Cultuur- en Mediatheorie
Inhoudsopgave
1 INLEIDING .............................................................................................................................................. 1
1.1 CULTUUR ALS DOMEIN EN ALS DIMENSIE ......................................................................................................... 1
1.2 CULTUUR ALS GEHEEL VAN BETEKENISSEN ........................................................................................................ 1
1.3 CULTUUR ALS TWEEDE NATUUR (A. GEHLEN) ................................................................................................... 2
1.4 CULTUURANALYSE: ZIN, TEKENS, PRAKTIJKEN.................................................................................................... 2
1.5 ASPECTEN VAN CULTUUR ............................................................................................................................. 3
2 CULTUUR: CONNOTATIES VAN EEN BEGRIP ............................................................................................ 3
2.1 GRIEKSE NOTIE VAN ‘PAIDEIA’ (VORMING) ....................................................................................................... 3
2.2 CULTURA .................................................................................................................................................. 5
2.3 BURGERLIJK CULTUURBEGRIP (18DE/19DE EEUW) .............................................................................................. 5
2.4 CULTURELE ANTROPOLOGIE (19DE EEUW) ........................................................................................................ 6
2.5 CULTUUR VERSUS CIVILISATIE ........................................................................................................................ 6
2.6 BESLUIT .................................................................................................................................................... 6
3 BENADERINGEN VAN CULTUUR.............................................................................................................. 7
3.1 DE VERSTEHENDE BENADERING ..................................................................................................................... 7
3.2 SEMIOTISCHE BENADERING ......................................................................................................................... 12
3.3 CULTURAL STUDIES BENADERING ................................................................................................................. 16
3.4 DE SOCIALE VELDANALYSE – PIERRE BOURDIEU .............................................................................................. 18
3.5 ADORNO EN DE CULTUURINDUSTRIE ............................................................................................................. 22
4 ELEMENTEN VAN CULTUUR .................................................................................................................. 24
4.1 TAAL, DENKEN EN SOCIALE STRUCTUUR ......................................................................................................... 24
4.2 NEIL POSTMAN: “HET MEDIUM IS HET PARADIGMA”........................................................................................ 27
4.3 GELD ALS INTERACTIEMEDIUM .................................................................................................................... 28
4.4 KLOK ALS INTERACTIEMEDIUM ..................................................................................................................... 30
4.5 INTERACTIES MET ARTEFACTEN .................................................................................................................... 31
4.6 RITUELEN ................................................................................................................................................ 33
4.7 SPELEN EN FEESTEN................................................................................................................................... 38
5 HOGERE VERSUS LAGERE CULTUUR...................................................................................................... 41
5.1 ELITE- EN VOLKSCULTUUR........................................................................................................................... 41
5.2 DE CULTUUR VAN DE MASSAMAATSCHAPPIJ ................................................................................................... 43
5.3 MASSACULTUUR ...................................................................................................................................... 49
5.4 CONSUMER CULTURE ................................................................................................................................ 51
6 MODERNISERING ................................................................................................................................. 57
6.1 WEBER: MODERNISERING ALS RATIONALISATIE .............................................................................................. 58
6.2 NORBERT ELIAS: MODERNISERING ALS CIVILISATIE .......................................................................................... 61
6.3 FOUCAULT: MODERNISERING ALS DISCIPLINERING ........................................................................................... 63
7 POSTMODERNITEIT .............................................................................................................................. 65
7.1 ZYGMUNT BAUMAN: POSTMODERNITEIT ALS LEVEN IN AMBIVALENTIE ................................................................ 67
7.2 MODERNISERING ALS RATIONEEL-WETENSCHAPPELJKE PLANNING EN CONTROLE ................................................... 68
,Cultuur- en Mediatheorie
1 Inleiding
1.1 Cultuur als domein en als dimensie
De cultuurtheorie is een verzameling van benaderingen (psychologie, filosofie, etc.).
Cultuur is aangeleerd gedrag dat van generatie op generatie wordt doorgegeven.
è Geen alomvattende definitie, wat doe je met gebouwen of voorwerpen?
Je kan cultuur beschouwen als domein of dimensie.
è Domein: Je benadert cultuur alsof je een geheel hebt van fenomenen waarvan je zegt dat ze
cultuur zijn. Alles wat daarbuiten ligt, is niet-cultuur. Het is een domein dat je kan afbakenen.
o Bv. bevoegdheidsdomeinen van de Minister van Cultuur.
o Cultuur is een sector dat gespecialiseerd is in het producren van producten van of
voor de geest.
o Je ziet een aantal fenomenen en noemt die culturele fenomenen.
è Dimensie: Je maakt geen afbakening van culturele fenomenen. Wat je ook aantreft, het kan
behoren tot de cultuurtheorie. Je kan een perfecte cultuurtheoretische stelling opstellen van
eender wat, er is niets dat je niet cultuurtheoretisch kan bekijken.
o Cultuur is aanwezig in alles wat de mens doet
o De visie die we tijdens deze les zullen gebruiken.
o Het onderscheid tussen cultuur en natuur zijn twee manieren om naar de
werkelijkheid te kijken, het zijn geen domeinen maar dimensies.
Cultuursociologie heeft dus niet enkel met kunst of literatuur te maken
1.2 Cultuur als geheel van betekenissen
Cultuurwezens zijn altijd bezig met het geven van betekenissen, aangezien je op een verschillende
manier betenissen kan geven aan iets heeft cultuur de neiging opgedeeld of vermenigvuldigd te
worden.
è Je kan op zeer verschillende manieren betekenis geven.
è Culturele elementen hebben gemeen dat ze betekenis geven aan het handelen.
o Helpen ons onszelf te oriënteren
Het geheel van betekenissen, dat zou de studie van de cultuur zijn.
Berger noemt dat nomisering is het alomvattende proces waarbij mensen de werkelijkheid maken
tot een betekenisgevende omgeving.
è Het basisproces van cultuur.
è Onderscheiden kunnen gemaakt worden, maar ook weer weggevaagd worden.
Nomisering slaagt terug op naamgeving.
è Het is pas dat wanneer je iets benoemt, dat het er volledig is. Het wijst op een zekere
betrokkenheid.
Naamgeving is een zeer belangrijk onderdeel van cultuur.
1
,Cultuur- en Mediatheorie
Nomisering slaagt ook terug op normen, je geeft aan hoe er geinterageerd moet worden met
cultuur. Er wordt een verwachtingspatroon gekoppeld aan naamgeving.
è Onze naamgeving wordt ook gevormd in onze normen
Culturele elementen nomiseren dus, ze leggen een orde op aan wat anders onleefbare en vormloze
chaos zou zijn.
1.3 Cultuur als tweede natuur (A. Gehlen)
Mensen zijn cultuurwezens, er zijn een hele boel dingen zoals bv. ademen dat we niet zelf hebben
verzonnen of zelf hebben bepaald.
Gehlen zegt dat mensen te vroeg worden geboren, we zijn nog extreem hulpeloos. Er moet nog een
verlengstuk aan gebreidt worden, je moet constant bezig zijn met een pasgeboren kind.
è Cultuur is belangrijk omdat de natuur ons in de steek heeft gelaten, cultuur vangt de
tekortkoming van de natuur op.
Onze handen definiëren ons, maar ze zijn niet gespecialiseerd. Onze anatomische kenmerken zijn
ongespecialiseerd, we zijn de minst gespecialiseerde wezens van alle wezens.
è We hebben cultuur nodig om ons op te vangen en te vormen. We zijn minder bepaald dan
andere diersoorten, we kunnen zelf bepalen wat we gaan doen.
è De mens is neotenisch, wij blijven er jeugdig uitzien, we kunnen telkens blijven bijleren.
Gehlen zegt dat de achtergrondfunctie de belangrijkste is, als je geen aangeboren gedragspatronen
hebt moet je aangeleren gedragspatronen ontwikkelen. Cultuur is een compensatie voor het
verdwijnen van onze instincten. Het is een tweede natuur.
è Instinct gedreven handelen kan niet leiden tot creativiteit, maar cultureel aangeleren
handelingen kunnen dat wel.
è Cultuur vervult een achtergrondfunctie, eenmaal je de patronen leert komen ze tot functie.
Desinstitutionalisering: we zijn ooit instinctgedreven geweest, op een bepaald moment is cultuur
binnengedrongen waardoor we instituties konden vormen. Gehlen stelt dat we nu in een
overgangsfase zit waarbij cultuur haar vastheid weer verliest.
è Hij stelt dat we naar een postcultuur gaan waarbij de cultuur het van zich laat afweten.
Technologie neemt voor een deel over wat voordien culturele patronen waren.
è Wanneer je meer afhangt van externe middelen, dan ben je onzeker en voortdurend aan het
tasten, je spreekt hier van subjectering.
1.4 Cultuuranalyse: zin, tekens, praktijken
Er zijn 3 grote benaderingen:
1. De verstehende benadering (zin)
o Proberen te begrijpen wat de tekens zeggen, welke betekenis bepaalde uitingen
hebben.
2. Semiotiek (teken)
o Alles wat betekinsvol is, kan je begrijpen via tekens.
3. De analyse van praktijken
o Mensen zetten tekens in, betekenis is ingebed in praktijken.
o Kijk niet wat iets betekent, maar naar wat mensen ermee doen.
2
, Cultuur- en Mediatheorie
1.5 Aspecten van cultuur
Cultuur kan verschillende aspecten bevatten:
• Cognitief (wetenschap, technische kennis) = mate waarin een cultureel element ‘kennis’
bevat
o Je moet weten wat het is en wat je ermee doet
o Je herkent het omwille van bepaalde kenmerken
o Het herkennen van bepaalde betekenissen in cultuur
• Expressief (kunst, muziek, poëzie, erotiek) = mate waarin een cultureel element emoties
uitdrukt
o Je kan iets uitdrukken
• Normatief (gedragsnormen, recht) = mate waarin een cultureel element een handelswijze
voorschrijft
o Een gedragsverwachting die geïmpliceerd wordt
o Kledij kan een bepaalde gedragsverwachting met zich mee brengen
o Dingen hebben een plaats en moeten op de juiste plaats gezet worden
• Evaluatief (waarden1) = mate waarin het een waardering inhoudt
o Kledij kan bv. gezien worden als een kenmerk van beschaving
o Cultuur is een hulpstuk van onze natuur
• Constitutief (taal) = vormt de grondslag van de culturele orde
o De kracht om iets wat er voordien niet was, in het leven te roepen
o Dankzij talige uitingen brengen we iets in leven
o Taal helpt de wereld te zien als een ordelijke plek waarin we ons thuis kunnen voelen
è Een cultuur kan bekeken worden vanuit een bepaald aspect om een nieuwe betekenis toe te
kennen.
Logocentrisme = de wereld moet eerst benoemd worden voordat het tot ons kan komen.
Tradities en mythes kunnen moeilijk in bovenvermeld schema geplaatst worden, ze zijn multi-
aspectueel omdat ze in grote mate ongedifferentieerd zijn.
2 Cultuur: Connotaties van een begrip
De hedendaagse noties van cultuur bestaat uit enkele historische lagen:
• Het Griekse denken over vorming (Paideia)
• De Romeinse notie van cultura animi
• Het burgerlijk cultuur- en civilisatie-begrip
• De verruimde notie van cultuur in de antropologie
2.1 Griekse notie van ‘paideia’ (vorming)
Paideia betekent het helder leren denken en het overtuigend spreken. Dit was belangrijk omdat er
maar één weg was naar de macht, door anderen te overtuigen.
De sofisten en de platonisten waren in strijd met elkaar, die werkt nog steeds door tot de dag van
vandaag. Ze hebben verschillende opvattingen van paideia.
1
Normen zeggen wat je wel of niet kan/mag doen, het is een specificering van een waarde. Hoe concreter een
gedragsbepaling, hoe normatiever. De norm is de concretisering van de waarde.
3