Damla Akgöl 2BA
Kris Baetens 2022 – 2023
Biologisch psychologie II: schema’s
R Randen & 3 cellagen Staafjes: niet in fovea, rand van retina, zwak licht, geen info over kleur, niet scherp
E contouren (object- 1. Fotoreceptoren (no axonen) (±120mil)
T identificatie) -horizontaal cellen- Kegeltjes: fovea, centrum van retina, matig/sterk licht, info over kleur, scherp (±6mil)
I 2. Bipolaire cellen (no axonen) Transductie → licht (stimuli) = hyperpolarisatie (-) = weinig glutamaat
N Veranderingen -amacrine cellen- → donker = depolarisatie (+) = veel glutamaat
A 3. Ganglioncellen (axonen)
KEGELTJE
No axon = no actiepotentiaal ON BC → licht = depolarisatie (+) = hyperpolarisatie kegeltje = afname
glutamaat
Lichtreceptor beter beschouwen als → donker = hyperpolarisatie (-) = depolarisatie kegeltje =
duisternisreceptor: hoe donkerder, toename glutamaat
hoe meer glutamaat afname OFF BC → licht = hyperpolarisatie (-) = hyperpolarisatie kegeltje =
afname glutamaat
Neuronen verderop in de → donker = depolarisatie (+) = depolarisatie kegeltje = toename
verwerkingsketen: algemeen glutamaat
toenemende receptief veld + STAAFJES: maar ON BC
complexer karakteristieken
Retinale ganglioncellen
Parasol (magnocellulair): veel fotoreceptor input, snel conductie, groot
receptief veld, grote cellichamen, ±10%
Dwerg (parvocellulair): weinig fotoreceptor input, traag conductie, klein
receptief veld, kleine cellichamen, ±80%
Bistratified (kniocellulair): tussenin op alle punten, ±10%
Uitzondering: lichtgevoelig ganglioncellen (zonder fotoreceptor input): pupilreflex,
bewuste visueel processen, dag/nachtritmiek
, Damla Akgöl 2BA
Kris Baetens 2022 – 2023
F Hoogste scherpte d.m.v. 1-1 verhouding tussen Fotoreceptoren kleiner & dichter tegen elkaar (scherper)
O fotoreceptoren met bipolaire als ganglioncellen Enkel kegeltjes
V → heel precies & duur Foveola (midden van fovea) = rechtstreeks ‘contact’ met licht, dus geen lichtbreking
E → heel scherp = kleine receptief veld (kleine pixels,
A detail)
Schema visueel circuit
1. Retina
2. Oogzenuw
3. Optisch chiasma (kruising): linker visueel veld verwerkt door rechter primaire visueel cortex
→ 10% van de vezels splitsen af (gaan niet naar de thalamus): controle oogbeweging, pupilreflex, arousal, … = snel gebeurende processen
4. LGN = thalamus → 1, 4, 6 = input van contralateraal oog
= 6 lagen → 2, 3, 5 = input van ipsilateraal oog
Binnenste 2 lagen (1 – 2) = magnocellulaire lagen = evolutionair oudste
Buitenste 4 lagen (3 – 6) = parvocellulaire lagen
Aan de onderkant van elk laag: koniocellulaire sublaag
5. V1 = primaire visuele cortex → retino-/visuotopisch organisatie
= cortex striata → 25% hiervan houdt zich bezig met info uit fovea
→ bevat cytochroom oxydase (CO) blobs
6. V2- = visuele associatie cortex 2 vertakkingen
V5 = cortex extrastriata → Dorsale stroom (WAAR): info vanuit dikke strepen V2 < posterieur pariëtale cortex
Magnocellulaire input
• Sommigen gaan niet via V2 maar wel onmiddellijk van V1 naar V5
Manipulatie en navigatie van objecten (lokaliserende functie)
→ Ventrale stroom (WAT): info vanuit dunne & bleke strepen V2 < V4 < inferieure temporale cortex
Magno-, parvo- en koniocellulaire input
Grootte, kleur, vorm en textuur (identificatie)