TE ONTHOUDEN: per groep:
Algemeen:
Anti-cholinerge bijwerkingen: droge mond, obstipatie, nausea, tachycardie, mydriasis, glaucoom, urineretentie,
vermindering cognitief
=> CI: prostaathypertrofie, nauwe-kamerhoekglaucoom, refluxoesofagitis
Anti-histaminerg: sedatie, slaperigheid, gewichtstoename
Anti-adrenerg (vnl alfa1): orthostatisme, rode huidskleur, reflextachycardie (want perifere vasodilatatie waardoor
BD daalt) , miosis, ejaculatiestoornissen
Extrapyramidale verschijnselen: akathisie (= onrust), beven, parkinsonisme
Anti-seratonerg: 5HT2a (depressief, cognitief, slechter slapen) vs 5HT2C (gewichts-&eetlusttoename)
EX: “waarom kan je dosis-bepalingen bij kinderen niet uitvoeren obv extrapollatie vanuit volwassenen?
1) fysiologische ontwikkelingen: andere lichaamssamenstelling, ander metabolisme, andere
farmacokinetiek door bv. andere bloedstroom,…
2) ontwikkelingsstadia kinderen: verandering manier waarop lichaam gaat reageren
3) veiligheidsoverweging: andere dosissen, onvolgroeide organen,…
Depressie:
Werking: seratonerge & noradrenerge stimulatie
Eigenschappen: First-pass door lever ; Lipofiel ; Hoge eiwitbinding ; CYP2D6 ; Lange halfwaardetijd:
norfluoxetine (7d) ; 1ste lijnsproducten: SSRI (ouderen zeker) ; TCA (cave SSRI: interactie met tamoxifen)
Bijwerkingen:
o Rebound depressie & dervingsverschijnselen -> risico ADS
(ADS =antidepressivumdiscontinuergingssyndroom : duizeligheid, misselijk, lethargie, tremor,
anorexie, hoofdpijn)
o Seksuele stoornissen, beven, overmatig zweten
o Serotoninesyndroom
o Suïciderisico (vnl bij SSRI’s): waakzaamheid!
- TCA’s:
o Anticholinerge, antihistaminerge (uitz: nortriptyline), anti-adrenerge (allemaal vnl bij TCA’s)
o QT-verlenging
o Gewichtstoename
- SSRI’s:
o Gastro-intestinaal
o Bloedingen (CI: anti-aggregantia)
o Extrapyramidale verschijnselen
o Hyponatriëmie
o Cave: interactie met tamoxifen (SERM) (!)
- MAO-A-I:
o Hypertensieve crisis = kaasreactie (door tyraminebevattende producten)
=> NIET combineren met sympathicomimetica (efedrine), amfetaminen (methylfenidaat) of
levodopa
CI: manie!
Opm: ’s avonds toedienen (sedatie) ; opbouwen ; niet acuut stoppen
Opm: anxiolytica ook gebruikt bij dyspnee (palliatief)! én bij stridor!
Opm: anticholinergica: gebruikt bij doodsreutel (!)
1
,Antipsychotica:
Werking: dopaminerge inhibitie
Ook gebruikt bij angst (palliatief) bij vermoeden onderliggend delier! ;
D2-rec.-ant: ook gastro-prokinetica! + anti-emetica (palliatief!)<
Eigenschappen: DOSIS-afhankelijk ; lipofiel
Bijwerkingen:
o Orthostatische hypotensie (!)
o Ritmestoornissen
o Pro-convulsief
o Extrapyramidaal syndroom (uitz: atypische)
Directe: acute dystonie, acathisie, parkinsonisme, maligne AP-syndroom
(maligne antipsychotica-syndroom = lijkt op extreem parkinsonisme)
Late: tardieve dyskinesie, convulsies, dysforie, depressie,…
o Gewichtstoename (- cave: metabool syndroom)
o Hyperprolactinemie => gynaecomastie, galactorree, vruchtbaarheidsproblemen,…
CI: antiparkinsonmiddelen want verminderde werking
Uitzondering: lithium:
- Bipolaire stoornis, acute manie (add-on)
- Cave: natriumbalans!: wnr neg (= zouttekort) => Li intracell opstapeling
- Bijwerkingen: nefrotoxiciteit: polyurie/-dipsie (opl: amiloride) tgv verminderde gevoeligheid nieren
voor ADH
- CI: Na beperkend dieet ; verstoorde elektrolietenbalans
- Niet combineren met andere AP! / diuretica / NSAIDS / RAAS-remmers
Anti-epileptica:
Werking: GABAnerge stimulatie
Eigenschappen:
- Hoge eiwitbinding
- Smal therapeutisch venster
- Valproaat: zéér snelle absorptie / kleine halfwaardetijd
Bijwerkingen:
o QT-verlenging (!)
o Sedatie (!)
o Levertoxiciteit
o DRESS (=> ernstige huidafwijkingen)
1. Fenytoïne: tandvleeshyperplasie, hypertrichosis, hematologisch, g-i,…
( toedienen foliumzuur!)
CAVE: zéér enzym-inducterend
2. Carbamazepine: neurologisch, cave: Stevens-Johnson, anti-diuretisch, anticholinerg
CAVE: inductie leverenzymes!
3. Lamotrigine: CAVE: interactie orale contraceptive
(stijging dmv valproaat)
4. Valproaat: algemene + stollings-&bloedingsstoornissen
Opm: lamotrigine (/carbamazepine) mag tijdens zwangerschap 😊 valproaat: nooit!!
2
,Anti-parkinson:
Werking: dopaminerge stimulatie
Levodopa = L-DOPA:
- Zeer korte halfwaardetijd, variable!
- Bijwerkingen: door dopaminerg en noradrenerg! ; dyskinesieën
- Niet combineren met anti-psychotica, alfa-methyl-dopa, niet-selectieve MAO-I (cave: hypertensie)
- Combineren met domperidone => snellere maaglediging => snellere resorbtie (nodig want interacties
met oa voeding)
(domperidone = D2-rec-ant ; anti-emetica (ook palliatief) & gastro-prokinetica!)
- Cave: maligne antipsychotica syndroom! nooit acuut stoppen!
Specialeke: selegiline: geen hypertensieve crisissen (geen kaasreactie!) ; wel bijwerking: slapeloosheid
Opioïde analgetica:
Pijnstillend + sedatief + obstipatie + euforie
Preventief laxatieva starten! vermijden obstipatie
Werking: thv czs: remming opstijgende pijntransmissie + versterking neerdalende pijninhibitie
=> dmv interacties met opioïdereceptoren (mu, kappa, delta – G-gekoppelde receptoren)
- inh opening CaV-kanalen => presynaptische inhibitie NT-vrijzetting
- opening K-kanalen => postsynaptische hyperpolarisatie => minder exciteerbaar
- inh adenylaatcyclase => minder cAMP
- activatie MAP-kinase
Ook gebruikt bij dyspnee (palliatief)!
Eigenschappen: first-pass door lever => niet per os geven
Meestal µ-ag: bijwerkingen:
- AH-depressie
- G-I motiliteit daalt (! obstipatie !)
- Verslaving! (speldenkop-pupil)
=> opl: dervingsverschijnselen: clonidine ; overdosis: naloxon ; rehabilitatie: methadon/buprenorfine
- Cholinerg (/anti-adrenerg) (= stimulatie PARA)
- Hypogonadotroop hymygonadisme
CI: hypoxie, leverinsufficiëntie, nierinsufficiëntie
Specialeke: methadon/buprenorfine: lange halfwaardetijd! + goed per os
Partiële opioïd-agonist: buprenorfine (70-100x potenter ivm morfine): hevige acute/chronische pijn
Opioïd-antagonisten: naloxone (1e keus ; IV ; risico hyperalgesie), naltrexone (herval voorkomen),
methylnaltrexone (ant obstipatie ; perifere werking ; subcutaan)
Pijnladder: 1. Non-opioïd (paracetamol(/NSAID)) + ev adjuvant – 2. NSAID & zwakke opioïd (oa codeïne)
– 3. Sterk opioïd (oa morfine)
(codeïne: ook gebruikt tegen diarree palliatief)
3
,Lokale anesthetica:
Esters of amiden
esters: snellere werking maar overgevoeligheidsreacties
Werking: inhibitie NaV-kanalen
Eigenschappen:
- Werkingsduur verlengen dmv toevoegen vasoconstrictor
- Hoe hoger weefsel-pH, hoe beter werking
- Hydrofobe karakter: hoe hydrofober, hoe langere werking
Cave: LAST: = local anesthetic systemic toxicity (want ook invloed andere NaV-kanalenstructuren)
o IV: czs (tremor, convulsies, AH-depressie) ; hartritmestoornissen (-ino&-dopo) ; vasodilatatie
o Spinaal/epiduraal: urineretentie ; vasoconstrictie ; etc.
Benzodiazepines:
1ste keuze producten hypnotica & anxiolytica ; ook gebruikt bij angst (palliatief)!
Werking: PAM’s: facilitatie GABAa-rec (ligand-geactiveerd ionenkanaal) => inhibitorisch ; hyperpolarisatie
in bepaalde hersengebieden (niet perifeer!)
+ inhibitie productie CFR => anxiolytisch
Dosis zo laag + duur zo kort mogelijk!
Eigenschappen:
- Alles hoog (hoge beschikbaarheid, hoge eiwitbinding, hoog distributievolume,…)
- Per os binnen uur
- Lipofiel
- Kortwerkende vs intermediaire vs langwerkende (oa diazepam)
- Dosis-gerelateerd: lage dosis = vnl anxiolytisch (limbisch) hoge dosis = vnl hypnogeen (reticulair)
Bijwerkingen: anterograde amnesie ; sedatie ; hang-over (!) ; spierrelaxerend ; …
CI: AH-stoornissen, zwangerschap, M.G.
+ opletten bij ouderen, leverinsuff, nierinsuff
Cave: tolerantie
Cave: misbruik (vnl flunitrazepam = Rohypnol) + afhankelijkheid
Benzodiazepine-antagonist: flumazenil
4
, Diuretica:
Inname best ’s ochtends
CI: jicht
Cave: combinatie met andere farmaca mbt ionenstoornissen
1. CA-inhibitoren (ACETAZOLAMIDE): thv prox tubulus, NaHCO3
Cave: acidose, nierstenen, hypokaliëmie, encefalopathie (dus CI: levercirrose), slaperigheid
2. Tiaziden (HYDROCHLOROTHIAZIDE): thv distale tubulus, NaCl: vnl onderhoudstherapie
=> diuretisch én vasculair effect (!) + ook gebruikt voor HF (als GFR>30ml/min) voor onderhoud
Cave: hypokaliëmie, competitie urinezuur (jicht), hyperglycemie, hyperlipidemie, hyponatriëmie,...
3. Lisdiuretica (FUROSEMIDE): thv TAL, NKCC
+ ook gebruikt voor HF (als GFR<30ml/min) voor acuut ; bij hypertensie! (1e keus)
Vaak in combinatie met K+sparend diureticum ter compensatie van hypokaliëmie
Cave: hypomagnesiëmie, hypokaliëmie, hyponatriëmie, hyperuricemie (jicht maar minder kans)
4. Kaliumsparende diuretica:
a) aldosteron-antagonisten (SPIRONOLACTON) ; b) dmv luminale kanalen
Cave: hyperkaliëmie, metabole acidose, gynaecomastie
Wel: combinatie spironolacton + lisdiuretica => tegen levercirrose
Nooit: combinatie spironolacton + amiloride!
5. Osmotische diuretica (MANNITOL): water-diurese
Te gebruiken bij hyperglycemie / diabetes type I (!) + druk vermindering + acuut glaucoom
Cave: algemene symptomen, longoedeem, dehydratatie, hypernatriëmie
β-blokkers:
Anti-hypertensiva (1e keus bij pt met HF, ischemisch, MI) ; nooit gebruiken bij pt met HF voor andere HF want
risico verergering ; vnl in onderhoudstherapie (ischemisch ) hartfalen ; VKF!! (vertraging snel voorkamerritme)
(combineren met anticoagulantia + ev digoxine want anders risico CVA)
Selectieve (= β1) vs niet-selectieve (= β1 & β2) ; negatief x4: ino, dromo, chrono, bathmo
Werking: inhibitie adrenerg => neg inotroop => hartslag daalt ; zuurstofnood daalt
Effecten: daling hartritme, daling bloeddruk, negatief inotroop,… => minder zuurstofnood myocard
Bijwerkingen: door anti-adrenerg ; β2-blokkers: tremor
Opm: NIET bij diabetici/astma-pt (geen β1-blokkers (!)) ; NIET bij vasospastische angor / acute aanval (!)
Opm: HALIPERIDOL: ook als anti-emetica palliatief
RAAS-remmers:
Anti-hypertensiva (vnl bij pt met HF)
CI: zwangerschap, hyperkaliëmie
1. ACE-inhibitoren:
Inhibitie ACE én kininase II ; vasodilatator zonder effect op reflextachycardie
Anti-hypertensiva + + afterload daalt, HD stijgt, arbeidstolerantie stijgt, reductie hypertrofe Ve, betere
nierfunctie
5