1. BW is de afkorting van?
A. Burgerlijk Wetboek
B. Bestuurswet
C. Burgemeester en Wethouders
D. Bijstandswet
2. Welke van de onderstaande uitspraken is juist?
A. De rechter moet het recht toepassen en mag niet zijn eigen interpretatie hieraan geven.
B. De rechter vult de normen die niet duidelijk genoeg in de wet staan, zelf in.
C. Gewoonterecht gaat boven het recht dat in de wetten is vastgelegd.
D. Een uitspraak van de Hoge Raad wordt vonnis genoemd.
3. Hieronder staan diverse regelingen gerangschikt. Welke opsomming geeft de juiste rangorde in de regelgeving weer, te
beginnen met de hoogste regeling?
A. Grondwet, wet, ministeriele regeling, algemene maatregel van bestuur, provinciale verordeningen, gemeentelijke
verordeningen, verdrag.
B. Verdrag, grondwet, wet, algemene maatregelen van bestuur, ministeriele regelingen, provinciale verordeningen,
gemeentelijke verordeningen.
C. Verdrag, grondwet, wet, ministeriele regelingen, provinciale verordeningen, gemeentelijke verordeningen, algemene
maatregel van bestuur.
D. Verdrag, algemene maatregel van bestuur, ministeriele richtlijnen, grondwet, wet, provinciale verordening, gemeentelijke
verordening.
4. Welke van de onderstaande uitspraken is juist?
A. Grondrechten worden zo genoemd omdat het onvervreemdbare rechten zijn die kunnen worden afgedwongen.
B. Het recht op gezondheid in artikel 22. Lid 1 GW is klassiek grondrecht.
C. Het recht op sociale zekerheid is een sociaal grondrecht.
D. De overheid mag geen inbreuk maken op de grondrechten van een individu.
5. Wat wordt bedoeld met juridisering?
A. De juridische verhouding tussen de hulp- en dienstverlener en zijn cliënt.
B. Het ondersteunen van een cliënt met juridische middelen.
C. De neiging om overal regeltjes voor te bedenken.
D. De juridische mogelijkheden van iemand om zijn eigen welzijn vorm te geven.
6. Rechten en plichten vloeien voort uit:
A. Rechtsbronnen
B. Rechtvaardigheid
C. Normen en waarden
D. Jurisprudentie
7. Wat zijn rechtsbronnen?
A. Verdragen
B. Maatschappelijke tendens
C. Gewoonte
D. Jurisprudentie
8. Er is pas sprake van een wet indien:
A. Lidstaten hun akkoord hebben gegeven
B. De burgemeester zijn goedkeuring heeft gegeven
C. De overheid de rechtsregel heeft vastgesteld
D. Bedrijven de rechtsregels goedkeuren
9. Wat is de hoogste wet in Nederland?
A. De Grondwet
B. Het Burgerlijk wetboek
C. Een ministeriële regeling
D. Een Koninklijk Besluit
10. Hoe ontstaat jurisprudentie?
A. Alleen door een uitspraak van de Hoge Raad
B. Door een vonnis, uitspraak of arrest
C. Door een uitspraak van het Openbaar Ministerie
D. Door een uitspraak van een advocaat
, 11. Gewoonterecht is een geschreven rechtsbron
A. Juist
B. Onjuist
12. Verdragen zijn afspraken tussen twee of meer staten
A. Juist
B. Onjuist
13. Een dwingede rechtsregel:
A. Mag worden afgeweken
B. Mag niet worden afgeweken
C. Mag afgeweken worden wanneer er aanvullend recht beschikbaar is
D. Mag alleen worden afgeweken in belang van de zwakkere partij
14. Welke rangorde van hoog naar laag in rechtskracht is juist?
A. Grondwet, richtlijnen, verdragen
B. Verdragen, richtlijnen, grondwet, gemeentelijke verordeningen
C. Verdragen, grondwet, overige wetten, richtlijnen
D. Algemene maatregelen van bestuur, grondwet, verdragen
15. Objectief recht:
A. Bestaat niet
B. Bevat regels die ook niet geldend zijn
C. Is hetzelfde als subjectief recht
D. Bevat alle geldende regels
16. Grondrechten zijn:
A. Onvervreemdbaar en vervangbaar
B. Elementair en onvervreemdbaar
C. Aanvullend en onvervreemdbaar
D. Elementair en aanvullend
17. Op klassieke grondrechten:
A. Mag nooit inbreuk worden gemaakt
B. Kan geen inbreuk worden gemaakt
C. Mag alleen inbreuk worden gemaakt als de bevoegdheid uit de wet voortvloeit
D. Mag altijd inbreuk worden gemaakt
18. Artikel 10 GW, recht op privacy, is een klassiek grondrecht:
A. Juist
B. Onjuist
19. Afspraken nakomen en een ander geen schade toebrengen zijn rechten en plichten
A. Juist
B. Onjuist
20. Tijdens een zitting beroept iemand op een arrest wat 3 weken geleden is gepubliceerd
A. Dit mag, het arrest is ongeschreven recht
B. Dit mag niet, het arrest is geen geldige rechtsbron
C. Dit mag niet, het arrest mag alleen als rechtsbron dienen als er wetgeving van is gemaakt
D. Dit mag, het arrest is jurisprudentie en een geldige rechtsbron
21. Een koninklijk Besluit
A. Is alleen een Koninklijk Besluit als het alleen maar regels bevat
B. Kan zowel regels bevatten als geen regels
C. Is alleen een Koninklijk Besluit als het geen regels bevat
D. Kan nooit een regeling zijn
22. Zet in de juiste volgorde:
Verdragen
Gemeenschapsverordeningen en richtlijnen
Grondwet
Overige wetten
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur EsPeHa. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.