Psychologische Interventies en Mensbeelden
Les 1: Inleiding en situering
Teksten gewoon lezen ter verduidelijking, wat in de tekst staat maar niet in de les gezegd geweest is niet kennen
Waarom dit vak?
- Taken van klinisch psycholoog
§ Beoordeling (assessment)
§ Begeleiding
§ Behandeling
§ Beleid
- Wie consulteert en hoe ga je daar mee om
§ Link theorie-praktijk staat centraal
. Basisconcepten en competenties om begeleiding/behandelingsaanbod te bieden
. Verdere uitdieping in therapievakken
§ Doel: scientist-practitioner
. Behandelen obv wetenschappelijke kennis
- Scientist-practitioner en EBM (Evidence based medicine)
§ EBM is niet naïef toepassen van technieken of lijstjes van EBM therapievormen
§ EBM: is the integration of the best available research with clinical expertise in the context of patient
characteristics, culture, and preferences
§ Kennis en competentie nodig
- Valt te vergelijken met chirurgen/ingenieurs/piloten
§ Eerst basiskennis nodig voor je meer geavanceerde kennis krijgt
§ Bij wie wil je voor een groepswerk? Iemand die altijd 10/20 had?
Problemen met kwaliteit van psychotherapie
- Geen titelbescherming (wel van klinisch psycholoog)
- Enkel activiteiten van psychotherapie vallen onder de nieuwe wet op de uitoefeningen vd GGZ
- Problemen met wetenschappelijkheid bij psychologen zelf
§ Chakra, bloesemtherapie,..
§ Diagnostische onkunde, slechte indicatiestelling, te korte therapie bij complexe stoornis
Paradigma’s
- 4 grote theoretische kaders (4 delen) elk gebaseerd op een mensbeeld
§ Wetenschappelijke paradigma’s: Ze hebben elk aanleiding gegeven tot systematisch onderzoek
§ Wetenschappelijk onderbouwd
. Als wetenschap
. Als behandelvorm
§ Complementair
§ Steeds meer integratieve tendensen
. Nog geen uniforme theorie
. Verschillen blijven bestaan en zijn goed
× Ook in andere takken
× Zorgt dat wetenschap vooruitgang boekt
§ Pseudowetenschap: er is 1 theorie, we kennen alles (bv: leerpsychologie is enige nodige)
- Paradigma: geheel van samenhangende assumpties die samen een bepaalde mensvisie/mensbeeld vormen
§ Geeft aanleiding tot generatieve onderzoeksprogramma’s (<-> degeneratieve)
. Respectabele onderzoeksprogramma’s
. Blijven aanleiding geven tot nieuwe vragen die kennis/inzichten vergroten
× Je kan nooit alles weten
§ ‘Werkelijkheid’ (menselijk psychisch functioneren) definiëren/bekijken/bestuderen
§ Basisassumpties bij paradigma’s slechts deels & onrechtstreeks empirisch te toetsen
. Zijn afgeschermd voor falsificatie
. Bv: mensen zijn lerende wezens, mensen hebben groeipotentieel
1
, - Paradigma’s vormen basis voor scientist-practitioner model
§ Denken en handelen dat gebaseerd is op wetenschappelijke kennis
§ Anders gevaar: bricolage, samenraapsels en samenklutsen van allerlei technieken en interventies
zonder dat je weet waarom je iets (niet) doet
. Kritisch denken met paradigma’s (bv: altijd naar context kijken)
- Praktisch
§ Psychotherapeut kijkt naar de wereld/mens/problemen op een bepaalde manier (impliciet/expliciet)
. Zonder theorie zie je niks
× Bv: kijkt onder de microscoop zonder theorie -> ziet gwn een blubber
. Maar theorie kan ook blinde vlek zijn
× Bv: confirmation bias
× Ziet overal je eigen theorie en perspectief
§ Psychotherapeut heeft affectieve affiniteit met bepaalde manier van kijken
. Mensen zelf hebben ook blinde vlekken
. Bv: in gezinstherapie meer de kant kiezen van de zus, want je herkent je er in
- Definitie van psychotherapie: Psychotherapy is a primarily interpersonal treatment that is based on psychological
principles and involves a trained therapist and a client who has a mental disorder, problem, or complaint; it is
intended by the therapist to be remedial for the client’s disorder, problem or complaint; and it is adapted or
individualized for the particular client and his or her disorder, problem, or complaint.
§ Rol van therapeut
§ Therapeutrelatie
§ Patiëntfactoren (IV)
6 competenties
- 1. Generische competenties: competenties vereist voor ALLE psychologische interventies
§ Bv: band kunnen opbouwen met mensen
- 2. Basiscompetenties bij een bepaald type van benadering
§ Competenties die in meeste vormen van een bepaalde benadering worden gebruikt
§ Is basis van persoonsgerichte benadering als complement van stoornisgerichte benadering
- 3. Specifieke competenties bij bepaald type van benadering
§ Bv: exposure bij CGT
§ Bv: werken met overdracht in PDT
- 4. Algemene meta-competenties: te maken met bewaken van proces van interventies in het algemeen
§ Overheen benaderingen
§ Bv: wat doe je met mensen die uitvallen, vragen stellen?
- 5. Probleem-specifieke competenties: verbonden met welbepaalde interventie
§ Bv: Clark model bij depressie in CGT
§ Bv: EFT in humanistische
§ Bv: MBT in psychodynamische
§ Bv: multi-systemische therapie in relatietherapie
- 6. Specifieke meta-competenties: te maken met proces en verbonden zijn met het type van interventie
§ Bv: kunnen kiezen van juiste methode of aanpak
- Eerst generische hebben voor je de specifieke kan verwerven
- Zie afbeeldingen PPT
Psychotherapie
- Psychotherapie kan werken
- Rol van meta-analyses
§ Effect size: indicatie van de sterkte/grootte van het verband
§ Bv: Cohen’s d
. Betekenis: 0.2 (klein), 0.5 (medium), 0.8 (groot)
. Nagaan tss behandelingen en voor en na zelfde behandeling
2
,Belang van vergelijkingscondities
- Actieve groep & wachtlijst vergelijking
§ Zwak: op zen best gwn geen achteruitgang
§ Moeten gwn wachten op de behandeling, krijgen hem later
§ Probleem
. Is vaak schadelijke interventie (iatrogeen): mensen zijn nu ziek, willen nu behandeling
. Teleurstelling
§ Voordeel
. Kijken of er tijdseffecten zijn
. Soms gaat stoornis gwn over als je effen wacht
- Actieve groep & placebo vergelijking
§ Sterker
§ Placebo: inactieve pil zonder actieve substantie
. Weet niet of ze actieve behandeling krijgen of niet
. Onderzoeker weet het ook niet -> dubbel blind
§ Probleem
. Dubbel blind niet mogelijk in psychotherapie
. In therapie: niet niks doen, gwn iets anders dat ook niet echt helpt/schaad
× Alleen ‘supportieve gesprekken’ geven, geen echte interventies
× Je moet sws iets doen
§ In geneeskunde wel handig
. Uitsluiten van geloof en hoop vd patiënt
. Effect is er ook wel in de psychotherapie
- Actieve groep & actieve groep vergelijking
§ Het sterkste
§ Waarom: er zijn al behandelingen die effectief zijn -> kan deze behandeling effectiever zijn
§ Bv: systeemtherapie en CGT
- Intent-To-Treat (ITT): alle patiënten die behandeling starten
- Completer sample: alle patiënten die de therapie volledig volgen
- Drop-outs: zij die onderweg afhaken
- Analyse obv ‘completer’ is rooskleuriger/meer effect dan ITT analyses
§ 1. Slechtere responsen vallen uit
. Gemiddeld genomen mensen die drop-out doen vertonen weinig respons/geen match
§ 2. Completers hebben een grotere dosis gehad/meer sessies
§ Nuance
. Early responders kunnen ook drop-out zijn
. Behandeling heeft al gewerkt dus doei je hebt er geen meer nodig
- Is je therapie effectief als er heel veel dropout is?
§ Veel parameters om te kijken of de behandeling effectief is
Effectiviteit psychotherapie overheen patiënten en therapiegroepen
- Psychotherapie werkt!
- Meeste pp meer vooruitgang dan zonder behandeling
- Effect size vaak groot tot zeer groot
- Ook voor specifieke stoornissen
- Psychotherapie vaak even/meer effectief als medicatie (zeker lang termijn)
Nuances
- Effectiviteit afhankelijk van stoornis, uitkomstmaat en follow-up periode
§ Bv: minder bij psychose
§ Bv: relationeel of persoonlijk functioneren bekijken
§ Bv: kans op terugval kan stijgen met de tijd
3
, - Problemen met meta-analyse
§ 1. Erg verschillende studies
§ 2. Publicatie bias: negatieve studies niet gepubliceerd
. Nu al minder: alle trials moeten gepubliceerd worden
. Maar is niet altijd bewust, onbewust kan ook
× Bij paradigma’s -> basisassumpties niet altijd toetsbaar maar zit er wel ingebakken
dus als je negatief resultaat hebt -> mensen zoeken naar fouten in je studie en veel
commentaar er op
. Grafiek
× Puntjes buiten de driehoek -> onwaarschijnlijk grote positieve resultaten
× Maar als die er zijn -> zouden er ook zo een uitzonderlijke negatieve moeten zijn!
* Maar die zijn er niet!
§ 3. Inclusie methodologisch sterkere/zwakkere studies
. Heterogeniteit van meta-analyses kan conclusies verzwakken/vertekenen
- Klinische significantie: klinische relevante vooruitgang?
§ In hoeverre gelijkaardig met normale controlegroep na behandeling
§ Is verschillend van statistische significantie
§ Vooral bij lange therapieën en hoe langer deze volgehouden worden (niet onuitputtend)
§ Typische bevindingen
. Vergelijkbare klinische verandering als na meeste medische interventies
1.50
. Hoewel heel aantal patiënten subklinische symptomen behouden
1.25
§ Grafiek
SCL-90-R Global Severity Index
AP (before: 65/54; during: 199/154)
. 2 langdurige therapieën vergelijken over meerdere maanden
Text PD (before: 317/102; during: 773/282)
1.00
0.75
. Na een tijdje overstijgt de ene de andere
0.50
. 95% zit onder 1.96 SD
0.25
-3 0 3 6 9 12 15
Months since Start of Psychotherapy
18 21 24 27 × Patiënten zaten hier boven in het begin maar na behandeling vallen ze ook bij de
normale patiënten (0.5)
Kosten-effectiviteit
- Kosteneffectiviteit: wat is de return voor de geïnvesteerde kosten?
§ Is wetenschap op zich aan het worden
- Winnen we de kosten terug ? JA !
§ Gaat van 2 tot 43 euro wist voor elke geïnvesteerde euro voor psychotherapie
§ Zelfs en vaak vooral bij “kostelijke” behandeling (bv bij borderline problematiek)
§ Steeds meer uitgedrukt in termen van Quality Adjusted Life Years (QALY)
. Psychotherapie zorgt voor meer kwaliteitsvolle levensjaren
Behoud van verandering
- Terugval?
- Belangrijk inzicht
§ Theoretisch model belangrijk: psychotherapie biedt geen ‘immunisering’
§ Hangt samen met
. Stoornis
. Type en duur van behandeling
. Tijdperk (vroeger duidelijk optimistischer)
- Terugval lijkt samen te hangen met de ‘dosis’ van therapie
§ Niet eindeloos!
Worden patiënten slechter?
- Is therapie schadelijk? JA: 5-10%
- Niet altijd gevolg van therapie, soms wel
§ Iatrogene effecten van psychotherapie
- Groeiende bewustwording van iatrogene effecten van behandeling
Van werkzaamheid naar doeltreffendheid
- Werkzaamheid -> interne validiteit: kan verandering toegeschreven worden aan de therapie en niet aan andere
factoren?
4
, § RESEARCH SETTING
- Randomized controlled trials (RCTs) waarbij
§ Controle op behandeling/conditie (‘randomized’)
§ Controle op patiënten (inclusie/exclusie)
§ Gebruik van therapie handleiding
§ Controle op therapeuten
§ Controle op ‘dosis’
- Pas op met verafgoding van RCT als ‘gold standard’
§ 20 mensen met parachute en 20 mensen zonder parachute -> helpt parachute tegen sterven?
§ Zo een studie wordt nooit gedaan -> wil niet zeggen omdat er geen studie is dat het niet zo is
- Doeltreffendheid: in principe ‘alles’ vrij -> externe validiteit: kan er in echte klinische setting (met veel variatie in
therapeut, dosis, patiënten) ook gesproken worden over positief effect van de therapie
§ CLINICAL SETTING
§ Niet altijd gelijkaardige resultaten, meestal wel
§ Evolutie
. Historisch vooral onderzoek naar doeltreffendheid
. Dan vooral accent op werkzaamheid (1980-2010)
. Nu terug naar de vraag: in hoeverre veralgemeenbaar naar dagelijkse klinische praktijk
(“bench-marking” studies)
× Effecten van therapie zelfde in gecontroleerde en niet gecontroleerde
omstandigheden ?
Improving Access to Psychological Therapies (IATP)
- Alle vormen van therapie even effectief
- Ongeveer 50% vd mensen toont vooruitgang in therapie
- Ook bij jongeren
§ Daalt wel bij complexere therapieën/depressie, hoogste effectsizes (.50) bij anxiety
§ Effectiviteit ligt lager dan bij volwassenen
. Jongeren zitten nog veel meer in een familiesysteem of een sociaal systeem
§ Effecten van jongeren over tijd dalen, stijgen niet
. Studies beter dus schatting van effect beter/lager
. Culturele trends: stoornis neemt toe
. Competenties van therapeuten minder
× Deze stoornis -> deze behandeling
× Minder persoonsgericht
. Grafiek: effect sizes over tijd
× Anxiety: niet significante stijging
× Depressie: significante daling
Vergelijking tussen behandelingen
- Zijn er verschillen tussen behandelvormen in effectiviteit?
§ Basisassumptie: vooral specifieke factoren zijn werkzaam en we kunnen dus verschillen verwachten
§ Dit is problematische assumptie
. Gemeenschappelijke factoren verklaren vaak meer
. Patiënt, therapeut en therapeutische relatie vaak even belangrijk of belangrijker en vooral de
interactie daartussen
- Bevindingen: geen verschillen -> “Dodo bird verdict”
§ All have won and all must have prizes
§ Als er al verschillen zijn, verdwijnen ze vaak na controle voor researcher allegiance (r=.85)
§ Verschillen kunnen te wijten zijn aan gebruikte meetinstrumenten
§ Verschillen kunnen te wijten zijn aan verschillende populaties
- Therapie effect verklaard door samenspel van verschillende factoren
§ Placebo: 15%
§ Gemeenschappelijke factoren: 30%
§ Veranderingen buiten therapie: 40%
§ Therapie techniek: 15%
5
,Besluit
- Psychotherapie is effectief
§ Even effectief of effectiever als medicatie
- Maar steeds nuanceren
§ Welke factoren bepalen outcome?
§ Bij welke patiënten?
§ En hoe wordt outcome gemeten?
§ > What works for whom?
DEEL 1: LEERPSYCHOLOGIE EN GEDRAGSTHERAPIE
Les 2: Klassieke en operante conditionering + theorieën over bekrachtiging
Essentials van Klassieke en Operante conditionering: herhaling
Definitie van leren
- Leren is middel waardoor mensen/dieren gedrag duurzaam wijzigen met als doel een beter afstemming op
leefwereld (gedragsmatige/neuronale plasticiteit)
- Leren is gedragsverandering (in bepaalde situatie)
§ Toename/afname (verschijnen/verdwijnen) van bepaalde respons
§ Gedrag kan reactief of actief zijn
§ Kan zijn dat gedragsverandering niet direct zichtbaar is -> blijft nog steeds leren
§ Niet elke gedragsverandering impliceert leren
. Maturatie: fysiologische en neuronale rijpingsprocessen -> zorgt voor gedragsveranderingen
. Motivatie
. Tijdelijke prikkel verandering
. Vermoeidheidseffecten
- Definitie leren: Leren is een relatief duurzame verandering in het potentieel om een bepaald gedrag te stellen, die
toe te schrijven is aan ervaring met gebeurtenissen in de omgeving die specifiek gerelateerd zijn aan dat gedrag
§ Duurzaam: verandering blijft effen, gaat niet direct weg
§ Ervaring is cruciaal!!
§ Gedrag: motor responsen & autonoom-vegetatieve responsen
§ Gerelateerd: antecedente S, consequente S, beide
Fundamentele types van ‘ervaring’
- Habituatie/sensitisatie: ervaring met prikkel/gebeurtenis op zich (S)
- Klassieke/Pavloviaanse conditionering: ervaring met relatie tussen twee prikkels/gebeurtenissen (S1-S2)
- Operante conditionering: ervaring met relatie tussen gedrag en consequent gebeurtenis in omgeving (R-S)
Homogeen vs heterogeen substraat van gedrag
- Leren impliceert veranderen/vormen/shapen van gedrag
- Homogeen: klei boetseren tot gewenst resultaat (Skinner)
- Heterogeen: bewerken/beeldhouwen blok hout
§ Nerven & knoetsen = genetisch geprogrammeerde predisposities & gedragstendensen
§ Betere visie
§ Mens is geen onbeschreven blad, er is biologische gegevenheid
§ Bv: fobie voor spinnen, niet voor stopcontacten
Structuur van ongeconditioneerd gedrag
- Leren: Leren ent zich op dit complexe, heterogene, en georganiseerde substraat van ongeconditioneerd gedrag,
bestaande uit eenvoudige reflexen, meer complexe modale actiepatronen, en sequentieel georganiseerde
“gedragssystemen”
- Shaping en homogeen versus heterogeen substraat van gedrag
- Het concept “reflex”
- Complexe vormen van ontlokt gedrag
§ Modale Actie Patronen (MAP)
§ Signaalprikkels
6
, - De organisatie van ontlokt gedrag
§ Motivationele factoren
§ Appetitief en consummatorisch gedrag
§ Gedrags-Systemen
Habituatie en sensitisatie
- Ervaring met een prikkel “op zich” = niet-contingent met andere prikkels noch met het gedrag vh organisme
- Hoe ongeconditioneerd ‘elicited gedrag’ wijzigt louter in functie van herhaalde aanbieding van ontlokkend signaal
§ S1 -> R1, S1, S1, S1, S1,…., S1 -> ??
§ Elicited gedrag
. Ontlokkende stimulus -> reflex
. Signaalprikkel -> MAP (gedragssysteem)
- Meest bestudeerd bij reflex-systemen maar kan ook bij complexe vormen van leren
- Habituatie: afname sterkte/probabiliteit van een respons tgv. herhaalde aanbieding van de ontlokkende prikkel
- Sensitisatie: toename sterkte/probabiliteit van een respons tgv. herhaalde aanbieding van de ontlokkende prikkel
Pavloviaanse of Klassiek conditionering
- Ervaring met relatie tussen twee prikkels/gebeurtenissen [S1-S2], waarbij die relatie zich voordoet onafhankelijk
van het gedrag van het organisme
§ Gedrag door S1 wijzigt ten gevolge van (voorafgaand ervaren) samengaan van S1 en S2
- Leren van betekenis van S1 obv S2
§ Evaluatief: goed/slecht, aangenaam/niet aangenaam
. Bv: aangename geur van frietjes
§ Emotioneel-affectief: gevaarlijk/veilig, hoopgevend/frustrerend
§ Functioneel-gedragsmatig: benaderen/vermijden
- Associatief leren
Buiten labo
- Prikkel (VP) gaat betrouwbaar vooraf aan andere significante prikkel (OP)
- Fysieke wereld: temporele en causale wetmatigheden
§ Bv: wolken -> regen
§ Bv: bliksem -> donder
§ Bv: visuele en auditieve prikkels hond -> hondenbeet
- Sociaal-culturele wereld
§ Bv: Rinkelen deurbel -> persoon voor de deur
§ Bv: aankondigen trein -> trein komt aan
Appetitieve conditionering
- Uitgaan van continuïteit tussen verschillende soorten
§ We bestuderen ratten, duiven,…
§ Geen breuk, maar toch ook wel nog verschillen
- OP = aangenaam/wenselijk
- Autoshaping of sign-tracking
§ VP: licht op responsesleutel
§ OP: voedsel
§ VR: responssleutel benaderen
- Goaltracking
§ VP: toon
§ OP: voedsel
§ VR: benaderen voedselbakje
- Sign- of goal-tracking? Afhankelijk van
§ Aard VP
. Verschillende soorten VP’s kunnen verschillende soorten VR’s ontlokken (bij éénzelfde OP)
§ Procedurele aspecten conditioneringsopstelling
§ Individuele verschillen
7
, . 1/3 sign tracking, 1/3 goal tracking, 1/3 mixed
Aversieve/vreesconditionering
- OP = onaangenaam, onwenselijk
- Geconditioneerde suppressie
§ Fase 1: stabiel (operant) gedrag aanleren
. Drukken -> voedsel
§ Fase 2: klassieke vreesconditionering
. Toon (VP) -> shock (OP)
§ Test: toon (VP) tijdens operant gedrag
. Geconditioneerde vrees: mate waarin operant onderdrukt wordt tijdens VP
§ Suppressieratio
. #R tijdens / (#R tijdens + #R pre)
. Volledige suppressie -> 0/(0+x) = 0 (goede klassieke conditionering)
. Geen suppressie -> y/(y+x)= 0.50 (als x =y, klassiek verband niet geleerd)
- Autonoom-vegetatieve en skeletresponsen als VR
§ Pavloviaanse con kan ook resulteren in beïnvloeding “skelet-responsen” (= motorisch gedrag)
§ Bv: Freezing & geconditioneerde suppressie: skelet
§ Bv: Sign- en goal-tracking: skelet
§ Bv: Oogknipper reflex: skelet
Geconditioneerde modificaties OR
- VR als anticipatorische respons: functionaliteit = meer effectieve omgang met OP -> OR gemodificeerd
- Impact van wat er komen gaat, kan je veranderen
§ Bv: tolerantie
Adequate controlecondities
- Tonen dat gedragswijzing tov VP causaal toe te schrijven aan ervaring VP-OP relatie
§ Niet-associatieve effecten uitsluiten
§ Uitsluiten sensitisatie effecten die gevolg zijn van herhaalde aanbieding VP/OP op zich
- VP/OP random controleconditie
§ VP & OP even frequent aanbieden als in experimentele con, moment waarop is onafhankelijk
§ Voordelen
. Effecten herhaalde VP op zich
. Effecten herhaalde OP op zich
§ Nadelen
. Geen zuiver neutrale baseline
- VP+/VP- discriminatieve controle
§ Foto van natuur -> prikkel
§ Foto van stad -> geen prikkel
§ Maar 1 VP voorspelt een OP
§ Andere VP is gwn louter blootstelling
Inhoud van leren
- S-R leren
§ VP ontlokt de VR rechtstreeks
§ OP is de oorzaak van associatief leren en van de gedragsverandering, niet mee geëncodeerd
§ rat gaat freezen maar weet niet waarom
- S-S leren
§ VP ontlokt de VR onrechtstreeks, via activatie van de representatie van de OP
§ OP wordt mee geëncodeerd
§ VP activeert de verwachting/doet denken aan de OP
§ Actuele (motivationele) waarde van OP bepaalt VR (is afhankelijk van motivatie om te reageren op OP)
§ Bv: kwartels een prikkel tonen -> als je die prikkel ziet dan komt een vrouwtje
. Stel: modificeren de seksualiteit van de kwartel -> geen interesse meer in vrouwtje -> geen
sign tracking meer
8
,Latente inhibitie
- Herhaalde VP aanbieding -> VP-OP aanbieding -> vr
- / -> VP-OP aanbiedeing -> VR
- vr < VR = latente inhibitie
§ Als we prikkel al kennen en gewoon zijn, moeilijker om er een signaal van te maken
Selectieve VP-OP associaties
- Bv: ratten
§ Proeven of audiovisueel?
§ Misselijk of shock krijgen?
§ Misselijk en smaak & shock en audio werken best als duo
- Effectiviteit VP is functie van aard van gebruikte OP
- VP-OP interactie gegeven…
§ VP1-OP1 > VP2-OP1
§ VP1-OP2 ≤ VP2-OP2
- Relatieve kwestie, niet absoluut
- Verklaringen
§ 1. Algemene-proces benadering (bv: rol similariteit)
§ 2. Biologisch-evolutionair perspectief (preparedness)
Prikkelrelaties bij klassieke conditionering
- Er kunnen verschillende “soorten” relaties bestaan tussen VP-OP (of: verschillende aspecten kunnen
onderscheiden/beschreven worden)
§ Temporele relaties VP-OP
§ Signaal-relaties VP-OP
§ Hogere-order relaties
. Geconditioneerde inhibitie
. Geconditioneerde facilitatie
- De aard van de VP-OP relatie bepaalt mee of/wat er geleerd wordt bij Pavloviaans leren
Signaalrelaties tussen VP en OP
- Delayed conditioning situatie
§ Elke VP gevolg door OP (VP nooit alleen)
§ OP steeds voorafgegaan door VP (OP nooit alleen)
§ VP is goede predictor (hier perfect) om OP te voorspellen
. Perfecte statistische contingentie tussen optreden VP en optreden OP
- Statistische contingentie als conditionele probabiliteit
§ P (OP| VP) = kans optreden OP gegeven VP
§ P (OP | geen VP) = kans optreden OP gegeven géén VP
§ Verhouding tussen beide conditionele probabiliteiten is determinant klassieke conditionering
- P(OP|VP) > P(OP|geenVP)
§ POSITIEVE contingentie -> VP predictor aanwezigheid OP
§ Excitatorische conditionering
- P(OP|VP) = P(OP|geenVP)
§ NUL contingentie = géén predictor
§ Géén conditionering (cfr. “random controle”)
- P(OP|VP) < P(OP|geenVP)
§ NEGATIEVE contingentie -> VP predictor afwezigheid OP
§ Inhibitorische conditionering
Blokkering
- Contingentie-effecten tonen aan dat louter tijdruimtelijke contiguïteit tussen VP en OP géén voldoende
voorwaarde zijn voor klassieke conditionering
9
, - Fase 1
§ Perfecte contingentie tussen geluid - schok
- Fase 2
§ Perfecte contingentie tussen geluid – schok
§ Ook perfecte contingentie tussen licht - schok
- Resultaat: géén (of veel minder) conditionering op later toegevoegde (maar even predictieve) licht-prikkel !!
- VP moet predictief zijn…én niet-redundant!
Geconditioneerde inhibitie
- Excitatorische conditionering: VP wordt signaal voor aanwezigheid/optreden OP
- Inhibitorische conditionering: VP wordt signaal voor afwezigheid/niet-optreden OP…
- …of correcter: voor afwezigheid/niet-optreden van een op basis van andere cues wél verwachte OP !
§ Niet-optreden van OP is pas psychologisch significante gebeurtenis als niet-optreden OP onverwacht is
§ Voorbeeld: “géén miljoen €” ↔ “géén miljoen € die je verwacht had (Euro-millions))”
- Procedure
§ A -> OP: A signaal voor OP
§ (A+B) -> Geen OP
. Obv A wordt OP verwacht
. Niet optreden OP = significante gebeurtenis
. B = geconditioneerde inhibitor
- Negatieve VP-OP contingentie
§ (OP|VP) < P(OP| geen VP)
§ Context-cues fungeren als excitatorische VPs die verwachting OP induceren
§ VP wordt signaal voor niet-optreden OP
Instrumentele/Operante conditionering
Terminologie
- Habituatie, sensitisatie, klassieke conditionering
§ Aanbieding/optreden prikkel(s) onafhankelijk van het gedrag van het organisme
§ Gedrag verandert in functie van deze prikkelaanbiedingen (OR ↑↓ of VR ↑↓), maar:
. Gedrag géén invloed op de aanbieding/het optreden van de cruciale prikkel(s)
. = Leren over prikkels en prikkelrelaties waarover men geen controle heeft
- Operante of instrumentele conditionering
§ Aanbieding/optreden van ongeconditioneerde stimulus is afhankelijk van gedrag van organisme
§ Controle over prikkel(veranderingen)
§ Gedrags-consequente prikkelwijziging = outcome = bekrachtiger/straf
Positieve outcome Negatieve outcome
Positieve contingentie Positieve bekrachtiging Positieve straf
-> Hoe meer hendel, hoe meer eten -> Hoe meer hendel, hoe meer schokken
Negatieve contingentie Negatieve straf Negatieve bekrachtiging
-> Positiviteit wegnemen (bv: time-out) -> Over hekje springen om schok te vermijden
Free operant methode – Skinner
- Doel: geautomatiseerde proef, subject bepaalt zelf wnnr nieuwe trial begint
- Operant: activeren hendeltje (onafhankelijk van topografie respons)
- AV: frequentie/rate R in bepaald tijdsvenster
Belang onmiddellijke bekrachtiging
- Geconditioneerde/Secundaire bekrachtiger
§ Prikkel geassocieerd met (en later inruilbaar met) primaire bekrachtiger
§ Bv: punten, stempeltjes, geld
10