Taal verworven therapie
Hoofdstuk 1: algemeen kader
1.1. Conceptuele referentiekaders
Verschillende denkkaders
- Biopsychosociaal model
- Multimodaal model
- Evidence-based practice
1.1.1. Evidence based practice: algemeen
1: EBP als conceptueel kader
Bewijsmateriaal combineren met klinische expertise en voorkeur van de persoon
Klinische expertise: heb je de kennis en het materiaal?
1.1.2. biopsychosociaal model: ICF
Onmiddellijke en langetermijn uitdagingen
- Onmiddelijke gezondheidscrisis: levensbedreigende situatie door hersenletsel
- Communicatieve mogelijkheden gewijzigd: beperking
- Langetermijn-comorbiditeit: fysische, cognitieve en psychosociale gevolgen
1
,Paradigmaswitch
- focus op stoornis -> focus op levenskwaliteit
• ondanks de beperkingen, toch leven zo goed mogelijk maken
- persoon volgt therapie -> gedeelde verantwoordelijkheid bij geïnformeerde keuze
• samen doelen opstellen
- persoon staat centraal -> persoon als deel van de maatschappij
• communicatie is tweerichting: je kan de omgeving trainen ipv alleen cliënt
=> switch naar holistische kijk
1.1.3. positieve gezondheid
Wat is positieve gezondheid?
- het dynamisch vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de
sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven
focus op
- leven met de ziekte, ipv genezen van de ziekte
- wat kan de persoon
- wat wil persoon bereiken
- hulpmiddelen om doel te bereiken
- sterktes
Definitie -> 10 principes bij NAH
- Ontwikkel een taal die focust op sterktes.
- Balanceer het positieve en het negatieve.
- Iedereen kan positieve groei ervaren.
- Kennis bevordert kracht.
- Definieer succes in kleine stappen.
- Bouw op hoop door samen doelen te bepalen.
- Bevorder empowerment door autonomie aan te moedigen.
- Een sterkte kan het resultaat zijn van een uitdaging.
- Leer van het succes van anderen.
- Sociale steun voedt succes.
1.1.4. Multimodaal model met focus op communicatie
- Ernstgraad bepaalt inhoud vd therapie
Stimulatietherapie
- Multimodaal aanbieden van stimuli
- Inzetten van adequate stimuli (trager spreken, korte zinnen, hoogfrequente woorden)
- Telkens opnieuw uitlokken van reactie (stimulus -> reactie)
- Herhalen van stimuli
- Minimaal corrigeren van stimuli
Ernstige Afasie -> belangrijk: compensatietechnieken of ondersteunende communicatie betrekken
- Starten in acute fase met communicatiehulpmiddel (bv pen en papier, tablet…)
2
,Garret en Lasker: indeling in types communicatoren
1. Onafhankelijke communicator: je beslist zelf wanneer en wat je zegt
- opgeslagen boodschappen communicator
• bv: al in gsm opgeslagen boodschap ‘hallo met Dorien’
- zelfgegenereerde boodschappen communicator
• bv: bij kleindochter zeg je ‘hallo met oma’ en als de buren bellen zeg je ‘hallo met
Dorien’)
2. Afhankelijke communicator: externen moeten ondersteunen om tot communicatie te komen
- Beginnende communicator: slecht taalbegrip; inconsistent ja-neen-gebruik, geen functionele
taal; PMA is aandachtig voor voorwerpen, kijkt bij begroeting, neemt voorwerpen aan/geeft
terug binnen vertrouwde routine
- Contextuele keuze communicator: PMA brengt weinig info over, slecht taalbegrip (beter voor
persoonlijk relevante zaken in context); PMA kan beperkt deelnemen aan conversatie als
communicatiepartner ondersteunt
- Transitionele communicator: nog constante cueing nodig, kan zelf vastgelopen conversatie
niet herstellen, initieert geen vragen, wel functionele noden
3. Communicator met specifieke noden, bv. OC bij verplaatsen
1.1.5. Taakspecifiek model met focus op taal
Taal op woordniveau
Waar zit het probleem: semantisch, lexicaal, mondeling, schriftelijk, begrijpen, produceren…
3
, Extra: hulpvraag identificeren
Wat is je specifieke nood?
Wil je terug correcte zinnen, of is telegramstijl ook oke?
Wil je het mondeling, of is schriftelijk genoeg?
Verwerking: rouwen (persoon voor NAH is weg)
Inzicht: sterktes en uitdagingen leren begrijpen
CLEVER-methodiek: reflecteren over een specifieke activiteit die cliënt terug wilt
- Context in de leefomgeving (bv met hoeveel personen?)
- Levensverhaal en levenservaring vanuit perspectief van betekenisvolle activiteiten
- Engagement waarmee persoon activiteit wil oppakken, behouden en/of starten
- Vaste waarden die persoon koppelt aan activiteit
- Emoties die samengaan met activiteit
- Relevantie van activiteit voor persoon
Netwerk in kaart brengen
- Je focust niet alleen op persoon, maar betrekt de sociale context
• over verschillende leefgebieden (thuis, werk, vrije tijd)
• zowel zorgprofessionals als naasten
- Hoe? Visualiseer
• Contacten
• aard van contact: vriend, buur, collega...
• kwaliteit van contact: steun, rem
is het iemand die persoon steunt? Of is het iemand die zinnen afmaakt
zonder dat persoon dat vraagt
4