BEHAVIORISME
1. Uitgangspunten behaviorisme
Objectieve kennisverwerving staat centraal: waarneembaar gedrag (wat kunnen mensen?? Wat zie
je??)
Leerprocessen verklaren het gedrag : je kan aanleren en afleren
Geen principieel onderscheid tussen mensen en dieren : er zijn veel experimenten op dieren dat men
achteraf op mensen doet
Een kind komt onbeschreven ter wereld : elk kind is het resultaat van wat je er in steekt (stimulering,
opvoeding,…) – Tabula Rasa
Complex gedrag kun je opknippen in kleine stukjes – Reductie
2. Geschiedenis behaviorisme
Start rond 1920
Bloeiperiode tot 1960
Praktische toepassing
Er zijn 3 belangrijke denkers uit de leerpsychologie
J. Watson
I. Pavlov
B. Skinner
WATSON : elke mens begint als een onbeschreven blad (tabula Rasa)
SKINNER : en is het resultaat van een unieke conditioneringsgeschiedenis
3. Mensenbeeld
Niet jijzelf, maar de omgeving stuurt je gedrag door middel van leerprocessen
Alles wat iemand kan, is geleerd, immers hij komt blanco ter wereld
Alle angsten en fobieën krijg je aangeleerd, niemand is van nature angstig (bv. je bent niet bang voor
ratten maar je krijgt dit aangeleerd door de omgeving omdat anderen er bang voor zijn (experiment
Albert met de ratten en cymbalen angst fobie creëren)
Leerprocessen bij mensen verschillen niet principieel met die van dieren
De mens is hooguit een ingewikkelde rat
Leerprocessen bij kinderen verschillen niet principieel met die van volwassenen
4. Leerprocessen (er zijn 3 leerprocessen)
4.1 Klassiek conditioneren
4.2 Operante conditioneren : leren door gissen en missen, leren van gedrag door beloning en straffen
4.3 Model-leren : modellen nadoen, leren van je ouders (experiment Bandura met pop)
,4.1 Klassiek conditioneren (HOND VAN PAVLOV)
Bouwt voort op een al aanwezige reflex
Direct na de geboorte al aantoonbaar
Recente experimenten tonen het al aan bij het ongeboren kind
Gebaseerd op een associatie tussen twee stimuli
Leerproces verloopt vaak onbewust en automatisch
2 prikkels worden met elkaar geassocieerd (bv. auto’s en vrouwen).
Bij angsten een rat (eerst heb je wel schrik en daarna niet nog eens) = fight or flight effect
Als je iets lekker ziet hond begint te kwijlen
Bellen met belletje er gebeurt niks
Belletjes + lekker eten kwijlen
Enkel het belletje kwijlen
Leerwetten K.C.
Stimulusdiscriminatie = bang voor honden → bang voor blaffende honden
Angsten generaliseren en breiden zich uit
Stimulusgeneralisatie = bang voor slangen → bang voor slangen en palingen
Contiguïteit = ongeconditioneerde en geconditioneerde stimulus volgen elkaar snel op in tijd
Extinctie = uitdoving wanneer de geconditioneerde stimulus herhaaldelijk wordt aangeboden zonder
de ongeconditioneerde stimulus
4.2 Operante Conditionering = de wet van het effect (E. THORNDIKE)
Gedrag (responsen) dat leidt tot prettige gevolgen wordt herhaald, gedrag (responsen) dat leidt tot onprettige
gevolgen blijft voortaan achterwege.
- Wanneer gedrag beloond wordt dan ga je MEER doen
- Wanneer gedrag bestraft wordt dan ga je MINDER DOEN
We zetten dit constant in
Consequenties op het gedrag
Negatieve beloning: ik ga iets onaangenaam
wegnemen
Negatieve straf: iemand zijn gedrag sturen (bv.
“ik ben het niet eens hoe je mij behandelt dus
ik ga je negeren”
,Leerwetten operante conditionering
Gedrag dooft uit door het te negeren (extinctie)
Gedrag lokt meestal meerdere consequenties uit
Zo nu en dan belonen werkt beter dan altijd belonen
Snelle effecten werken beter (meer kans dat het gedrag veranderd als je het snel bestraft)
Belonen werkt beter dan straffen
Gewenst gedrag moeten we belonen
Ongewenst gedrag moeten we negeren: je gaat je kind in een prikkelarme ruimte zetten (bv. de gang, een trap)
hoelang?? Even veel minuten als het kind oud is
4.3 Modelleren
Beschreven door A. Bandura met experiment over aanleren van agressief gedrag
Leren door het gedrag van iemand anders te observeren
Belangrijk principe uit opvoeding is voor-leven
Walk the talk! = je kan niet iets zeggen tegen kinderen als je zelf het voorbeeld niet geeft
Je gaat hierbij nadoen wat anderen doen (je doet dit niet zomaar) bv. fuvk you vinger uitsteken omdat je papa
dit doet
4.4 Nieuwe ontwikkelingen leerpsychologie
Klassiek behaviorisme bestaat niet meer
Neobehaviorisme is een moderne variant
Aandacht voor interveniërende variabelen. Variabelen tussen stimulus en respons
Meer aandacht voor inhoud van black box. Onderzoek naar cognitie en hersenen
Het gaat meer om leren van betekenissen en uitoefenen van controle
5. Verklaringen psychische stoornissen
Aangeleerde hulpeloosheid verklaart depressie
Depressief gedrag ontstaat omdat op normaal gedrag geen prettige consequenties volgen
Een spinnenfobie ontstaat door klassiek conditioneren
Een fobie blijft bestaan door operant conditioneren (vermijdingsleren)
Doordat spinnen worden vermeden, word je niet angstig (wet van effect)
6. Toepassingen in hulpverlening en opvoeding
Gedragstherapie is een vorm van psychotherapie die het gedrag van een cliënt probeert te veranderen d.m.v.
de wetten en de principes van de leertheorie
Mensen met mentale stoornissen hebben verkeerde gedragingen aangeleerd die moeten afgeleerd worden en
vervangen door beter aangepaste reacties
Wij moeten eerst zien, weten, meten wat er met dat gedrag aan de hand is bij je kind
Wat is een gedrags/functie analyse? Waar moet je op letten: we gaan problematisch gedrag in kaart
brengen
, 6.1 gedragsanalyse
problematische gedragingen van de cliënt worden in kaart gebracht samen met de situaties die ze
uitlokken
Tekort of teveel aan gedrag : tekort gedrag wordt gecompenseerd met iets dat we niet willen (bv.
angst, depressie, verslaving,…)
Van onnauwkeurige en algemene interpretatie naar observeer baar en meetbaar : angst hebben om
voor een groep te spreken (je begint te beven, stotteren, je kan niet meer nadenken,…) = observeer
baar en meetbaar gedrag
Wat is een gedrag/functie analyse? Waar moet je op letten : we gaan problematisch gedrag in kaart brengen
“Kind komt niet binnen als ik roep” je kind luistert niet = aangeleerd gedrag, je kan het gedrag wel terug
afleren
Bij meten moet je letten op:
1. Frequentie : gaat over hoeveel keer, is het één keer??? Is het elke keer???
2. Tijdsduur: belangrijk voor jezelf om de ernst in te schatten (bv. kinderen moeten komen maar je moet
dit 4 keer zeggen vooraleer ze luisteren)
3. Intensiteit : hoe intens is het? Gaat het gepaard met geweld?? Moet ik mijn kind trekken en sleuren
om naar binnen te komen??
4. Omvang : bij wie doet dit gedrag zich allemaal voor?? In welke situaties??? Wat is de omvang er van??
Bij meten moet je afwegen tegen:
1. Leeftijd en ontwikkelingsniveau : bv) scheidingsangst bij 9 jarigen is veel minder normaal dan bij
kleuters
2. Het verloop van het ontwikkelingsproces : Jongeren zijn egocentrisch, ze zijn enorm bezig met zichzelf
(eigen aan de adolescentie) we moeten probleemgedrag plaatsen tegenover de ontwikkeling die
mensen meemaken
3. Sekse : stereotypen
4. Actuele omstandigheden : Dingen die van alles verklaren in de omstandigheden, je moet dit goed in
het oog houden. Misschien is er geen depressie maar is een kind gewoon in rouw??
5. Sociale achtergrond : Kijken naar hoe kinderen zijn opgevoed, misschien is stelen bij jou niet erg maar
bij anderen wel
Vuistregels
- Gedrag met prettige consequentie: hoge frequentie als we beloond worden dan stellen we een
bepaald gedrag (zowel goed gedrag als slecht gedrag)
- Bij negatief gedrag: ritssluitingseffect : Hoe mensen bij probleemgedrag elkaar gaan bekrachtigen
maar toch in stand houden
- Problematisch gedrag wordt vaak vertoond omdat het aandacht oplevert negeren!
- positieve straf vermijden! (slaan) want dat werkt niet goed het werkt beter où het kind in time-out
te zetten (bv. in de garage zetten, aan de trap zetten,…)
Ritssluitingseffect
In de opvoeding zie je vaak dat het gedrag van het kind en het gedrag van de opvoeder elkaar wederzijds
versterken.
Handelingen van de twee personen grijpen in elkaar en vormen één sterk geheel. Zoals een ritssluiting.
Voorbeeld schoolfobie
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur katovdjonckheyd89. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.