EMPIRISCH-ANALYTISCH PARADIGMA
MENS ALS KENNIS
BENADERING ONDER DE LOEP
Case: opvoeden onderzocht
Vraag: wat is het effect van positief ouderschap (parental positive behaviour support) op jonge kinderen, bekeken
op lange termijn (longitudinaal onderzoek, effect op gedrag en schoolse aanpassing van het kind na 5,5 jaar, nl. op 7,5 jaar)
• Vaststellen wat er effectief is, wat er werkt in praktijk van het opvoeden
Waarom onderzoekt • Op basis daarvan interventies opstellen, handvaten voor het handelen,
men dit? handelingsalternatieven, trainingsprogramma’s opstellen om positief op te voeden
• Wat werkt er? Handelen daaraan aanpassen
• Concretiseren: theorie PO toetsen in de praktijk (klopt dit wel? Verbanden zoeken,
Hoe kan men dit oorzaak en gevolg)
onderzoeken? • Focussen op gedrag in werkelijkheid (vb. hoeveel keer bekrachtigen? Hoe doet men het
op school? Hoeveel keer stelt men negatief gedrag?)
Empirisch analytisch kader
Onderzoeksmethode past binnen empirisch-analytisch kader
➢ Empirisch: waarneming in de concrete praktijk, ideeën en theorieën daaraan toetsen
➢ Analytisch: onderzoeken, in stukjes uiteenrafelen, uit welke elementen bestaat dat, hoe hangt alles samen?
→ theorie stuk voor stuk gaan onderzoeken in praktijk
• Van objectieve kennis (mens als kennis) naar wenselijke verandering; wat werkt? Wat helpt?
o Objectieve kennis: meten, dan veralgemenen en generaliseren naar algemene populatie
• Wetenschappelijke kennis moet gebaseerd zijn op getoetste feiten en verbanden. Dat moet de basis zijn van
aanpak van problemen. Wetenschappelijk debat moet waardevrij zijn en gaat uit van concrete gedrag
De empirische cyclus
Methodologie van gedragswetenschappelijk onderzoek
Observatie
1) Observatie vanuit praktijk: leerlingen in mijn klas van lagere economische status
doen het minder goed
2) Inductie (van specifiek naar algemene hypothese/theorie): leidt lager economische Evaluatie Inductie
status tot minder school succes
3) Deductie (terug van algemeen naar specifiek, iets dat toetsbaar is): vb. leerlingen 3e
graad
4) Toetsen: steekproef
Toetsen Deductie
5) Evalueren: klopt het of niet wat wij hebben vooropgesteld?
1
,Meerwaarde vs knelpunten en gevaren
Zie artikel uit de reader: het evidence-beest en de normativiteit van opvoeding. Pedagogiek online, 37 (2), 143-155. =>
knelpunten/gevaren/kritieken kennen!
Knelpunten en gevaren
Meerwaarde
(evidence BEEST practice)
1) Vanuit praktijk vertrekken 1) Effectiviteit en veronderstelde neutraliteit
2) Gericht op objectiviteit en generaliseerbaarheid 2) Beperkte reflectie
3) Decontextualisering
4) Beperkte bewegingsruimte en eigen inbreng
5) Te veel nadruk op gedrag
(1) Neutraliteit klopt niet: je maakt bepaalde keuzes vb. verband met studiesucces maar kan ook vb. op welbevinden
van kinderen, je kan geen onderzoek doen zonder keuzes te doen, die keuzes komen vanuit bepaalde visie, waarden
en normen <> onderzoek moet waardevrij zijn: het kan nooit waardevrij zijn, juist belangrijk om daarover te
reflecteren (2)
(2) Waarom we iets doen, wat willen we bereiken?
(3) decontextualiseren: geen rekening houden met context, eenvoudige oorzaak gevolg relatie toepassen op
complexe sociale problemen
(4) Ingeperkte vrijheid HV van eigen expertise, minder inbreng van CL
(5) Te veel nadruk op gedrag en geen ruimer proces zoals burgerschapsvorming, QOL, welbevinden
Sleutelwoorden
Essentie = Mens als kennis, goede kennis van mens kan ertoe leiden dat we die ook kunnen veranderen. Als we het
goed onderzoeken, dan kunnen we ons handelen daaraan aanpassen en hun gedrag aanpassen
→ (cognitief) gedragstherapeutisch kader
• Handelen baseren op getoetste kennis
• Gedrag
• Door betere kennis van mens, beter begrijpen
• Mensen veranderen
• Maakbaarheid: kennis verwerven om handelen daarnaar te richten en handeling mogelijk te maken
• Positiviteit, optimitisch: verandering is mogelijk
• Effectiviteit
2
, HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH KADER
• Gebaseerd op de leertheorie
• Concreet observeerbaar, meetbaar gedrag centraal
• Geloof in sterke veranderbaarheid
• ‘logisch positivisme’: als we gedrag logisch ontleden (oorzaak-gevolg), kan je gedag veranderen.
Gedrag kan dus aangeleerd en afgeleerd worden
• Mens als blackbox: je kent alleen de omgeving, wat er rond zit, gedrag bestuderen, maar niet de beleving
• Ontstaan: American Dream jaren ‘60
• Grondleggers: Pavlov, Watson;Thorndike Skinner; Hull, Dollar & Miller
Enkele vormen van leren
Klassieke conditionering
= leren door associatie tussen twee prikkels/stimuli uit omgeving, verbanden leggen en op basis van conclusies
verder gaan
• Pavblov’s dog: belletje en voedsel
• Watson & Little Albert: LA in contact met witte speelgoedrat + luid geluid → schrikken, bang → na een tijd
werd hij al bang bij zien van rat, dus er was een associatie tussen de rat en het geluid
o Angst kan je aanleren
o Moeilijk om je angst af te leren
▪ Weglopen: vermijdingsgedrag → je leert niet dat er niets is om bang voor te zijn, neutrale
stimulus kan voorkomen zonder
(vb. witte rat kan ook voorkomen zonder geluid)
▪ Je maakt associatie tussen hetgeen waar je bang van bent en je negatieve gevoelens
▪ Angst wordt gegeneraliseerd (vb. alles wat wit en pluizig was)
▪ Afleren: systematische desensitisatie (geleidelijke blootstelling)
→ geleidelijke blootstelling aan hun angst
(Sensitisatie: gevoelig zijn voor iets → systematische desensitisatie: stap voor stap
gevoeligheid doorbreken)
Operante conditionering
= leren door gevolgen, ze moeten zelf iets doen ervoor (gedrag > gevolg)
Wet van het effect (= basis straffen en belonen)
• Positief gevolg → gedrag wordt herhaald, meer voorkomen (vb. Thorndike’s puzzle box)
• Negatief gevolg → gedrag wort niet herhaald, minder voorkomen (vb. Skinners box: rat waarbij ene kant eten
krijgen vs stroomstoot krijgen)
3
, Toepassingen
Token economy Onmiddellijke bekrachtiging door tokens
system vb. dikke duimenkaart, sticker
• Straffen = negatief gevolg
Strafprocedures/ • Isolatie of time-out = iemand uit de bekrachtigde omgeving weghalen en apart zetten
isolatie o Kinderen krijgen positieve aandacht voor negatief gedag door vb.
toeschouwers in leefgroep, speelt een rol in blijvend gedrag
Basisprincipes straffen en belonen
• Zowel belonen als straffen volgt onmiddellijk op gedrag
• Belonen werkt beter dan straffen, bij straffen ga je iets afleren, maar niet het goede gedrag aanleren
• Straf alleen werkt nooit. Afleren zonder nieuw gedrag aan te leren zorgt niet voor gedragsverandering.
• Consequent zijn is noodzakelijk
• Beloning en straf zijn afgestemd op situatie, gedrag en op degene die beloond of bestraft wordt
• Partiele bekrachtiging (af en toe) is vaak effectiever dan continue bekrachtiging → langer in stand van gedrag
Modeling of modelleren
= gedrag aan- of afleren door het voorbeeld te tonen
Experiment waarbij volwassenen agressief gedrag stellen met speelgoed
• Bij beloning van volwassenen gaan de kinderen meest agressief gedrag stellen
• Bij straffen: minder of geen agressief gedrag
• Geen gevolgen: ook agressief gedrag stellen
Basisprincipes leertheorie
• Het meeste menselijke gedrag = leergedrag
• Alle gedrag kan afgeleerd worden…
• …door het koppelen van + dan wel – gevolgen aan het aan-of af te leren gedrag
• Het ontstaan, voortduren en ophouden van gedrag hangt af van gebeurtenissen als stimuli in de omgeving
4