THEMA 11: VROUWELIJK VOORTPLANTINGSSTELSEL
1) OVARIUM EN EILEIDER
Vrouwelijk geslachtsapparaat van een ooi:
- Ovarium: vrouwelijke gonaden (oophorom? in het Grieks)
= de eierdrager
- Tuba uterina
Salpinx (Grieks)
= de buis die leidt naar de baarmoeder (uterus)
Daarop volgt (maar niet rechtstreeks verbonden) een kronkelende buis
= de eileider
oviductus? oviduct? het leidt het ei -> maar dat is de term die voor gans het geslachtsapparaat van de
vrouwelijke vogels en eierleggende dieren gebruikt wordt
-> een oviduct bij vogels bestaat uit een uterus, een vagina, …
Bij zoogdieren beperken we de eileider tot aan het buisje, waarlangs de bevruchte eicel afdaalt om
zich in te nestelen in die baarmoeder
Die eileider sluit bij al onze huisdieren aan op 2 baarmoederhoornen (die afhankelijk van de diersoort
al dan niet heel stevig met elkaar vergroeid zijn)
Bij de mens is de baarmoeder volledig vergroeid, maar bij alle huisdieren gaan we daar toch een
splitsing tussen 2 baarmoederhoornen gaan aantreffen (bij paard het minst van al, maar nog steeds 2
duidelijke hoornen)
Die 2 hoornen nemen de helft van de lengte in, de overige helft gaat naar een corpus (een
baarmoederlichaam) voordat het geheel over gaat naar een baarmoederhals of cervix uteri.
- Cervix uteri = baarmoederhals
Puilt uit in de vagina
Sluit bij onze huisdieren naar caudaal toe aan op een heel uitgebreid vestibulum = toegangspoort,
toegangskanaal tot de vagina. = vestibilum vaginae
Grens meestal op de plaats waar de vrouwelijke urethra uitmondt (afkomstig van de blaas)
Andere grens: het hymen = maagdenvlies dat een scheiding zou vormen (bij onze huisdieren
nauwelijks nog aan te duiden bij volwassen, volgroeide dieren)
=> dus de grens/overgang van vestibulum naar eigenlijke vagina is de uitmonding van de urethra
Dan volgt er weer een behoorlijk stuk afhankelijk van de diersoort (toch weer enkele centimeters,
vingerlengte, handlengte lang) voordat we naar de vrouwelijke geslachtsopening of vulva komen
-> ‘pudenda femininum’ maar minder en minder gebruikt
=> vulva of uitwendige geslachtsopening
We concentreren ons soms op bepaalde delen, maar alles hangt samen in het verhaal! Heel vaak
zullen andere termen vallen op hetzelfde moment.
,We beginnen met bespreken van het ovarium, de vrouwelijke gonaden. Kunnen we niet iets
diersoortspecifiek aan aanduiden. Bij de meeste dieren is dat een structuur met een glad oppervlak
als dat in rust is (een beetje uitgelengd).
Aan 1 zijde opgehangen met een peritoneaal vlies (elke buikstructuur is opgehangen met een meso).
-> peritoneum
-> we bevestigen aan 1 zijde daar een ophangvlies aan, dat vlies loopt uiteraard verder naar de rest
van het geslachtsapparaat (dat neemt dat vast aan 1 zijde)
De rest is vrij!
-> margo liber (vrije zijde aan de andere kant): is normaal bij de meeste huisdieren volledig bekleed
met een cortex = een buitenste schil, een schors van het ovarium
-> margo mesovaricus (mesovarium aan ene zijde)
Via dat mesovarium gaan we een arteriële toevoer krijgen, een veneuze afvoer
-> kan gekronkeld zijn
Die bloedvaten bereiken het ovarium via de hiluszijde: ook hier een hilus waar de bloedvaten
binnendringen
De zone waar zij naar binnen dringen = medulla (het merg van het ovarium)
Het peritoneum (peritoneale omslagrand), daar waar we een ophanging konden tekenen, bij elk van
onze buikstructuren hadden we een ophangvlies die dan rondom rond iets ging:
-> dat is niet zo bij een ovarium, bij een ovarium hebben we een ophanging (ons mesovarium)
-> dat mesovarium omcirkelde origineel en embryonaal wel de gonaden, de eierstok maar die
eierstok gaat dat overwoekeren, en gaat zijn epitheel aan de buitenkant leggen
=> je krijgt er een structuur met een oppervlakkig epitheel (medulla aan binnenkant) en een
peritoneum dat eindig is! Bij sommige diersoorten zie je dan ook de bloedvaten eindigen en dan niet
verder lopen daarin:
= margo limitans (van het peritoneum)
= margo limitans peritonei
En zo komt geen serosa maar een epitheel van dat ovarium aan het oppervlak te liggen! Het is een
kubisch epitheel.
We tekenen een detail van het oppervlak. Belangrijk: via het oppervlak van dat ovarium moeten
follikels en eicellen die daarin zitten gaan ovuleren, moeten naar buiten gebracht worden, die kunnen
niet verpakt zitten in peritoneum of in serosa. Die moeten opgevangen worden door de eileider, dus
we moeten wel degelijk aan een vrij oppervlak zitten, rechtstreeks in die peritoneale holte
uitmonden.
We tekenen het oppervlak en onder het oppervlak gaan er microscopisch kleine follikels gaan rijpen
-> later nog bespreken hoe die follikels van een primordiale follikel naar een primaire, secundaire,
tertiaire follikel gaan
Voor ons belangrijk dat we macroscopisch plots een structuur krijgen die blaasvormig wordt met een
hoopje cellen met daar binnenin de eicel (oöcyt of ovocyt?) -> eicel nog net met blote oog te zien.
,-> dat worden structuren die redelijk gaan uitpuilen, die gaan uitpuilen aan het oppervlak (oppervlak
kan je er overheen tekenen)
We hebben voedende cellen, cellen die dat vocht gaan produceren = granulosacellen.
Dan hebben we cellen die de eicel gaan omcirkelen en gaan bevatten = net met het blote oog
zichtbaar, dat korreltje.
Dergelijke follikel is zeker een tertiaire, Graafse follikel in de embryologie en de histologie. In de
anatomie is dat gewoon een blaasje, een vesikeltje.
= folliculus vesiculosus = Graafse follikel
= vochthoudend blaasje, dit gaat gaan ovuleren en de eicel gaan vrijgeven om de zoveel dagen,
weken naargelang de cyclus duurt bij onze verschillende huisdieren
Wat schiet er over? Een krater! We tekenen het oppervlak verder. Die krater wordt geleidelijk aan
opgevuld door weefsel dat daar al klaar zat, vanuit een thecalaag die daar omheen ligt (zie histologie,
embryologie.)
Gaat opgevuld worden met weefsel, ook met een bloedklonter want we hebben een wonde
veroorzaakt -> er komt een bloedklonter. Dit evolueert geleidelijk aan verder tot een structuur die
opgevuld zal worden enerzijds door een bloedrode inhoud omdat dat een bloeding (zeer
hyperemisch, zijn ook bloedvaten die gaan ingroeien). Structuur iets donkerder maken.
Finaal gaan wij een structuur krijgen die zeker bij de herkauwers een gele kleur gaat gaan aannemen
(bij andere diersoorten eerder een vaalgrijze tot donker bordeauxrode kleur)
We krijgen een structuur die enorm uitgebreid zal worden, groter dan dat ooit de follikel was
-> het puilt nog altijd uit via die opening die het ooit gemaakt heeft in dat oppervlak, dat oppervlak
probeert wel te sluiten, we puilen daar ten dele in uit
=> we krijgen een ‘geel lichaam’ = ‘corpus luteum’
Blauwe stippellijn = restweefsel
Dus van een follikel, naar een rijpe follikel, naar een corpus hemorrhagicum (een bloederig gevuld
iets in dat restweefsel)
Finaal gaat dat metamorfoseren naar een hormoonproducerende structuur (heel bleke, grijze kern is
toegevoegd = sterstructuur), we kunnen nog wat rimpeling aan dat oppervlak aantreffen.
Het worden hormoonproducerende structuren, een hormoon dat de dracht moet ondersteunen, hier
wordt progesteron in geproduceerd
Vanaf nu heeft dat corpus luteum (geel lichaam) 2 mogelijke opties afhankelijk van welke signalen het
uit de baarmoeder gaat gaan krijgen:
- Baarmoeder signaleert na x aantal tijd: er is hier een dracht begonnen
Corpus luteum gaat moeten blijven bestaan, mag niet afgebroken worden
Bij een drachtsignaal gaat het corpus luteum zelfs versterkt worden, afhankelijk van de diersoort zelfs
tot het einde van de dracht aangehouden worden, zelfs nog aangevoerd en verreikt worden met
anderen (bij het paard)
=> corpus luteum graviditatis (wat hoort bij de dracht)
- Er komt geen drachtsignaal: er is geen bevruchting geweest, de bevruchting is mislukt, het
embryo komt niet aan in de baarmoeder
, Corpus luteum gaat regresseren => corpus luteum periodicum (zolang er een corpus luteum is kan er
geen nieuwe cyclus starten, kunnen er geen nieuwe follikels uitgroeien tot een rijpe, preovulatoire
follikel)
Dat signaal van de corpus luteum moet je wegkrijgen -> progesteronbron (corpus luteum) moet
volledig weg voordat een nieuwe cyclus kan gestart worden
De tijd die gewacht wordt om het drachtsignaal op te vangen en de tijd die nodig is om een nieuwe
follikel klaar te krijgen tot ovulatie = de cyclusduur bij onze huisdieren.
Is bij de meeste dieren 21 dagen (permanent cyclerende dieren), behalve bij het schaap is dat wat
korter, naar een 17-tal dagen toe. En afhankelijk van de diersoort die maar 1x cycleren per seizoen
zoals een teef (heeft hele lange fase waarin dat corpus luteum blijft bestaan, of het nu drachtig is of
niet) -> bepaalt ook de tijd tussen verschillende loopsheden.
Als een corpus luteum regresseert = corpus luteum periodicum, en het heeft daar nog maar een tijdje
gezeten dan ga je daar heel weinig van terugvinden. Maar als een corpus luteum daar heel lang
gezeten heeft, bv zo een corpus luteum graviditatis, dan kun je daar zeker langere tijd (dus niet enkel
nadat het aan het verdwijnen is), kun je dat langere tijd aantreffen als een restelementje.
Zoals dat grijze wolkje getekend. = corpus albicans (een wit lichaampje).
Corpus albicans is totaal niet meer actief, het is een restweefsel, het is littekenweefsel van een lang
daar verbleven corpus luteum graviditatis.
Een corpus luteum heeft toch wel een aantal cycli nodig om volledig te verdwijnen, dat regresseert,
dat krimpt en dat verdwijnt = niet meer actief. Wordt totaal geresorbeerd. Het is niet onmogelijk dat
je follikels ziet samen met een regresserend corpus luteum, dat is perfect mogelijk.
Dit is de situatie bij alle huisdieren, in de ovariële cyclus. Alleen dat vrije oppervlak dat we zo
uitgebreid tekenen, en als cortex aan de buitenkant gelegd hebben. Bij eender welk ovarium (of dat
nu van een varken of een hond is).
Bij varken en hond zie je meerdere follikels als die actief zijn!! We hebben 1 eicel per finale pup of big
dat geboren moet worden. Tenzij het om tweelingen gaat, maar zo vaak niet op rekenen. Ook
verschillende corpora lutea. Bij een rund of schaap met 1 lam dan ga je maar 1 ovarium hebben dat
actief is op hetzelfde moment, en 1 ofwel follikel terugvinden of een corpus luteum. We kunnen hier
en daar nog niet volgroeide zaken aantreffen die wel proberen maar er niet doorkomen.
Dus een redelijk gaaf oppervlak, met dan 1 uitpuilend iets bij een rund.
Bij een schaap (2 of 3 lammetjes zijn niet ongebruikelijk), dus 2 corpora lutea, of in de aanloop naar, 2
of 3 follikels netjes verdeeld over beide ovaria. Maar anders een gaaf, langgerekt oppervlak. (niet zo
bij het paard!!)
Bij het paard is het ovarium tijdens de embryonale ontwikkeling binnenstebuiten geklapt, en gaan we
een ovarium krijgen met een cortex dat naar binnen stulpt in een zogenaamde ovulatiegroeve. De
cortex stulpt naar binnen. We tekenen het buitenoppervlak -> ovarium van een paard is een vuist,
een knoet, een gesloten vinger, vuist groot. Die medulla (men spreekt dan van een zona vasculosa)
gaat naar de buitenkant trekken samen met margo limitans van het peritoneum.
De ophanging zit dan aan 1 zijde op deze manier.