Agogische methoden
DEEL 1 – ONTSTAAN STRUCTURELE WERKEN
TE KENNEN: tekst van Koen Hermans en sociaal.net
Werken aan de samenleving / structureel werken = inherent aan sociaal werk.
Inleiding: structureel sociaal werk
Sociaal werk gaat over mensen én structuren
Individuele begeleiding = deel van de oplossing, maar kan niet alleen bestaan.
Wat als scheve structuren oorzaak zijn van individuele problemen?
Voorbeeld: lege boterhamdozen – kloof tussen rijk en arm, geen juiste verdeling tussen
mensen (scheve structuren)
Maar: neoliberalisme (voor wat hoort wat, activering staat centraal), bureaucratische
processen, wachtlijsten, vermarkting… lukt structureel werken in de praktijk?
Voorbeeld: geef eens aan iedereen een gratis maaltijd: niet gemakkelijk – je zit namelijk met
heel veel lagen ertussen, je moet het met alle lagen van school bespreken en met de politiek
(bureaucratie).
Praktijk:
Gevoel van machteloosheid sociaal werkers
o Micro: frustratie
o Meso: onderbemand, niet gefinancierd
o Macro: sociale actie wordt tegengehouden
Maar: structureel werken in gebakken in sociaal werk
Doeners (korte termijn: zien probleem, ageren meteen) -> valkuil: echte
probleemvraag?
Cliënten zijn de eerste partner (anders fatalisme: cliënten moeten betrokken
worden, echte participatie door de cliënt).
Professionele partnerschappen opzetten: verantwoordelijkheid kan niet alleen
bij cliënten liggen, alle beschikbare krachten bundelen, samenwerking tussen
professionele organisaties bekomen.
Evaluatie nodig – meten is weten.
“Sociaal werkers waarborgen mee de toegang tot de rechten en ze kaarten structurele
factoren die sociale rechtvaardigheid belemmeren aan. Samen met de betrokkenen
zoeken ze naar oplossingen en beïnvloeden ze het beleid.”
1. Structureel werken en streven naar sociale rechtvaardigheid = kernopdracht
van sociaal werk.
2. Balans vinden tussen individueel en structureel werken.
3. Individuele problemen in hun maatschappelijk kader plaatsen en de juiste
agogische processen (individueel of in groep) inzetten.
4. Structureel werk = werk van lange adem, een kwestie van volhouden.
Ontstaan structureel sociaal werk
Twee Amerikaanse ‘founding mothers’ van het sociaal werk:
1. Jane Adams: 1889 ‘Hull House’ Chicago:
o Buurthuis waar sociale activiteiten warden gegeven, volwassenvorming,
vrijetijdsbesteding… = buurtcomponent + sociale acties
, 2. Mary Richmond 1917 ‘Social Diagnosis – social casework’:
o toen nog binnen caritasgedachte, vrouwen wouden het goede doen voor
hun plekje in de hemel te bemachtigen. Zij zag een link met het beleid:
verbetering van handelingen en interventies door grondige registratie en
analyse van de gegevens en casusbeschrijvingen.
Jane Adams: buurtwerk – sociale acties op macroniveau
Mary Richmond: grondlegger social casework – link met het beleid, registratie
3. Bertha Reynolds: communistische partij
o Standpunt: sociaal werk dat streeft naar sociale verandering bij
individuen, moet ook streven naar een maatschappelijke context die de
belangen van die individuen beschermt (sociale rechtvaardigheid).
o Je kan een individu wel helpen, maar wat als de sociale structuren scheef
zitten?
Vanaf de jaren 70 sterk uitgebouwd, maar debat werd al eerder gevoerd (fouding
mothers, Bertha…)!
Drie luiken in structureel sociaal werk
Afhankelijke van de benadering komen andere interventiestrategieën in beeld:
1. Radicale benadering: focust op onrechtvaardige organisatie van de
samenleving.
o Benaderingen die bewustwording bij kwetsbare groepen willen versterken
o Benaderingen die inzetten op sociale actie en bewustwording in de
samenleving
2. Kritische benadering: focust op de rol van het sociaal werk en sociaal werkers
zelf bij reproductie sociale ongelijkheid
3. Beleidsgerichte benadering: verder bouwen op Mary Richmonds doel:
onderbouwde signalen om tot betere wetgeving en beleid te komen.
Radicaal sociaal werk
Op het niveau van de samenleving:
o Stelt huidige verdelingsmechanismen (linken radicaal!) in de samenleving
ter discusie.
o Stelt dat verdelingsmechanismen fundamenteel onrechtvaardig zijn.
o Verbetering van welzijn kan enkel door fundamentele veranderingen in
manier waarop ec. bronnen en macht verdeeld worden.
Individuele weerstand (openlijk of toegedekt): discretionaire ruimte: regels
interpreteren zodat het voordeliger is voor de cliënt.
Collectieve weerstand: in eigen organisatie weerstand bieden.
Conflictbenadering: je gaat over koppen, je gaat ervoor.
Radicaal sociaal werk mag niet teveel focussen op uitkomst, mindset is belangrijker!
Voorbeeld: Hart boven hard, het kritische bewustzijn aanscherpen bij alle
groepen in de maatschappij, niet enkel de betrokken groepen, maar ook de rijken bijvoorbeeld
over armoede.
Kritisch sociaal werk
Kritieken op sociaal werk (Donzelot):
, Moralisering: aantonen van immoreel gedrag
Normalisering: duidelijk maken wat normaal is en welk gedrag verwacht wordt.
Kritieken op sociaal werk (Achterhuis):
Sociaal werkers willen vooral eigen positie versterken
Cliënten worden afhankelijk gehouden
Kritieken op radicaal sociaal werk:
Te eenzijdige focus op economische uitsluiting
Aandacht nodig voor uitsluitingsmechanismen op basis van gender, etniciteit,
seksuele voorkeur en leeftijd.
Teveel focus op macroniveau
Fook (2003):
Radiaal sociaal werk te weinig oog voor een emanciperende kracht van
microniveau
Kritische reflectie als methodische instrument:
o Taal: begrip cliënt: welke reacties?
o Discours van sociaal werker: hoe spreek je over cliënten tegen collega’s?
o Machtsrelaties: hoe ga je er mee om?
Dominelli (2002): anti-oppressive practice
Denkpatronen sociaal werker zijn gevormd door de samenleving en eigen
levenstraject.
In welke mate reproduceren sociaal werkers bewust of onbewust sociale
ongelijkheid en discriminatie.
Hoe kijken sociaal werkers naar structurele kenmerken zoals etnische
achtergrond, religie en seksuele voorkeur? Durven ze dominante denkbeelden
in samenleving over islam of vluchtelingen ter discussie te stellen?
Voorbeeld kritisch sociaal werk:
Taalgebruik ‘voorbeeldcliëntje, tarzantaal’
Gebruik woord ‘cliënt’ – connotatie?
Machtsrelatie en discretionaire ruimte:
o Cliënt afhankelijkheidspositie
o Verschillende begeleiding en uitkomst mogelijk
o Eigen rugzak bepaalt mee hoe je situaties inschat! – reflectie is belangrijk
o Agressie bij cliënten – bereikbaarheid? Tunnelvisie? Druppel die emmer
doet overstromen?
Beleidsgerichte benadering
Mary Richmond: signaalfunctie ten behoeve van een beter beleid
Policy practice = specifieke activiteiten die sociaal werkers ondernemen in
uitoefening van hun job om impact uit te oefenen op formuleren en
implementeren van nieuw beleid of herzien van bestaand beleid.
Minder conflictueus (in tegenstelling tot sociaal werk), constructievere houding
Dialoog met bestaande beleidsmakers
Strategisch: via media-optredens, beleidsnota’s op basis van registratie,
deelname aan maatschappelijk en politiek debat.
Doel = invloed uitoefenen op beleidscyclus (agendabepaling en
beleidsevaluatie)