SAMENVATTING DIRECTE
RESTAURATIEVE PROCEDURES
HOOFDSTUK 1: DIRECTE RESTAURATIEVE PROCEDURES
DIRECTE RESTAURATIEVE PROCEDURES: DEFINITIE
De operatieve tandheelkunde (= directe en indirecte restauratieve procedures) is dat deel van restauratieve
tandheelkunde dat zich volledig toelegt op de evaluatie, preventie en herstel van aandoeningen, en defecten van
harde tandweefsels en dit met als doel behoud en herstel van vorm, functie en esthetiek van het betrokken
element, alsook herstel van gezondheid van gebid en patiënt.
Beginnen met het stellen van de diagnose van het letsel, achterhalen van ethiologie omdat we op die manier
kunnen voorkomen dat het letsel groter wordt of dat er nieuwe letsels ontstaan. Soms heeft men maar een heel
klein letsel, bv glazuurcariës dan extra fluorideren om ervoor te zorgen dat het glazuur gaat remineraliseren en is
behandeling/restauratief herstel nog niet nodig. Juiste preventieve maatregelen toepassen en indien nodig
overgaan tot restauratief herstel.
WERKSCHEMA
Als men overgaat tot resaturatief herstel volgen we dit werkschema
1. Diagnose en oorzaak van het tandletsel
2. Behandelingsplan: ofwel overgaan tot restauratief herstel (vulling) of enkel preventie om groei te vermijden
3. Tandpreparatie
4. Behandeling van cariës profunda (diepe cariës) & mogelijks pulpaire verwikkelingen (ontzenuwing)
5. Bescherming van dentinewonde afhankelijk van welk restauratiemateriaal op andere manier
6. Vulling plaatsen
1
,1. DIAGNOSE EN OORZAAK VAN HET TANDLETSEL
We maken met betrekking tot verschillende type letsels van harde tandweefsel onderscheid
· Carieuze laesies
- Pit- en fissuurcariës
- Cariës op gladde tandvlakken
- Glazuurcariës
- Dentinecariës
- Wortelcariës
· Niet carieuze tanddefecten
- Abrasie
- Erosie
- Abfractie
- Attritie
· Tandtraumata
- Glazuurfractuur
- Glazuur-dentinefractuur
CARIEUZE LAESIES
Ondermolaar waarvan groeve verkleurd zijn = pit- en fissuurcariës. Het kan zijn dat de cariës enkel
in het glazuur gelegen is → dan gaat men niet behandelen maar gaat men extra poetsinstructies
geven en fluorideren om ervoor te zorgen dat glazuur remineraliseert. Maar het kan ook zijn dat
cariës tot in het dentine gelegen is, dan wel overgaan tot plaatsen van een restauratie.
Orthodontie in onder- en bovenkaak, patiënt met slechte mondhygiëne en at veel suikerrijke voeding. Blokje
stond hier, glazuur rondom de plaats waar het blokje stond is helemaal gedemineraliseerd. Op sommige
plaatsen is het glazuur afgebrokkeld en zit de cariës tot in het dentine →
normaal niet zo snel cariës vestibulair omdat dat makkelijk te poetsen is
MAAR als men een extra retentie creëert door daar een bracket op te kleven
en de patiënt poetst niet goed, dan is cariës daar wel mogelijk. Glazuurcariës
= gedemineraliseerd glazuur, dentinecariës = waar glazuur afgebrokkeld is en
bruinachtig verkleurd tandweefsels aanwezig is.
Proximaal cariësletsel, toen men amalgaamvulling op de tand verwijderde zag men op
het proximaal vlak van de buurtand een cariësletsel. Risico als men met de boor tegen
de caviteitsrand komt, kan die makkelijk tegen de buurtand komen → heel voorzichtig
zijn, best matrixbandje plaatsen. Hier heeft men bij het prepareren van de 7 even met
de boor tegen de 6 gezeten, aangeboord = plaats waar makkelijk voedsel blijft inplakken
→ proximale cariës.
Multiple interproximale cariësletsels: veel verschillende cariësletsels bij
een patiënt die heel cariësgevoelig is. De cariësletsels zijn heel groot,
distaal van de 6 is het niet goed te zien dat er een letsel is maar wel op
radiografie. Heel grote cariës interproximaal en distaal van 5 cariës tot
in de pulpa → die tand ontzenuwen. Patiënt is iemand die heel snel
poets, er is zelfs cariës onder bestaande vullingen.
2
, Patiënt met een protese in bovenkaak, aantal elementen verloren in de onderkaak.
Bruine verkleuring thv wortels = wortelcariës. Kan veroorzaakt zijn door mondkanker,
bestraling waarbij speekselklieren aangetast zijn waardoor er te weinig speeksel is. Als
speekselklieren niet meer functioneren kunnen alle tanden aangetast worden.
NIET-CARIEUZE LAESIES
Slijtagelesies waarbij het tandweefsel is uitgesleten, verschillende opties: abrasie, erosie,
abfractie, attritie.
- Abrasie = mechanische slijtage vaak door te hard tandenpoetsen of door abrasieve
tandpasta.
- Erosie = door inwerking van zuren thv tanden waardoor die gaan oplossen
- Abfractie = wigvormig defect thv cervicaal deel van de tand, die ontstaat door overocclusie (te veel druk) →
patiënt gaat knarsen waardoor glazuursplinters wegspringen en uiteindelijk dit resultaat (vaak combinatie)
- Attritie = slijtage van kauwvlakken en snijranden van gebitselementen doordat deze elkaar raken
Patiënt met hoofdzakelijk abrasieve slijtagelaesies in cervicale regio, thv alle
tanden is cervicale slijtage. Patiënt poetst heel hard, op sommige plaatsen is
tandvlees gekwetst → vaak door te hard tandenborstelen.
Patiënt met abractieletsel, ongunstige belasting op deze tand en wigvormig effect thv
laterale bovensnijtand. Combinatie van abractie en erosie maar moeilijk om zo te zeggen.
Patiënt met erosieve schade: letsels vaak zachter, niet zo scherp afgelijnd.
Iemand die heel veel citrusvruchten eet ’s morgens en dan de tanden stevig
poetst → overal in cervicale regio ligt dentine bloot. Kan gepaard gaan met
verhoogde gevoeligheid van de tanden.
Soms persoon die tandenknarst en erosie → slijtage gaat dan heel snel vooruit. Vaak combinatie van factoren.
Patiënt van 21 jaar met veralgemeende tandslijtage: drinkt 3l cola per dag, heel nerveus (tanden over elkaar
schuren) → combinatie daarvan heel destructief voor gebit. Tanden zijn heel sterk afgesleten, tot bijna de helft
van de normale tandlengte. Combinatie van abrasie & erosie. Occlusaal vlak bovenkaak: attritie met erosie, alle
tandvlakken afgesleten en ook erosieve component want hij drinkt 3l per dag & knarst tanden → combinatie
heeft ervoor gezorgd dat occlusale vlakken zijn afgesleten en dentine bloot ligt. Vullingen die aanwezig zijn
steken boven tandvlakken uit → hier restauratief herstel nodig.
TANDTRAUMATA
Stuk van tand afgebroken, onderscheid tussen glazuurfractuur (moet niet noodzakelijk
hersteld worden) en glazuur-dentinefractuur als er een groter stuk van de tand is
afgebroken. Daar liggen glazuur en dentine op het breukvlak, glazuur altijd maar dentine
ligt hier ook bloot. Dat moet hersteld worden met een vulling.
3
, ANDERE (NIET BELANGRIJK)
Ook nog andere redenen om over te gaan tot het maken van een directe
restauratie: bv amalgaamvullingen die vervangen moeten worden. Soms
wil de patiënt die laten vervangen owv esthetische redenen, maar soms
moet die vulling vervangen worden owv bv een groot randdefect tussen de
tand → als de vulling niet meer voldoet, moet die vervangen worden. In het front, interproximaal twee
composietvullingen met een verkleurde rand → soms cariës onderin, esthetisch gezien voldoet dat niet meer
en dan kan de vulling ook vervangen worden.
Esthetische tekortkomingen: patiënt die op bovenfront gevallen is, twee centrale snijtanden zijn
uitgevallen → onderpremolaren getransplanteerd tot plaats van de snijtanden en die ombouwen
tot centrale snijtanden. Verkleurde snijtand, tand ontzenuwd dus vullingsmateriaal dat witter is
opleggen. Trauma: centrale snijtand verloren gegaan, latere snijtand op plaats van centrale,
hoektand op plaats van laterale → tanden omvormen. Patiënt met dwerglaterale snijtanden →
ombouwen met direct vullingsmateriaal tot die juiste vorm hebben.
Niet-erfelijke glazuurafwijkingen: witte vlekken op de tanden = glazuurhypomineralisatie. Kaasmolaren is
glazuurhypomineralisatie, daarbij ook vaak fronttanden aangetast. Witte
vlekken is glazuur dat niet volledig gemineraliseerd is. Kaasmolaren: kleur
van glazuur kan wit, bruin, geelachtig zijn → zwakker glazuur dus brokkelt
veel sneller af → reden om over te gaan tot restauratief herstel. Heel vaak
gaan die mensen in de eerste 3 jaren veel ziek geweest zijn.
Erfelijke ontwikkelingsstoornissen. Amelogenesis imperfecta = geen normaal gevormd glazuur, alle tanden
aangetast. Dentinogenesis imperfecta = geen normaal gevormd dentine, alle tanden aangestast & vaak ook is er
nood aan restauratief herstel.
2. BEHANDELINGSPLAN
Als men een letsel ziet, gaat men een behandelplan opmaken.
· Cariës enkel tot in glazuur: preventie, niet openboren, afwachtende houding
· Slijtageletsel dat heel beperkt is: juiste preventieve maatregelen (patiënt wijzen op fouten) om te vermijden
dat het letsels groter wordt, afwachtende houding
· Groot letsel: restauratief herstel (direct of indirect)
- Direct herstel: vulling rechtstreeks in mond van patiënt leggen → dan gebruikmaken van plastisch
vullingmateriaal (composiet). Glazionomeren kan men ook als direct vulmateriaal gebuiken, kunsthars-
gemodificeerd glasionomeer, conventioneel glasionomeer, compomeer en amalgaam. Amalgaam wordt
bijna niet meer toegepast. Indicatie: klein tot matig grote letsels = klasse I-VI OOK grote vullingen maar
dan melden dat levensduur daarvan beperkter is dan voor indirecte restauratie. Grote vullingen
grotendeels terugbetaald (gunstiger dan indirect herstel).
- Indirect herstel: restauratie gemaakt buiten de mond van patiënt, tand prepareren volgens bepaalde
vorm, afdruk van nemen, restauratie wordt vervaardigd en volgende keer restauratie cementeren →
restauratie van tandtechnieker/toestellen. Vast restauratiemateriaal zoals glaskeramiek, composiet,
hybride keramiek, zirconium en goud. Inlays, onlays en veneer zijn partiële restauraties, een kroon is
een volledige restauratie → dat zijn meer duurzame restauraties. Gaat men plaatsen als men meer
uitgebreide letsels heeft.
4