Volledige samenvatting van het vak 'toegepaste neuroanatomie', gegeven door prof. Van Ginneken in de tweede bachelor diergeneeskunde. Bevat de nodige info uit de slides + alles wat de prof verteld heeft in de les. Ik haalde het vak van de eerste keer met een 14/20 via deze samenvatting.
Samenvatting toegepaste neuroanatomie
Hoofdstuk 1: inleiding
Examen:
- Fotoronde: komen uit lesmateriaal, practicum en neurologisch onderzoek.
- Anatomische structuren (geen neuro) zoals lemniscus lateralis. Ligging belangrijk (in/buiten
hersenen, diep/oppervlakkig, …). Foto’s vnl. uit kopzenuwen, ruggenmerg en hersenen.
- Open vragen: vaak uit ruggenmergbanen. Uitgaande van neurologisch onderzoek. Zeggen
hoe prikkel verloopt om dan te weten wat kapot is. tweede vraag over neurologische
aandoening uit cases practicum (één van de vijf). Anatomie ook beschrijven.
Facultatief studiemateriaal geen examenleerstof!
Reflexboog opgebouwd uit input (bv. hamer) → processing (bv. interneuron in ruggenmerg)
→ output (motorneuron).
Zenuwcel: is prikkelbaar en kan prikkel geleiden in één bepaalde richting = unidirectioneel.
Komt door myelineschede. Als de prikkel aankomt, gaan de ionenkanalen open en ontstaat
er een actiepotentiaal. Na AP repolarisatie waarvan eerst hyperpolarisatie (cel ongevoelig
voor prikkel). Repolarisatie en hyperpolarisatie zorgen voor doorgeven prikkel in één
richting. De myelineschede is een isolator. Dunnere schede → tragere geleiding. Zowel bij
efferenten en afferenten verschillende diktes. Mechanische pijn sneller (stekende pijn) dan
chemische pijn (zeurende pijn).
De zenuwgeleidingssnelheid is meetbaar door een prikkel toe te dienen en te meten
wanneer de reactie (bv. contractie) gebeurt in een spier op een bepaalde afstand → v = x/t.
De stimulus meten met verschillende detectiesystemen minder gebruikt bij dieren want veel
verschillen in rassen, groottes, ….
Drie soorten gliacellen in het CZS:
- Oligodendrocyten: vormen met hun uitloper de myelineschede
in het CZS.
- Astrocyten: neuromodulerend op synapsen en vormen mee de
bloed-hersenbarrière.
- Microgliacellen: de macrofagen thv het CZS.
1
, Niet-geactiveerde microgliacellen hebben
uitlopers ter monitoring. Trekken ze in bij
activatie → meer beweeglijk en kunnen
fagocyteren.
De grijze stof in het CZS bevat veel zenuwcellichamen en weinig uitlopers. De witte stof
bevat veel uitlopers en weinig cellichamen → meer myeline (vet = wit).
Hypomyelogenesis congenita: ‘trilbiggen’
genoemd. De myelineschede wordt ook nog
postnataal aangemaakt = kwetsbaar →
afwijkingen. De biggen trillen omdat de
prikkelgeleiding minder unidirectioneel is en
er meer chaos is (minder coördinatie). Bij
slapen liggen ze stil want dan komen er
geen prikkels binnen.
Wordt veroorzaakt door vertraagde myelinisatie, vergiftiging, slechte gliacellen of is
genetisch bepaald.
Hoofdstuk 2: ruggenmerg
2.1 Embryologie
Neurale plaat → neurale groeve → neurale buis. Bij het sluiten van de neurale buis blijven
de neurophorus rostralis en caudalis nog even open.
Opbouw ruggenmerg (geen legende).
De buis bestaat uit een marginale laag (buitenkant) en een
mantellaag (binnenkant). Uit de mantellaag ontstaan delende
cellen, waardoor het canalis centralis in de buis versmalt. In de
mantellaag ontstaat een onderste lamina basalis en een bovenste
lamina alaris. Deze ontwikkelen verder tot het vlinderpatroon
(grijze stof). De lamina alaris bevat afferente neuronen, de lamina
basalis bevat efferente neuronen.
2
,Het canalis centralis bevat cerebrospinaal vocht. De mantellaag errond vormt de grijze stof.
De lamina alaris bevat het blauwe en groene deel. Blauw = cornu dorsalis: afferente
neuronen. De lamina basalis bevat het gele en rode deel. Rood = cornu ventralis: efferente
neuronen. Het gele en groene deel vormen samen de cornu lateralis. De cornu dorsalis
ontvangt afferente info van het somatisch systeem → somato-afferente neuronen. De cornu
lateralis (groen deel) ontvangt afferente info van de organen → viscero-afferente neuronen.
De cornu ventralis stuurt efferente info naar de spieren → somato-efferente neuronen. De
cornu lateralis (geel deel) stuurt efferente info naar de organen → viscero-efferente
neuronen. Ook drie funiculi aanwezig in de witte stof.
De neurale lijst cellen migreren naar verschillende plaatsen: blijvende connectie met
ruggenmerg (vormen eerste motorneuronen), pigmentcellen, ganglia SVS, ….
Lethal white overo syndroom:
neurale lijstcellen slecht ontwikkeld
→ geen pigmentcellen (wit), geen
ganglia aan SVS → slechte
peristaltiek. Dieren sterven snel.
3
, 2.2 Ruggenmerg
De wervels groeien sneller dan het ruggenmerg → sacraal ruggenmerg zit thv de
lendenwervels. Twee verdikkingen omgeven met rode cirkels geven intumescentia
cervicobrachialis en intumescentia lumbosacralis aan. Gaat richting/van ledematen (meer
info en aansturing).
Vanaf T2 gaat er geen info meer van/naar het voorbeen. Als er een letsel is aan het
achterbeen en het voorbeen normaal werkt, zal alles t.e.m. T2 in orde zijn. als er na T2 een
letsel is, zal alles normaal zijn aan het voorbeen, maar de info van de hersenen kan niet
verder → niet tot achterbeen. Info van het achterbeen kan ook niet verder naar de
hersenen. T2 bepaalt dus of het probleem zit aan het voor- of achterbeen. Een letsel thv T2
zorgt dat er geen info naar zowel de voor- als achterbenen kan. Een verlamming aan de
achterbenen kan dus door een letsel aan de thorax.
Radix dorsalis (bevat spinaal
ganglion) treedt uit aan sulcus
lateralis dorsalis. Radix ventralis
treedt uit aan sulcus lateralis
ventralis.
In de grijze stof van het
ruggenmerg zitten tien regio’s
waarin bepaalde kernen herkend
kunnen worden. De kernen in het
CZS hebben een langgerekte
vorm.
Kern = verzameling zenuwcellichamen in het CZS.
Ganglion = verzameling zenuwcellichamen buiten het CZS.
Hereditary spinal muscular atrophy (SMA): genetisch defect waarbij somato-efferente
neuronen van het ruggenmerg slecht aangelegd zijn. er is een opstapeling van schadelijke
stoffen in de neuronen waardoor ze afsterven. Het stappatroon van de dieren is slapper en
onjuist, want de zenuwcellen zijn in disfunctie. Als dit aansleept spreken we van een
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur studentdiergeneeskunde11. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €8,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.