INLEIDING
Boek, maar ook nota’s van op ufora gebruiken. Examen duurt 2 uur, schriftelijk, open vragen, geen meerkeuze
vragen, casussen (voornamelijk) en theorievragen. Belangrijk artikels vermelden!
Op Ufora staat een lijst met Franse begrippen en Latijnse adagia (zeker die dat we gezien hebben in de les), die
moet je kennen. Belangrijk voor examen: Bij een casus krijg je feiten, je moet er geen bijcreëren, maar je moet
die wel gebruiken. Je moet de toepassingsvoorwaarden dan toepassen op die feiten. (IF...THEN...)
Je moet een structuur gaan vinden in de vraag en een goed, gestructureerd antwoord gaan maken. Stap voor
stap.
In je codex altijd regels van openbare orde in het rood kleuren, zo mis je niet. Structuur boek 5 snappen.
Blijkbaar vindt hij de precontractuele informatieplicht heel belangrijk, 1382 en de code civil ofz?
https://quizlet.com/be/789068890/latijnse-adagia-verbintenissen-2022-2023-flash-cards/?x=1jqt
https://quizlet.com/be/780154459/verbintenissenrecht-franse-woordenschat-flash-cards/?x=1jqt
WAT IS EEN VERBINTENIS?
DEFINITIE
A produceert en verkoopt aan B, B verkoopt aan C, C aan D...
A ------> B ------> C ------> D
Daarover gaat het in verbintenissenrecht: verhoudingen moeten gaan structureren en zien tussen wie er een
rechtsverhouding ontstaat en om welke reden dat ontstaat.
§ Want als er iets gebeurt, bijvoorbeeld dioxinecrisis dan moet je zien hoe die structuren zitten,
Definitie verbintenissenrecht: een verbintenis een rechtsband tussen twee of meer personen waarbij de
schuldeiser tegenover de schuldenaar op een in rechte afdwingbare wijze aanspraak kan maken op een
prestatie (definitie gecodificeerd in artikel 5.1 BW).
In die definitie zijn dus vier onderdelen te onderscheiden:
1. de prestatie is het voorwerp van de verbintenis;
2. de schuldeiser (crediteur) en de schuldenaar (debiteur) zijn de partijen bij de verbintenis;
3. een verbintenis behelst een rechtsband tussen twee of meer personen eerder dan een band tussen
een persoon en een goed (in tegenstelling tot wat geldt bij zakelijke rechten);
4. de juridische afdwingbaarheid is evenzeer essentieel voor het bestaan van een verbintenis.
De vraag is dus: bestaat er een verbintenis tussen B en C? Antwoord: Ja -> contract is gesloten, hieruit vloeien
verbintenissen voort.
1
,BRONNEN VAN HET VERBINTENISSENRECHT
DE BRONNEN
Bronnen van verbintenis:
1. Contract (CTT afkorting)
2. Wet
3. Buitencontractuele aansprakelijkheid/Onrechtmatige daad
4. Rechtmatig vertrouwen
5. Eenzijdige wilsuiting/belofte
6. Oneigenlijke contracten
a. Zaakwaarnemer (ZWN afkorting)
b. Onrechtvaardige verrijking (OV afkorting)
c. Onverschuldigde betaling
Toelichting: wet in de ruime zin: “ook de gewoonte en de algemene rechtsbeginselen”
Nuance: verbindende kracht vloeit steeds uit een wet (in de ruime zin) voort
Bv: Schenking is een overeenkomst, want het moet aanvaard worden. Want je moet het willen krijgen.
Bv2: Onrechtvaardige verrijking: je woont samen met iemand zonder veel afspraken. De ene doet echt
kweetniehoeveel in het huis. Werken, aankopen... zonder daar ooit iets voor terug te krijgen. Maar dan eindigt
de samenwoning en die ene persoon heeft dan wel alles gedaan, moet die niet betaald worden? Kan dus
verbintenis ontstaan.
BRON 1: CONTRACTEN
WAT IS EEN CONTRACT?
Van zodra er sprake is van wederzijdse toestemming/wilsovereenstemming tussen partijen dan is er sprake van
een contract. Contract = overeenkomst
§ Kan zowel geschreven als mondeling tot stand komen
§ Contract is een bron van een verbintenis, maar is zelf geen verbintenis niet
§ Per type van contract moet je kijken wat de verbintenissen zijn die er uit voortvloeien
§ Vrijheid om te contracteren met wie je wil. -> contractvrijheid
GRENS OVEREENKOMST EN SOCIALE AFSPRAKEN?
Overeenkomst is een wilsovereenstemming nodig over iets, er is dus een intentie vereist om je juridisch te
verbinden. Dat is dus de grens tussen sociale afspraken en contracten.
§ Die grens is heel flou
§ Veel interpretatieruimte
§ Die ruimte kan heel veel gevolgen hebben
BRON 2: DE WET
Waar ga je de regels vinden? -> burgerlijk wetboek. Zowel het oude als het nieuwe, maar we spreken alleen
over het nieuwe dus boek 5.
Let op! Niet elke bron ga je vinden in het burgerlijk wetboek: de buitencontractuele aansprakelijkheid, die ga je
vinden in boek 6.
2
,De bronnen:
1. Oud burgerlijk wetboek
2. Burgerlijk wetboek
3. Wetboek economisch recht
a. Boek 1
b. Boek 6
i. B2C
ii. B2B
4. Bijzondere wetten
a. Antidiscriminatiewetgeving
5. EU-regelgeving
a. Richtlijnen van Europa (wet 2 aug 2002) -> moeten niet omgezet worden in wetgeving, in
tegenstelling tot verordeningen.
6. Rechtspraak
a. Algemene rechtsbeginselen -> vooral opgenomen in het nieuw burgerlijk wetboek
7. Rechtsleer
Boek 5 is dus een codificatie van rechtsregels en rechtsleer, maar daarnaast is het ook een overname van
rechtsregels die in het buitenland golden en die opgenomen zijn in deze vier supranationale instrumenten:
1. CISG -> International Sale of Goods -> Regels voor internationale handel (Weens koopverdrag)
2. PICC -> Principles of. International Commercial Contracts -> regels voor geldig handelscontract (alleen
B2B) die in de meeste rechtsregels te vinden zijn).
3. PECL -> Principles of European Contract Law-> Soft law, vrnl. opgesteld door enkele professoren
4. DCFR -> Draft Common Frame of Reference -> ontwerp van Europees burgerlijk wetboek
-> Die harmonisatie is eigenlijk mislukt, oorspronkelijk waren ze nutteloos maar ze hebben wel recent een
belangrijke impact gehad door de nationale codificatie, niet alleen in België maar ook in Frankrijk en Duitsland
enz.
STRUCTUUR BOEK 5 EN 1
Art. 1.1. Bronnen
Onverminderd de bijzondere wetten, de gewoonte en de algemene rechtsbeginselen regelt dit Wetboek het
burgerlijk recht en ruimer het privaatrecht.
Bijv.: wilsovereenstemming over zaak (laptop) en prijs (€ 1.500)
• Boek 1 & 5 BW
o Regels over geldigheid (art. 5.27 e.v. BW)
o Regels over interpretatie (art. 5.64 – 5.66 BW)
o Regels over (niet-)nakoming (art. 5.69 e.v. BW)
• Kwalificatie als koopovereenkomst: art. 1582 e.v. oud BW
• B2C: Onrechtmatige bedingen-leer (art. VI.82 e.v. WER)
o Regels consumentenkoop (art. 1649bis e.v. oud BW)
o Online? Regels overeenkomsten op afstand (art. VI.44/1 e.v. WER)
Art. 1.3. Rechtshandeling
[…] Er kan niet worden afgeweken van de openbare orde, noch van de regels van dwingend recht.
3
,Art. 1.10. Rechtsmisbruik
Niemand mag misbruik maken van zijn recht.
Wie zijn recht uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van
dat recht door een voorzichtig en redelijk persoon in dezelfde omstandigheden geplaatst, maakt misbruik van
zijn recht.
De sanctie voor een dergelijk misbruik bestaat in de matiging van het recht tot zijn normale rechtsuitoefening,
onverminderd het herstel van de schade die het misbruik heeft berokkend.
Zie ook: art. 5.73. Uitvoering te goeder trouw en verbod van rechtsmisbruik, lid 2,
2° mag niemand misbruik maken van de rechten die hij aan het contract ontleent.
Bijv.: ouder koppel koopt woning op de boerenbuiten
Onderhandse akte: “Bij niet-naleving van deze overeenkomst door één van de partijen verbindt deze zich ertoe
een schadevergoeding te betalen van 10% op de verkoopprijs aan de andere partij.”
Voorbeeld:
“Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening. Deze heeft tot doel eenieder in de
mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.”
v. landbouwer: schenkt en verkoopt aan een geringe prijs al zijn goederen
vraagt daarna om tussenkomst in de kosten van rustoord
Cass.: verduidelijkt dat artikel 1 OCMW-wet “niet inhoudt dat [het OCMW] steun dient te verlenen aan
diegene die zich met bedrieglijk opzet van al zijn bestaansmiddelen ontdoet teneinde aanspraak te kunnen
maken op maatschappelijke dienstverlening.”
Art. 1.11. Oogmerk om te schaden (à fraus omnia corrumpit)
De opzettelijke fout, gepleegd met het oogmerk te schaden of uit winstbejag, mag de dader geen voordeel
verschaffen.
BRON 3: ONRECHTMATIGE DAAD
ONRECHTMATIGE DAAD
Foutaansprakelijkheid (art. 1382-83 oud BW)
“Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens
schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden.”
“Ieder is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn
nalatigheid of door zijn onvoorzichtigheid heeft veroorzaakt.”
3 elementen:
1. Fout
Subjectieve component: toerekeningsvatbaarheid
Objectieve component: onrechtmatigheid
- miskenning van een welbepaald wettelijk gebod of verbod
- miskenning van de algemene zorgvuldigheidsnorm
à Hoe gedraagt een normaal zorgvuldig persoon zich?
- vooruitziend (voorzienbare schade)
- zorgvuldig (maatregelen om schade te voorkomen)
- concretiseren (interne en externe omstandigheden)
2. Schade
Krenking van een rechtmatig belang
Vergelijking van toestanden
3. Causaal verband
4
, Conditio sine qua non-test
Feitelijke causaliteit = juridische causaliteit
SCHADE: CONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID
C heeft schade, van wie moet c dan de schade recupereren? (contractbreuk, wanprestatie)
A ------> B ------> C ------> D
Eérste vraag, is er sprake van verbintenis -> zie definitie -> antwoord: JA
-> C heeft een vordering tot schadevergoeding tegen B op basis van een schending van een contractuele
verbintenis/contractuele aansprakelijkheid.
Kan C aan A een schadevergoeding vragen? Contractbreuk? Neen, want er is geen contract. En toch: de
aanspraak van C naar A is contractueel van aard (uitspraak Hof van Cassatie) -> meer nog buitencontractuele
aansprakelijkheid is zelfs niet mogelijk.
Doel: C beschermen, want C heeft door het koopcontract met B de vorderingen ook gekregen die B had
tegenover A. En dit is een contractuele vordering.
Artikel 1615 oud BW: “De verplichting om een zaak te leveren strekt zich uit tot haar toebehoren en tot alles
wat voor haar blijvend gebruik bestemd is.”
SCHADE: BUITENCONTRACTUELE AANSPRAKELIJKHEID
Zou C ook een schadevergoeding kunnen vorderen op basis van buitencontractuele aansprakelijkheid?
Artikel 1382/1383 oud BW
Dan moet je de drie elementen aantonen: (Fout, Schade en Causaal verband)
Gevolg: er ontstaat een verbintenis tot schadevergoeding. Zonder dat daar dus een contract aan
vooraf moest gaan.
MAAR: Samenloopverbod (!) -> verbod van samenloop van contractuele en buitencontractuele
aansprakelijkheid
Als je een bepaald aansprakelijkheid hebt die voortvloeit uit contract, dan heb je in principe geen
buitencontractuele aansprakelijkheid. (wel uitzonderingen)
§ Kan mogelijks wel hervormd worden dat samenloopverbod.
BRON 4: RECHTMATIG VERTROUWEN
Rechtmatig vertrouwen is niet als een bron van verbintenis opgenomen in boek 5 -> heel veel discussie over
(Het Hof van Cassatie heeft dit concept bovendien nog niet uitdrukkelijk gehuldigd als algemeen
rechtsbeginsel, ondanks de wens van een deel van de rechtsleer)
Er zijn toch bijzondere toepassingen van het idee dat de schijn of het gewekte vertrouwen rechtsgevolgen
teweeg kan brengen:
1. Verbod op rechtsmisbruik (art. 5.73 en 1.10 BW): typegeval van de uitoefening van een recht dat
objectief gezien onverenigbaar is met het gedrag van de titularis, waarmee hij het gewettigd
vertrouwen beschaamt dat hij bij de ander deed ontstaan
5
, 2. Schijnvertegenwoordiging (art. 1.8, § 5 BW)
3. Bevrijdende betaling aan schijnschuldeiser (art. 5.198, lid 2, 3° BW)
4. Precontractuele aansprakelijkheid: bij het foutief afbreken van de onderhandelingen, moet bij de
vergoeding van het slachtoffer rekening worden gehouden met het verlies van de verwachte netto-
voordelen van de niet afgesloten overeenkomst wanneer het wettelijk vertrouwen was gewekt dat het
contract noodzakelijkerwijs zou worden afgesloten (art. 5.17, lid 2 BW)
ART. 1.8. VERTEGENWOORDIGING
Artikel 1.8
Schijnmandaat/schijnvertegenwoordiging: als iemand kan aantonen dat hij/zij rechtmatig mocht vertrouwen
dat die persoon de vertegenwoordiger was van de vertegenwoordigde, en die schijn is toerekenbaar. Dan
ontstaat er een verbintenis uit dat vertrouwen. Dus 3 elementen:
1. rechtmatig vertrouwen
2. op een schijnbare toestand (toereikende bevoegdheid)
3. die toerekenbaar is aan de (schijn)vertegenwoordigde
bijv. bakkersgezin met spaarcenten naar lokaal zelfstandige bankagent, waar ze in het verleden al eens naartoe
gingen, bankagent ontvangt het geld. Geeft hun bewijs met logo van de bank enz. Uiteindelijk blijkt dat de bank
de samenwerking had opgezegd, maar logo enz. is wel opgetreden. Bankagent verdwijnt naar het buitenland
met het geld. Vraag is dan of de bakker de bank kan aanspreken, in dit geval wel door het rechtmatig
vertrouwen op die vertegenwoordiging. Bank kan aansprakelijk worden gesteld voor de terugbetaling.
Belangrijk in dit voorbeeld is dat het om een zelfstandig bankagent gaat
BRON 5: EENZIJDIGE WILSUITING/BELOFTE
Hoofdstuk 2. Eenzijdige rechtshandeling Art. 5.125.
Een eenzijdige rechtshandeling is de wilsuiting waarbij een persoon de bedoeling heeft om rechtsgevolgen te
doen ontstaan.
De persoon die deze handeling verricht kan met name door zijn enkele wil een verbintenis aangaan ten
voordele van een ander.
Kenmerken:
1. Rechtshandeling (Art. 1.3.)
De rechtshandeling is de wilsuiting waarbij een of meer personen de bedoeling hebben om
rechtsgevolgen te doen ontstaan
2. Wilsuiting (Art. 1.4.)
Een wilsuiting is uitdrukkelijk of stilzwijgend.
Een wilsuiting is mededelingsplichtig wanneer zij een bepaalde persoon moet bereiken om uitwerking
te hebben. Zij kan worden ingetrokken zolang zij de bestemmeling niet heeft bereikt.
3. Kennisgeving (Art. 1.5.)
De kennisgeving bereikt de bestemmeling wanneer deze ervan kennisneemt of er redelijkerwijze
kennis van had kunnen nemen.
6
, JURIDISCH REGIME (ART. 5.126.)
De regels die in het contract van toepassing zijn moet je anders gaan interpreteren/toepassen omdat het over
een eenzijdige wilsuiting gaat.
Elke eenzijdige rechtshandeling is onderworpen aan de regels die er eigen aan zijn en, voor zover deze niet
ervan afwijken, aan de regels die toepasselijk zijn op de contracten en aan het algemeen regime van de
verbintenis.
Regels die eigen zijn aan een welbepaalde eenzijdige rechtshandeling
- Vormvereiste?
- Mededelingsplichtig?
à Regels die toepasselijk zijn op de contracten (art. 5.4 – 5.124 BW)! “voor zover deze niet ervan afwijken”
Bijv. interpretatie in het licht van de gemeenschappelijke bedoeling (art. 5.64 e.v. BW)
Bijv. bedrog moet uitgaan van medecontractant of medeplichtige derde (art. 5.33 e.v. BW)
à Algemeen regime van de verbintenis (art. 5.138 – 5.270 BW)
Bijv. voorwaardelijke verbintenis (art. 5.139 e.v. BW)
Bijv. verbintenis met tijdsbepaling (art. 5.149 e.v. BW)
Bijv. aanbod (art. 5.19 BW)
Het aanbod is een voorstel tot contracteren dat alle essentiële en substantiële bestanddelen omvat van het
beoogde contract en de wil van de aanbieder impliceert om door het contract gebonden te zijn in geval van
aanvaarding.
Een mededelingsplichtig aanbod mag worden gewijzigd of ingetrokken zolang het aanbod de bestemmeling
niet heeft bereikt in de zin van artikel 1.5. Een aanbod aan het publiek kan niet worden gewijzigd of
ingetrokken zodra het veruitwendigd is.
Een aanbod blijft onherroepelijk gedurende de erin bepaalde termijn of, bij gebrek daaraan, gedurende een
redelijke termijn.
Na het verstrijken van die termijn of nadat de afwijzing van het aanbod de aanbieder heeft bereikt, is het
aanbod niet langer bindend ten aanzien van de persoon die het afwijst.
BRON 6: ONEIGENLIJK CONTRACTEN (5.127 BW)
Oneigenlijke contracten zijn geoorloofde daden waaruit een verbintenis ontstaat ten laste van de persoon die
er voordeel uit haalt zonder er recht op te hebben en, in voorkomend geval, een verbintenis van de persoon
die de daad heeft verricht jegens die persoon.
De oneigenlijke contracten zijn:
1. de zaakwaarneming;
2. de onverschuldigde betaling; en
3. de ongerechtvaardigde verrijking.
DE ZAAKWAARNEMING (5.128 – 5.132 BW)
Principe: verbod om zich met andermans zaken te moeien
v. altruïsme kan wenselijk zijn
(bijv. storm dak of buur)
Uitzondering: “zaakwaarneming (cf. “gestion d’affaires”)
7