College aantekeningen Jeugdrecht (RGAPR90606)
College aantekeningen Jeugdrecht RUG
Hoorcollege uitwerkingen Jeugdrecht
Tout pour ce livre (33)
École, étude et sujet
Tilburg University (UVT)
Rechtsgeleerdheid
Jeugdrecht, jeugdbescherming en jeugdbeleid II (650271M6)
Tous les documents sur ce sujet (16)
2
revues
Par: lottebruinsma31 • 8 mois de cela
Par: brittarkinkx • 1 année de cela
Vendeur
S'abonner
tessavanschaik
Avis reçus
Aperçu du contenu
Blok 1.1: Inleiding in het jeugdrecht, de minderjarige, internationaal kader
Inleiding
Het jeugdrecht gaat om al het recht dat ziet op jeugdigen (personen van 0 tot 18 jaar). In hoofdlijnen
kan het jeugdrecht worden toegekend aan het strafrecht en het civiele recht:
- Privaatrecht, inclusief het jeugdbeschermingsrecht;
- Strafrecht (speelt wanneer een minderjarige een strafbaar feit pleegt);
- Jeugdhulprecht (regelt hulp aan het kind/gezin (vrijwillig), georganiseerd door de gemeente);
- Internationaal recht.
Het civiele jeugdrecht is nauw verbonden met het personen- en familierecht. Vooral het onderwerp
van gezag is van belang.
In dit vak wordt voornamelijk gekeken naar: wanneer heeft een kind bescherming nodig? En
wanneer, en op welke manier, moet een kind gestraft worden? In beide gevallen dient een afweging
te worden gemaakt of een kind/gezin ook hulp nodig heeft.
Het jeugdrecht is nauw verbonden met het internationale recht. Verdragen, richtlijnen en
jurisprudentie is van belang. De internationale bepalingen werken direct dan wel indirect door in het
nationale jeugdrecht. Internationaal recht:
- Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). Nederland heeft dit verdrag
bekrachtigd in 1995, met een aantal voorbehouden. Het IVRK wordt aangevuld door drie
protocollen, waarbij Nederland geen lid is van het derde protocol. Meest geratificeerde
verdrag ter wereld, enkel de VS heeft dit verdrag niet geratificeerd uit angst hun
soevereiniteit op bepaalde gebieden op te moeten geven;
- EVRM;
- Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;
- Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten;
- Het Europees Sociaal Handvest;
- Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Nationale bronnen (voor het civiele recht):
- Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
- Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (voornamelijk Titel 6; aangaande rechtspleging op
het gebied van personen- en familierecht. Hier wordt onderscheid gemaakt in rechtspleging
op het gebied van scheidingszaken en niet-scheidingszaken);
- Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet;
- Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015.
De laatste twee wetten zijn ook van belang voor het jeugdhulprecht.
Nationale bronnen (voor het strafrecht):
- Wetboek van Strafrecht;
- Wetboek van Strafvordering;
- Diverse besluiten behorend bij voornoemde wetboeken;
- Jeugdwet en het besluit Jeugdwet;
- Beginselenwet Justitiële Jeugdinrichtingen en daarbij behorende besluiten.
Het basisbeginsel waar alle rechten van een kind op terug te voeren zijn is het belang van het kind
(art. 3 IVRK). Het belang van het kind dient altijd een eerste overweging te zijn (dit betekent niet dat
andere belangen niet meewegen). Daarnaast is het non-discriminatiebeginsel (art. 2 IVRK) van
belang. Andere belangrijke beginselen zijn het recht op leven en ontwikkeling (art. 6 IVRK) en het
recht op participatie (art. 12 IVRK). Dit laatste betreft het recht van een kind om een mening te
,vormen en deze mening te uiten zonder dat daar beperkingen aanzitten. Aan de mening van een kind
dient passend belang te worden gehecht.
Het jeugdrecht is altijd aan verandering onderhevig. Reden hiervoor is dat ook de maatschappij
beweegt, en het ontwikkelen en uitvoeren van een systeem betreffende het jeugdrecht dat
daadwerkelijk effect sorteert een omvangrijke en lastige uitdaging is. Over de jaren heen wordt
gezocht naar mogelijkheden om een goede organisatie van het wettelijke en uitvoerende kader neer
te zetten.
De wettelijke basis van het jeugdrecht is gelegd in het begin van de twintigste eeuw:
Met de invoering van de Wet op de Jeugdhulpverlening in 1989 werd de hulp gedecentraliseerd van
het Rijk naar de provincies en de grootstedelijke regio’s. De regionale samenwerkingsverbanden en
jeugdhulp-adviesteams werden in de wet opgenomen, maar kwamen nooit van de grond.
In 2005 treedt vervolgens de Wet op de Jeugdzorg in werking. Kort daarna treedt de Wet
Maatschappelijke Ondersteuning in werking.
Vanaf 2011 wordt toegewerkt naar een transitie van de jeugdzorg. Hierbij wordt de jeugdzorg
voortaan bij de gemeenten belegd.
Sinds 2015 is een nieuwe jeugdwet van kracht, waarbij gemeenten verantwoordelijk worden voor de
jeugdzorg. Deze wet neemt de onrust niet weg: er is sprake van financiële tekorten bij gemeenten,
een tekort aan jeugdhulpverleners, etc. Hierdoor is de stabiliteit en zekerheid voor minderjarigen,
gezinnen, en daarmee voor het stelsel, is allerminst verzekerd.
Er wordt nog steeds gewerkt aan verbetering van het stelsel, al dan niet met het behulp van
wetswijzigingen. Er zijn diverse projecten opgezet.
In maart 2021 werd het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming gepresenteerd, waarin wordt
ingezet op vereenvoudiging en harmonisatie van wetgeving. Aanleiding hiervoor was de complexiteit
van de organisatie van de jeugdbeschermingsketen, het feit dat kinderen/gezinnen vaak geen
tijdige/passende hulp krijgen, en het feit dat achterliggende problematiek binnen een gezin te weinig
aandacht krijgt. Het Toekomstscenario geeft in hoofdlijnen aan hoe de kind- en gezinsbescherming er
over 5 tot 10 jaar uit moet zien. Het plan ziet op vier hoofdlijnen:
1. Een merkbaar betere dagelijkse praktijk voor jeugdzorg;
2. Het jeugdzorgstelsel dient aangepakt te worden;
3. Jeugdbescherming vereenvoudigen en verbeteren;
4. Het budget dat aan gemeenten ter beschikking wordt gesteld wordt verhoogd.
De minderjarige, art. 1:233 BW
Personen tot en met 17 jaar, die niet meerderjarig zijn verklaard, zijn minderjarig.
Een minderjarige moeder van 16 jaar of ouder kan de kinderrechter verzoeken om haar meerderjarig
te verklaren. Dit kan zij zelf doen. Het verzoek dient wel door een advocaat te worden ingediend. Het
verzoek kan worden gedaan voordat het kind geboren is, ook indien de moeder de leeftijd van 16
jaren nog niet heeft bereikt. Zie verder art. 1:253ha BW.
Met een meerderjarigverklaring kan een persoon onder de 18 jaar echter geen huwelijk/GP aangaan.
Minderjarigen staan onder gezag – art. 1:245 BW.
In beginsel is een minderjarige bekwaam om rechtshandelingen te verrichten – art. 1:234 BW, echter
er is geen algehele toestemming voor rechtshandelingen die de wettelijke vertegenwoordiger kan
verlenen. Toestemming zal per handeling verleend moeten worden.
Tenzij de wet niet ander bepaald, bijvoorbeeld: art. 4:55 BW, art. 7:612 BW, art. 7:447 BW.
Toestemming wordt verondersteld te zijn verleend: art. 1:234 lid 3 BW.
Een door de minderjarige verrichte rechtshandeling waartoe hij niet bekwaam was, is vernietigbaar:
de gevolgen van de rechtshandeling dienen zoveel mogelijk ongedaan te worden gemaakt.
Uitzondering: eenzijdige niet tot één of meer bepaalde personen gerichte rechtshandeling, deze zijn
nietig i.p.v. vernietigbaar (bijv. testament indien kind jonger dan 16 jaar is).
,Handlichting. Op grond van 1:235 BW kan aan de minderjarige van 16 jaar of ouder bepaalde
bevoegdheden worden verleend. De minderjarige kan hiertoe zelf een verzoek indienen bij de
kantonrechter. Er moet uitdrukkelijk worden bepaald welke bevoegdheden worden verleend. Ook zijn
er in het artikel beperkingen opgenomen.
De handlichting verschilt van de meerderjarigenverklaring, deze stond namelijk enkel open voor
(aanstaande) moeders en ziet niet op bepaalde bevoegdheden.
1:235 lid 2 BW zegt dat handlichting niet tegen de wil van de ouders wordt verleend. Uit HR 13 maart
1987 blijkt dat de handlichting wel tegen de wil van de ouders wordt verleend indien het onredelijk is
om niet te verlenen.
Internationaal kader voor het bepalen van de rechtspositie van de minderjarige:
- Art. 12 lid 2 IVRK ziet erop toe dat het kind dat in staat is zijn/haar mening te vormen het
recht heeft om die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen.
General comment nr. 12: hierin wordt onder andere overwogen dat het proces waarin het
kind betrokken is transparant, informatief en kindvriendelijk moet zijn. Art. 12 IVRK moet
bezien worden met art. 2, art. 3 en art. 6 IVRK.
- Art. 6 en 8 EVRM spelen bij de rechtspositie van de minderjarige een grote rol.
EHRM 3 september 2015 (M&M / Kroatië): het niet horen van een kind is in strijd met art. 8
EVRM. De zaak ging omtrent gezags- en omgangstaken; in deze zaak werd de minderjarige
niet in de gelegenheid gesteld te worden gehoord, omdat werd aangenomen dat de
minderjarige zou aangeven dat hij bij zijn moeder wilde wonen. Dit levert een schending van
het verdrag op. In HR 1 november 2013 oordeelde de Hoge Raad al op dezelfde wijze in een
soortgelijke zaak.
In de Internationale bepalingen en in de rechtspraak lijkt het steeds te gaan over het recht om
gehoord te worden van de minderjarige. De zelfstandige procespositie komt minder aan bod,
alhoewel het voor een minderjarige wel mogelijk is om zich tot het EHRM te wenden.
Rechtspositie minderjarige (nationale procedure). Civielrechtelijke procedures die de minderjarige
betreffen zijn veelal familierechtelijke procedures. De procesrechtelijke regels voor deze
verzoekschriftprocedures zijn vastgelegd in Boek 3 van Burgerlijke Rechtsvordering (art. 798 t/m 828
Rv). De eerste afdeling ziet op zaken anders dan scheidingszaken, de tweede afdeling ziet op de
rechtspleging in scheidingszaken. Daarnaast zijn de algemene bepalingen van
verzoekschriftprocedures van toepassing. De minderjarige is zelf onbekwaam om in rechte als
verzoeker of verweerder op te treden (dit kan worden afgeleid uit art. 1:245 lid 4 BW). De
minderjarige die toch een procedure inleidt zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Een minderjarige
is wel belanghebbende in een procedure die hem betreft. De minderjarige kan, ondanks dat hij
belanghebbende is, niet zelfstandig procederen. Hij zal door zijn wettelijke vertegenwoordiger of
bijzonder curator vertegenwoordigt moeten worden, tenzij de wet zelf de minderjarige het recht
geeft.
- Belanghebbende: degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking
heeft (art. 798 lid 1 Rv). In HR 21 mei 2010 is bepaald dat het bestaan van family life (art. 8
EVRM) niet betekend dat een zaak ook rechtstreeks betrekking heeft op degene met wie je
family life hebt;
Naast de formele rechtsingang bestaat ook een informele rechtsingang. Dit houdt in dat de
minderjarige zich rechtstreeks tot de rechter kan wenden door te bellen of een brief/mail te sturen.
Niet iedere minderjarige kan van de informele rechtsingang gebruikmaken. De informele rechtsingang
staat open voor minderjarigen vanaf 12 jaar en ouder, en voor minderjarigen jonger dan 12 jaar die in
staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen. De rechter is niet verplicht om het verzoek
van de minderjarige in behandeling te nemen. De minderjarige kan ook niet zelf in hoger beroep
, indien het verzoek wordt afgewezen. De minderjarige kan van de informele rechtsingang
gebruikmaken:
- Benoeming bijzonder curator (art. 1:250 BW);
- Verzoek tot eenhoofdig gezag tijdens of na een echtscheidingsprocedure (art. 1:251a lid 4
BW);
- Verzoek voor het vaststellen of wijzigen van een regeling in het kader van de zorg- en
opvoedingstaken (art. 1:253a lid 4 BW);
- Verzoek voor het vaststellen of wijzigen van een omgangsregeling (art. 1:377a BW, 1:377e
BW, 1:377g BW).
De rechter kijkt hoe dit verder aangepakt kan worden. Hij kan de minderjarige uitnodigen voor een
gesprek en ook de ouders hierbij betrekken als noodzakelijk is dat aan het verzoek van de
minderjarige gehoor dient te worden gegeven.
De laatste jaren is er veel discussie geweest over de vraag of de procespositie van de minderjarige
niet aangepast moet worden. Een van de redenen dat dit niet gebeurd is is de mogelijkheid om een
bijzonder curator te benoemen die de minderjarige vertegenwoordigd. Naar aanleiding van een
rapport van de Kinderombudsman heeft het LOVF een richtlijn gemaakt op grond waarvan er
voortaan ook bij geschillen tussen ouders en de minderjarige (i.p.v. tussen de ouders onderling) een
bijzondere curator kan worden benoemd. Die bijzondere curator kan een jurist of advocaat zijn, maar
ook een gedragsdeskundige. Dit is afhankelijk van het verzoek dat voorligt en van de feiten en
omstandigheden.
De rechter mag niet beslissen zonder dat een minderjarige met de leeftijd van 12 jaar of ouder in de
gelegenheid is gesteld om te worden gehoord (art. 809 Rv), tenzij het een zaak van ondergeschikt
belang betreft. Bij zaken omtrent alimentatie ligt de leeftijdsgrens voor de hoorplicht op 16 jaar.
Daarnaast heeft de rechter de mogelijkheid om de minderjarige onder de 12 jaar in de gelegenheid te
stellen zijn mening kenbaar te maken.
De Staatscommissie Herijking Ouderschap concludeerde in 2016 dat minderjarigen vanaf 8 jaar in de
gelegenheid moeten worden gesteld om te worden gehoord. Echter, in de praktijk worden
minderjarigen onder de 12 jaar door rechters niet uitgenodigd om hun mening kenbaar te maken.
Rechtbank Amsterdam nodigt minderjarigen vanaf 8 jaar wel uit in bepaalde zaken
(kinderbeschermingszaken, omgangszaken). In de Rechtbank Den Haag wordt in
kinderontvoeringszaken een leeftijdsgrens van 6 jaar gehanteerd. De minderjarige wordt doorgaans
ontvangen in een kindvriendelijke ruimte, zodat het op zijn gemak is tijdens het gesprek.
Uitzonderingen op de hoorplicht:
- Alimentatiezaken (namelijk vanaf 16 jaar);
- Zaak van kennelijk ondergeschikt belang;
- Het is aannemelijk dat de minderjarige niet gehoord wil worden;
- Als behandeling niet kan worden afgewacht zonder ernstig gevaar voor de minderjarige
(alleen in bepaalde zaken: voorlopige ondertoezichtstelling, machtiging uithuisplaatsing,
beschikking m.b.t. de voorlopige voogdij, verzoek op grond van art. 1:265i lid 2 BW). Binnen
twee weken na de beslissing dient de minderjarige dan alsnog in de gelegenheid te worden
gesteld om zijn mening kenbaar te maken, anders verliest de betreffende beslissing haar
kracht;
- Als de vrees bestaat dat het horen de minderjarige zal schaden (HR 1 november 2013).
De minderjarige ontvangt een verzoek om te reageren (te worden gehoord bij de rechtbank, dan wel
schriftelijk). Indien de minderjarige niet verschijnt/reageert, en de rechter acht dit nodig, dan kan de
rechter een dag bepalen waarop de minderjarige voor hem gebracht kan worden.
De minderjarige heeft zelf geen recht op inzage in de processtukken, de minderjarige is wel
belanghebbende, maar heeft geen processuele bevoegdheden. Via zijn wettelijke vertegenwoordiger
of zijn bijzondere curator zal hij aan informatie over de procedure komen. Art. 811 Rv geeft wel het
recht op inzage in bepaalde stukken: stukken van de Raad voor Kinderbescherming, de deskundigen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur tessavanschaik. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.