5.2.1 Lukrake steekproeven
Eenvoudige lukrake steekproef:
Bij een eenvoudige lukrake steekproef trekt de onderzoeker volstrekt willekeurig een vooraf bepaald
aantal eenheden uit de populatie. Dit kan via loting met behulp van een genummerde naamlijst (bv
studentenlijst van school) en een ad random-tabel (gegenereerd via een statisch softwaresysteem).
Werkwijze:
Laat ons veronderstellen dat je van uit een genummerde lijst van 3000 personen vertrekt. Je
nummert deze namenlijst dan van 1 tot 3000 (1,2,3,...,N). Je bepaalt vervolgens de
steekproefomvang (n). Laat ons zeggen dat je 300 mensen moet bevragen. Vervolgens trek je op
toevallige wijze met behulp van de ad random-tabel n (=300) getallen gelegen tussen 1 en N (=3000).
Je doorloopt daarvoor de tabel horizontaal en je mag waar dan ook beginnen. In ons voorbeeld
vertrekken we van de eerste rij in de eerste kolom. Het eerste getal dat je tegenkomt is 3125. Dit
getal is groter dan 3000 en gebruik je daarom niet. De volgende getallen 8144, 5454, 9856 gebruik je
daarom evenmin. Vervolgens krijgen we het getal 2444 dat wel kleiner is dan 3000. Dat is ons eerste
nummer dat we uit de genummerde lijst van 3000 weerhouden. Ook het volgende getal 1518
weerhouden we en zo lopen de rijen verder af. De derde persoon voor de steekproef wordt nummer
1496, het eerste getal uit de tweede rij. Deze werkwijze houd je aan tot je 300 personen hebt
geselecteerd.
De eenvoudige lukrake steekproef is geschikt voor kleine populaties, waarvan een goede en correcte
lijst bestaat.
Maar:
- Door een sterke geografisch spreiding kan de kost van de enquêtering de hoogte ingejaagd worden.
- Je moet beschikken over de lijsten van de te onderzoeken populatie.
- Het is statisch minder efficiënt
- Er zijn moeilijkheden bij de uitvoering en de controle van het veldwerk.
, Systematische steekproef:
De systematische steekproef gebeurt via een loting met behulp van een kadans. Het is een relatief
eenvoudige en gemakkelijke methode. Net als bij de eenvoudige lukrake steekproef heb je een
genummerde lijst nodig.
Werkwijze:
Laat ons veronderstellen dat je een genummerde lijst van 30000 personen hebt. Je nummert deze
namenlijst dan van 1 tot 30000 (1,2,3,...,N). Je bepaalt vervolgens de steekproefomvang (n). Laat ons
zeggen dat je 300 mensen moet bevragen. Vervolgens bereken je de kadans: k = N / n
k = = 100.
Dat wil zeggen dat je 1 op 100 mensen moet bevragen. Als je de kadans weet, kies je een willekeurig
getal r tussen 1 en 100. Je vormt met het getal r een cijferreeks: r , r + k, r + 2k, r + 3k,... .
Bijvoorbeeld je kiest als startnummer 27 en dan tellen we daar steeds de kadans bij (=100). Dan zijn
de nummers die je bevraagd: 27, 127, 227,..., 29927.
Gestratificeerde lukrake steekproef:
De gestratificeerde lukrake steekproef gebruik je indien je voorkennis hebt over de samenstelling van
de populatie. Je deelt de populatie in een aantal zo homogeen mogelijke groepen, zoals
opleidings- en beroepscategorie, leeftijdsklasse en geslacht. Per stratum (subgroep van een
populatie) trek je de steekproef die evenredig is met de relatieve belangrijkheid van de groep.
Voorbeeld:
Je wil het vakantiegedrag van de Belgen in kaart brengen. Uit brononderzoek weet je dat 57,4% van
de Belgen in Vlaanderen woont, 32,6% in Wallonië en 10% in het Brussels gewest. Je houdt dan in je
steekproef rekening met deze verhouding. Stel dat je 1000 personen moet bevragen, dan zal je 574
Vlamingen, 326 Walen en 100 Brusselaars bevragen. Binnen de opgelegde aantallen trek je evenwel
een nieuwe steekproef om de te ondervragen personen te bevragen.
De gestratificeerde lukrake steekproef is vooral nuttig indien:
- er tussen de groepen grote verschillen zijn;
- er per stratum een grote homogeniteit is;
- de relatieve belangrijkheid van de groep bekend is.
5.2.2 Niet-lukrake steekproeven
Quota-steekproef:
Bij een quota-steekproef kiest de enquêteur zelf de te ondervragen personen. Hij moet zich aan twee
beperkingen houden:
- De interviewer mag geen familie of kennissenkring aanspreken om de enquête af te nemen.
- De enquêteur moet de opgelegde verhoudingen eerbiedigen die beantwoorden aan de realiteit
. (bv de verhouding man op vrouw van 1 op 2).
Opgelegde verhoudingen:
Leeftijd: 15-24, 25-44, 45-59, 60+ (=4)
Geslacht: man – vrouw (=2)
Beroepsgroep: zelfstandige, arbeider, bediende, andere (=4)
De combinatie van deze drie criteria levert 4 x 2 x 4 = 32 mogelijkheden op.
De enquêteur krijgt dan bijvoorbeeld de volgende instructies mee: