1 Inleiding
Bodem = bovenste laag van de aardkorst die door de planten wordt geworteld (max 1 meter want
daaronder is er geen zuurstof meer en is het te koud waardoor geen leven mogelijk)
- Vaste fractie 50%
- Minerale (anorganische) fractie 45% (bv: gesteente) = bodemtextuur
- Organische fractie 5% (bv: wortels, humus, uitwerpselen MO, …)
- Poriën 50%
- Water 25%
- Lucht 25%
=> iedere bodem is verschillend, dus % kunnen verschillen
Bodemstructuur = de verhouding tussen vaste fractie en poriën, de manier waarop deeltjes zich in
aggregaten hebben verenigd en de manier waarop ze zich gerangschikt hebben
Bodemtextuur = aandeel van de klassen van de grondkorreltjes, de grootte van de deeltjes die de
eigenschappen van de bodem bepalen
- Klei = < 2 μm
- Leem = 2-50 μm
- Zand = 50 μm - 2 mm
- (grind = > 2 mm)
Bemesting = het economisch en ecologisch verantwoord aanvoeren van planten- voedingsstoffen
en/of het verbeteren of in stand houden van bodemeigenschappen
- Macronutriënten = N, P, K, S, Ca, Mg
- Micronutriënten = Fe, Mn, Zn, Cu, Mo, Cl, …
=> geregeld in mestactieplannen (MAP)
ORGANISCHE MESTSTOFFEN KUNSTMESTSTOFFEN
= uit organisch materiaal (bv: stalmest, = afkomstig uit mijnbouw of industrie
plantenresten, groenbemesters, …)
= 100% plantopneembaar en dus werkzaam
= levert nutriënten en humus
= samenstelling is volledig gekend
= niet 100% werkzaam (op basis van
= uitgedrukt in %N (kg voedingsstof/100kg
werkingscoëfficient)
meststof)
,Stap 1: staalname
= bemonsteringsdiepte afhankelijk van de teelt en er worden 15 stalen kruiselings of zigzag door
perceel genomen
- Standaardgrondanalyse
- Minerale stikstofanalyse (= dieper, frequenter, uitgebreider, …)
Stap 2: bodemanalyse
= bepaling van de grondsoort, zuurtegraad (met KCl want geeft een betere maat voor pH aangezien
alle protonen meegenomen worden), textuur (bodembewerkbaarheid, poriënvolume,
bodemopwarming, CEC, mogelijke teelten) en nitraatresiduwaarde (>90 kg/ha = overschreden)
PARAMETER EENHEID BELANG
Zuurtegraad / - bepaalt de plantbeschikbaarheid van
voedingselementen
- optimale pH afhankelijk van grondsoort,
humusgehalte, teelt
Koolstof-gehalte %C - bepaalt organische stof- of humusgehalte =
koolstofgehalte x 2
(g C/100g droge grond)
- bepaalt mee de structuur en waterretentie
- geeft het vermogen aan om
voedingselementen vast te houden
- substraat voor micro-organismen (NO3 e.a.
ionen vrijzetten)
P, K, Mg, Ca, Na-gehalte mg element/100g droge - plantenvoedingsstoffen
grond
NO2- en NH4+ kg N/ha - plantenvoedingsstoffen
Bodemtextuur Textuur- - bodembewerkbaarheid
driehoeksklassen
- poriënvolume
- bodemopwarming
- uitwisselingsvermogen van voedingsstoffen
- sommige teelten zijn textuurgebonden
, Stap 3: bemestings- en bekalkingsadvies
= op basis van voorraad in de bodem, verwachte vrijstelling uit de bodem, gewasbehoefte, rotatie,
datum van staalname, zaaidatum, …
=> advies aftoetsen aan de richtwaarden en bemestingsnormen (= max. toegelaten hoeveelheid)
- 170 kg N/ha per jaar uit dierlijke mest
- 60-90 kg P2O5/ha per jaar (afhankelijk van teelt)
Stap 4: opstellen bemestingsplan
= advies wordt ingevuld met concrete meststoffen met aandacht voor de wetgeving (max.
bemestingsnormen)
2 Fysische eigenschappen
2.1 Bodemtextuur
Mineralogische samenstelling van textuurklassen:
- Grindfractie = gesteente dat niet verweerd is tot kleinere partikels (>2mm)
- Zand, leem en kleifracties = gesteente uit primaire mineralen opgebouwd, als dit gesteente
verweerd komen deze mineralen vrij
- Zand = 80% kwarts (houdt geen nutriënten vast)
- Klei = secundaire mineralen (hoge kationenbezetting)
Klei Leem Zand