Hoofdstuk 1 — Een inleiding tot consumentengedrag
1 Wat is consumentengedrag?
Consumentengedrag: alle gedrag, zichtbaar en onzichtbaar, van een individu of een groep bij het zoeken,
kopen, gebruiken, beoordelen en afdanken van producten en diensten (in de meest brede betekenis).
Een dynamisch gegeven: wisselwerking van interne en externe factoren – mentale processen, concreet
gedrag, omgevingsfactoren. Het is een proces, geen momentopname. Houdt meer in dan koopgedrag.
Heeft te maken met alle activiteiten (mentaal en fysiek) die voorafgaan en volgen op de aankoop.
1.1 Vier stappen van consumentengedrag
1) Communicatie/beslissen
Omgang met informatie (veel, weinig of geen informatieverwerking) → advertenties en folders
bekijken, klacht indienen, tevredenheidsbevraging invullen en nemen van de aankoopbeslissing.
2) Koopgedrag
Gedrag rond en op plaats van aankoop, ook online handelingen → dagelijkse boodschappen, waar,
hoe betalen, combineren van activiteiten, gevoelig voor aanbiedingen …
3) Gebruiksgedrag
Wat doet consument, concrete ervaringen → complex: autoleasing, carsharing, internetaankopen.
Bepaalt wat de consument in de toekomst doet (tevreden vs ontgoocheld)
4) Afdankgedrag
Wat de consument doet na gebruik: weggooien, inruilen, doorgeven, recycleren... Afdankgedrag
wint aan belang, dit merken we door initiatieven van de overheid (recyclagepremies), bedrijven
(rommelmarkten, 2de hands (beurzen), Bebat) en particulieren (upcycling).
2 soorten consumenten:
• Satisficer: geen uitgebreide info inwinnen, kiest 1 ste alternatief dat voldoet aan vereisten;
• Optimizer: veel informatie inwinnen, enkel het beste is goed genoeg.
2 Van schaarste naar overvloed
2.1 Een index van consumentenvertrouwen
Voor Industriële revolutie: producten voorzien in elementaire levensbehoeften: functionele betekenis.
Na Industriële revolutie: massaproductie, koopkracht ↗, een discretionair (vrij) te besteden inkomen.
2.2 Een consumptiemaatschappij
Voor de industriële revolutie → struggle for life.
Na industriële revolutie, overgang van schaarste naar overvloed → consumptiecultuur.
• (Over)consumptie wordt aanvaard;
• Goederen worden aangekocht i.p.v. zelf gemaakt;
• Mensen evalueren zichzelf en anderen op vlak van consumptie;
• Consumptie bevindt zich op hoog niveau, boven het overlevingsniveau.
2.3 Hoe is deze consumptiemaatschappij ontstaan?
• Aanbod van G&D worden verbeterd door comparatieve voordelen en verbeterde technologieën
• Toenemend inkomen → toenemende vraag (materialisme)
• Reclame stimuleert niet enkel het gebruik van producten/merken (identificatie)
Wonen in een huis (technische functie), huis geeft bewoners een status (sociaal expressieve functie).
1
,3 De studie van consumentengedrag
Consumentenpsychologie: studie van processen die doorlopen worden wanneer individuen of groepen
G&D, ideeën of ervaringen ; kiezen, kopen, gebruiken en afdanken in kader van de vervulling van
behoeften en wensen.
3.1 Multidisciplinair
• Individuele psychologie: waarneming, mentale processen (opinies), persoonlijkheid
• Sociale psychologie: groepslidmaatschap, sociale druk, opinies
• Sociologie: demografische achtergrond, maatschappelijke evoluties, trends (mindfulness)
• Economie: economisch klimaat, kosten en baten, wetgeving
• Antropologie: invloed van cultuur (Ik- VS, wij- Japan, pampers & ooievaar campagne)
3.2 Nut van de studie van consumentengedrag?
• Individueel niveau: inzicht in eigen gedrag en keuzes → remediering/bijsturen van gedrag
• Economie: consumentenvertrouwen (vb: crisis, inflatie/deflatie, spaargedrag…)
• Overheid: beleid, gedrag stimuleren of afremmen (vb: preventiecampagnes)
• Consumentenorganisaties: juistheid van informatie, voorlichting, bewustmaking
• Marketing: marktkansen, marktsegmentatie, marketingmix (ook non-profit)
4 De productlevenscyclus
→ geeft het verband tussen de tijd en de bezitsgraad in de populatie weer.
Wordt steeds sneller doorlopen, trends volgen elkaar sneller op … → stroomversnelling.
Introductiefase: consument wordt attent gemaakt op nieuw product → beeldvorming.
Groeifase: product is bekend, varianten en andere merken verschijnen op de markt. Bezitsgraad stijgt.
Volwassenheidsfase: bezitsgraad bereikt hoogtepunt. Penetratiegraad blijft ongeveer constant op
eenzelfde niveau (merktrouw).
Eindfase: vraag ↘, producten ontstaan die de functie overnemen.
• Consuminderen: tegen beweging, consument gaat voor duurzaamheid;
• 2 jaar na de introductie is het moeilijk de bezettingsgraad te verhogen;
• Veel producten worden uit de markt genomen voordat ze de volwassenheidsfase bereiken.
2
, Hoofdstuk 2 — De consument als individu
1 Gedrag in een ruimer perspectief
Gedrag: mentale processen (voelen, denken) die je niet kan waarnemen.
Denken is de meest typisch menselijke activiteit. Het denken heeft altijd op de voorgrond gestaan in onze
westerse traditie.
1.1 Antropocentrisme
Antropocentrisme: de neiging van de (westerse) mens om zichzelf centraal te stellen. De verspreiding van
het christendom in het westen heeft een grote invloed gehad op de ontwikkeling en verankering ervan.
De visie van de mens op zichzelf en de omgeving werd grotendeels gedicteerd door wat in de Bijbel stond.
Het woord van God was wet, en daar mocht niet aan getwijfeld worden.
• De astronoom Copernicus was de 1ste die een heliocentrisch model van het universum voorstelde.
• Charles Darwin zorgde met zijn evolutietheorie voor een omwenteling in de biologie.
• Sigmund Freud voerde met zijn psycho-analytische theorie een soortgelijke emancipatiestrijd, ditmaal
tegen het idee dat de menselijke rede, het verstand, het hoogste goed was.
o Volgens Freud wordt ons gedrag grotendeels veroorzaakt door onbewuste processen;
o Aangeboren oerdriften (seksuele driften, agressie, doodsdrift) worden verdrongen omdat ze
maatschappelijk niet geaccepteerd worden. Ze worden op een gesublimineerde vorm geuit, in de
vorm van dromen, versprekingen, kunst, sport, psychische klachten ...
o Probleem: de theorie is wetenschappelijk niet te toetsen. Toch hebben zijn ideeën veel invloed
gehad op hoe wij gedrag zien (gebruik van erotiek in reclame).
2 Studieobject van de psychologie
Psychologie is de wetenschap die menselijk gedrag bestudeert. Ze tracht menselijk gedrag te observeren,
beschrijven, begrijpen, verklaren, voorspellen, diagnosticeren, remediëren…
• Gedrag: alle waarneembaar gedrag en mentale processen;
• Observeren: bekijken en beschrijven van gedrag;
• Begrijpen: inzicht in het hoe en wat van gedrag, in verbanden en samenhangen;
• Verklaren: een antwoord zoeken op de vraag naar het waarom van gedrag;
• Voorspellen: op basis van systematische kennis en inzichten, toekomstige handelingen voorspellen;
• Diagnosticeren: op basis van systematische kennis en inzichten, gedrag indelen in categorieën;
• Remediëren: op basis van systematische kennis en inzichten, probleemgedrag proberen te verhelpen.
3 Geschiedenis : psychologie als wetenschappelijke discipline
In 1879 richt de Duitse filosoof Wilhelm Wundt zijn ‘Psychologisches Institut’ op. Een van de 1 ste
psychologische laboratoria waar met natuurwetenschappelijke methoden menselijk gedrag werd
bestudeerd. Voordien werd gedrag gezien als gedreven door bovennatuurlijke krachten. Deze 1 ste
experimentele psychologen hielden zich bezig met basisprocessen zoals waarneming. Veel van hun
bevindingen zijn ook nu nog relevant voor de studie van consumentengedrag.
4 Benaderingen in de psychologie
Menselijk gedrag is complex, bovendien ben je als mens tegelijk object en subject wanneer je gedrag gaat
bestuderen. Er volgen 5 benaderingen uit de psychologie, er is geen enkele en juiste benadering.
3