaanloop voordelen. Je loopt
eerst recht aan en later in een bocht. Vaak wordt er 2 tot 3 meter buiten de mat gestart.
De bochtaanloop dwingt om naar het midden van de bcht te leunen om zo centripetale kracht te ontwikkelen.
Doordat je naar binnen leunt op het einde van de aanloop kan de springer het lichaam naar de lat toe draaien
en naar een verticale eindpositie komen tijdens de afzet, zonder naar de lat toe te leunen. Te veel naar d elat
leunenn zorgt er voor dat het maximale niet uit de psrong gehaald kan worden. De afzetsnelheid zal dan voor
een deel in horizontale richting zijn in plaats van verticaal.
Door de bocht kan de springer het LZP verlagen in de laatste 2 of 3 passen zonder horizontale snelheid te
verliezen. Het LZP verplaatst zich tijdens de afzet hierdoor over grotere afstand, waardoor er meer tijd ontstaat
om een zo groot mogelijk verticaal impuls te ontwikkelen.
De aanloophoek:
In de eerste leervoorstellen is er een rechte lijn onder een hoek van 45 graden. Binnen de wedstrijden in
bochtaanloop is er op het moment van afzetten 30-45 graden. Het uitgangspunt hierbij is de raakzijn van de
bocht tijdens de laatste pas, de afzet.
15
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur zola99. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.