Thanks! I hope it helped you, and especially passed your exam!
Vendeur
S'abonner
Puck1207
Avis reçus
Aperçu du contenu
College 1 – Neuropsychologie
Definitie neuropsychologie: de relatie die gelegd wordt tussen hersenen en gedrag. Hierin staat centraal het
gedrag dat wordt gekoppeld aan de hersenen. Ontwikkelingsneuropsychologie richt zich voornamelijk op
kinderen.
Er is een verschil tussen aangeboren stoornissen (developmental) en verworven stoornissen (acquired). Het
verschil zit in de oorzaak.
Aangeboren stoornissen/ontwikkelingsstoornissen
- Deze worden voeg in de kindertijd ontdekt en vragen om een vroege interventie om de tekorten zo
klein mogelijk te houden, en de functies te beschermen die nog niet zijn aangetast. Hoe eerder een
ontwikkelingsstoornis wordt vastgesteld, des te meer kans is er dat een interventie aanslaat. Een
interventie tracht te voorkomen dat andere domeinen van het kind worden aangetast door de stoornis.
- Ontwikkelingsstoornissen hebben een oorzaak, maar deze is niet altijd bekend. Vaak is er sprake van
één oorzaak, soms van meerdere oorzaken. Soms kan één oorzaak voor twee of meer stoornissen
zorgen.
- Growing into deficits: problemen worden langzamerhand zichtbaar. Een kind kan geboren worden met
(eigenschappen van) een taalstoornis. Echter bij de geboorte is dit niet zichtbaar, naarmate het kind
ouder wordt, wordt ook het probleem rond de ‘taal’ zichtbaar. Een kind wordt dus geboren met een
stoornis die pas later zichtbaar (en steeds complexer) wordt. Dit niet verwarren met een progressieve
ziekte als Parkinson.
- Oorzaken van ontwikkelingsstoornissen: complicaties in de zwangerschap als ondervoeding, drugs etc.
- Voorbeelden: ADHD, ASS en leerstoornissen.
- Ontwikkelingsstoornissen hangen in belangrijke mate met de tekorten aan witte stof.
Verworven stoornissen
- Verworven stoornissen/letsel kan verschillende oorzaken hebben en daarbij ook verschillende gevolgen
voor het herstel, mede omdat de hersenen van kinderen zich zo snel ontwikkelen. De oorzaak van
verworven stoornissen liggen in het milieu van het kind, waarbij het gaat om een externe gebeurtenis
als bijvoorbeeld een ongeval. Bij verworven stoornissen is de oorzaak bekend.
- Een ontwikkelingsstoornis kan omgezet worden in een verworven stoornis, op het moment dat er een
oorzaak bekend is. In de toekomst kan het betekenen dat een sommige ontwikkelingsstoornissen,
verworven stoornissen worden. Bijvoorbeeld bij autisme.
Plasticiteit
Plasticiteit kan vervangen worden door ‘de reactie van de hersenen op een -vaak- negatieve invloed van
buitenaf’. Het is nog maar de vraag of de hersenen wel plastisch zijn. Daarnaast kan een negatief effect van
plasticiteit; de wijze waarop de hersenen reageren of zich reorganiseren zijn. Het groeien van hersengebieden
wat niet noodzakelijk is.
Kwetsbaarheid/vulnerability
Op het moment dat er iets groeit of er een proces aan de gang is dat wordt dit meteen gekoppeld aan
kwetsbaarheid. Bijvoorbeeld de rijping van de hersenen. De rijping van de hersenen verloopt gedeeltelijk is
stappen. Wanneer er zo’n stap is ingezet, wordt de kwetsbaarheid in zo’n gebied ook groter.
Kennard principe
Het Kennard principe stelt dat -als je dan al een ongeluk moet krijgen- je dit het beste maar op zo jong mogelijk
leeftijd al kunt krijgen. Dit omdat de hersenen dan nog een grotere plasticiteit hebben. De huidige experts zijn
het erover eens dat dit niet meer klopt. Nu wordt er gesteld dat hoe vroeger in de ontwikkeling, des te ernstiger
de schade. De jonge hersenen zijn nog erg kwetsbaar, want nog in de groei. De schade is het grootst in de
gebieden in de hersenen die in zich aan het ontwikkelen zijn.
,Waarom een ontwikkelingsperspectief?
Bij ontwikkelingsstoornissen is het stellen van een diagnose eigenlijk op basis van ‘van horen zeggen’. De
diagnose wordt mede gesteld door omstanders van het desbetreffende kind. De ouders, leerkrachten etc. zullen
geraadpleegd moeten worden als bron van informatie. Daarbij is het de vraag, hoe subjectief de oordelen van
ouders e.a. zijn. Ouders willen graag een voorspelling voor/over de toekomst van hun kind (predictieve
validiteit). Dit is echter vaak lastig te zeggen. Daarnaast is er verschil in diagnose, mede door de ontwikkeling van
de hersenen. Gedrag wat op een bepaalde leeftijd als normaal wordt gezien, is op een andere leeftijd abnormaal
gedrag. Gedrag is constant in verandering.
Ontwikkeling van de hersenen
De ontwikkeling van de hersenen verloopt van achter naar voren. Aan de voorkant van de hersenen zit de
prefrontale cortex. Deze regio is te vergelijken met een dirigent die allerlei processen aanstuurt. De het 20-21e
levensjaar is de (pre-) frontale cortex gerijpt. Waarbij bepaalde functies eerst door gebieden achter in de
hersenen aangestuurd werden, wordt dit later overgenomen door meer gebieden vooraan in de hersenen. Om
de ontwikkeling van de hersenen in kaart te brengen (bijvoorbeeld na een ongeval) moeten steeds andere
gebieden in de gaten worden gehouden. Omdat de functies dus verplaatsen over verschillende gebieden. De
prognose na letsel is zeker voor jonge kinderen van belang. Bij kinderen zijn de omgevingsfactoren meer van
belang, dit in tegenstelling tot oudere mensen. Bij oudere kinderen is en groter herstel na letsel terug te vinden.
Als bij kinderen in het begin een aantal vaardigheden zich niet goed ontwikkelen, krijgt het kind hier later moeite
mee (growing into deficits). Het kan heel lang duren voordat verstoringen zichtbaar worden. En de mate van de
zichtbaarheid is afhankelijk van opvoedingsstijlen etc. Herstel na traumatisch hersenletsel hangt af van
verschillende factoren:
- De aard en de ernst van het letsel.
- Waar de schade gelokaliseerd is.
- De premorbide vermogens: wat is er voorafgegaan of wat was al aanwezig voor de ziekte/het letsel. Zo
raakt een kind met ADHD sneller betrokken bij -kleine- verkeersongevallen. Een testuitslag is niet altijd
afhankelijk van het ongeval/kwetsuur.
- De leeftijd waarop het letsel plaatsvindt
- Hoe lang het geleden het letsel ontstaan is en de tijd tussen de eerste en de tweede test.
- Stabiliteit en Sociaal Economische Status (SES) van het gezin waarin het kind opgroeit.
Voorbeeld casus
Een meisje met een verworven stoornis aan de linker hemisfeer. Naar verwachting zal zijn problemen rondom
taal ontwikkelen en geen problemen met haar oriëntatie. Dit is na het ongeval direct zichtbaar. Na een aantal
jaren wordt zij nogmaals getest. Het taalprobleem is minder uitgesproeken geworden -de taal is verbeterd-.
Daarentegen is de visuele oriëntatie verminderd. Hoe kan dit worden verklaard? Aan de linkerkant van de
hersenen is een probleem/verstoring ontstaan, de rechter hemisfeer neemt functies van de linker hemisfeer
over. Hierdoor wordt het ‘te druk (crowded) in de rechter hemisfeer. Crowding is een negatieve vorm van
plasticiteit. Functies worden overgenomen door andere hersendelen, maar dit gaat ten koste van functies waar
dat hersendeel eigenlijk voor bedoeld is. Dit maat het lastig om een prognose voor de toekomst te doen.
Traumatic brain injury (TBI)
Wanneer er sprake is van traumatisch hersenletsel zijn er overeenkomsten te vinden tussen volwassenen en
kinderen. Zo kun je stellen dat ‘hoe harder je tegen een muur fietst (met je hoofd botst) hoe meer schade er te
verwachten valt. De dose-response relation (de samenhang tussen dosis en gevolgen) hetzelfde, wat hierbij
inhoudt dat meer cerebrale pathologie leidt tot grotere verslechtering zowel bij kinderen als bij volwassenen.
Maar er zijn tussen volwassenen en kinderen vooral veel verschillen te vinden na traumatisch hersenletsel. Bij
volwassenen zijn de consequenties na hersenletsel meer specifiek. Door laesies in specifieke gebieden zijn
specifieke tekorten terug te vinden. Bij kinderen zijn de consequenties /effecten veel globaler. De hersenen van
kinderen zijn nog veel meer in beweging, waarbij het tot ongeveer het 21e levensjaar duurt voordat de hersenen
hun definitieve plek vinden. Met niet gerijpte hersenen is de problematiek na een ongeval veel globaler. Tevens
is de uitkomst in hoge mate afhankelijk van omgevingsfactoren. Dit gaat in tegen het Kennard principe.
Longitudinaal onderzoek
Longitudinaal onderzoek is onderzoek waarbij dezelfde kinderen voor langere tijd gevolgd worden.
,Klinische en experimentele neuropsychologie
Er zijn een aantal verschillen tussen klinische neuropsychologie en experimentele neuropsychologie à hierover
gaat waarschijnlijk een tentamenvraag.
Klinische neuropsychologie: richt zicht op het individuele kind en om de interventies aan te scherpen. Een KN
stelt vragen als; “Wat is het IQ van een kind?” en “Wat is het geheugen van een kind?” Een KN werkt in een
kliniek en kijkt naar het individuele kind ten opzichte van de norm. De testen die gedaan worden zijn
genormeerd en zijn aspecifiek in uitkomst. Er wordt gedifferentieerd tussen verschillende patiënten, maar
uiteindelijk leert men niks over de verwerkingsmechanismen. Methoden die hierbij gebruikt worden zijn;
vragenlijsten, gestandaardiseerde testjes (norm bekend), observaties etc.
Experimentele neuropsychologie: de experimentele (theoretische) neuropsychologie wordt gedreven om de
relaties tussen hersenen en gedrag te onderzoeken. Een EN werkt in een laboratorium en vragen specifieke
kinderen (die aan bepaalde eisen voldoen) voor onderzoeken. Een EN wil de verwerkingsmechanismen -van
stoornissen- (van bijvoorbeeld ADHD) begrijpen en onderzoekt dit door manipulaties. Bij testen en onderzoek
wordt geen gebruik gemaakt van normen. Er wordt pas genormeerd als er voorspellingen (predicties) gedaan
kunnen worden. Laboratoriumtests zijn niet gestandaardiseerd.
Hersengebieden
Vroeger werd er gedacht dat bepaalde
hersengebieden 1-op-1 gelinkt worden aan bepaalde
cognitieve functies of stoornissen. Dit is deels waar,
echter is de 1-op-1 relatie niet zo duidelijk! De
verschillende gebieden zoals zichtbaar in figuur 3.2
bestaan wel, maar niet alle vaardigheden zijn te
lokaliseren en aan te wijzen in de hersenen. Er kan
beter gesproken worden van netwerken; de
communicatie tussen verschillende hersengebieden.
Al is er wel dominantie in bepaalde gebieden. Witte
hersengebieden zijn betrokken bij de communicatie
tussen hersengebieden. Grijze hersengebieden
worden gelinkt aan de verwerking van informatie.
De frontaalkwab
De frontale kwab kan gezien worden als dirigent. De frontale kwab
coördineert, corrigeert en controleert en is het meest verbonden
gebied van de hersenen. De frontale kwab bevrijde ons van het
‘directe’ reageren en heeft dus een dempende functie. Hij zorgt als
het ware voor een schotje tussen de inkomende prikkel en de
reactie daarop. Iemand kan nadenken; “Wat zou er gebeuren als ik
zou reageren?” Wanneer iemand direct reageert op een situatie,
kan dit duiden op een probleem in de frontaalkwab en leiden tot
psychopathologie.
Binnenkomende informatie gaat via de hospitaal kwab (blauw) naar de frontale lob (geel). De evolutie van de
frontale kwab bij de mens is groot. Er is veel onderzoek gedaan naar het ontbreken van een ‘schotje’. Mogelijk is
ADHD/agressie verbonden aan de frontale lob, omdat mensen minder reflecteren ofwel sneller
reageren/impulsiviteit. De relatie tussen impulsiviteit en de prefrontale cortex.
De frontale kwab is het deel van de hersenen wat zich als laatste ontwikkelt, zo rond het 20-21e levensjaar. De
prefrontale cortex neemt dat taken over van de superior temporale cortex.
Testen van verdeelde aandacht
Het testen van de verdeelde aandacht kan gedaan worden door een
reactietijd experiment. Wanneer een X als memory set wordt getoond, moet
een kind de letter X onthouden en aangeven of deze in een displayset van
vier letters voorkomt.
, Event related potential (ERP)
Om hersengolven zichtbaar te maken bij een EEG zijn ‘gebeurtenissen’ nodig. Bijvoorbeeld een test waarbij
letters worden aangeboden. De ERP zijn de kanalen die zichtbaar gemaakt worden rond een bepaalde
gebeurtenis. Vertegenwoordigen veranderingen in elektrische activiteit als gevolg van een externe gebeurtenis,
bijvoorbeeld de aanwezigheid van een stimulus. Een ERP heeft zowel vroege- als late componenten. Een vroeg
component <60-100 milliseconden) gaat automatisch: fysische eigenschap van de stimulus. En laat component is
geassocieerd met de inhoud van de stimulus.
In een grafiek is een lijn omhoog een N (negatief) en naar
beneden een P (positief). Reactietijden na een piek, zijn
correctie reactietijden. Men doet vaak voor de piek ‘eerst
doen dan denken’.
N100: negatieve piek (100is). De stimulus wordt
opgenomen en vervolgens opgewekt.
P200: positieve piek (200is). De output/ reactie van de
hersenen. Deze kan snel of langzaam duren (N200 - P200).
P300: positieve piek (300is). Het brein weet wat het ziet als
deze piek maximaliseert. Hier wordt 'ja' of 'nee' besloten in
een test zoals het reactietijd experiment. Er kan dus getoetst worden of mensen moeite hebben met
bijvoorbeeld input of het maken van beslissingen. Wanneer een taak moeilijker wordt, schuift de p300 naar
achteren. Mensen die locked-in zijn en dus geen uiting kunnen geven aan wat ze willen, kunnen op basis van
p300 onderzoeken misschien toch dingen duidelijk maken/communiceren.
Reactie van de hersenen is de eerste 50 milliseconden interessant voor een neuroloog, maar het wordt pas
interessant voor een neuropsycholoog na deze 50 milliseconden (pieken).
Error progressie
Er zijn studies gedaan naar het maken van ‘fouten’ bij
mensen met ADHD en een controlegroep van mensen zonder
ADHD. Hierbij is een groot verschil te zien in de elektriciteit
tussen correcte en foute antwoorden. De eerste piek
weerspiegelt het moment waarop wordt beseft dat er een
fout is gemaakt. De tweede piek weerspiegelt het moment
waarop wordt gedacht; “wat nu?”. De ADHD-groep wordt
zichtbaar dat er minder wordt geïnfesteerd om fouten te
voorkomen in tegenstelling tot de controlegroep.
Error-related negativity (ERN): er ontstaat een rechte lijn
wanneer iemand zich bewust is van een fout (eerste piek)
Positive related (PE): de motivatie/bereidheid om bij een volgende poging geen fout de maken (tweede piek).
fMRI: hierbij wordt een bril gebruikt om signalen door te geven aan een proefpersoon. Dit terwijl zij een MRI-
scan ondergaan. Omdat de hersenen zo complex zijn, is het voorafgaand aan het onderzoek noodzakelijk om
vast te stellen welk gebied onderzocht gaat worden.
Diffusion tensor imaging (DTI): is een nieuw onderzoek wat nog in de kinderschoenen staat. Hierbij wordt
onderzoek hoe de hersenen onderling communiceren. Dit wordt in kaart gebracht door bepaalde gebieden ‘in te
kleuren’.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Puck1207. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.