BIOLOGIE
Les 1 : evolutie van cognitief onderzoek en de hersenen
1. EVOLUTIE VAN COGNITIEF ONDERZOEK
Comparatieve cognitie = studie van alle cognitieve processen in alle levende soorten dieren ( ook mensen).
Er zijn 3 redenen waarom we gedrag linken aan de studie van de hersenen
- hoe de hersenen gedrag produceren is een onbeantwoorde vraag
- de hersenen is het meest complexe orgaan op aarde en is te vinden bij vele diersoorten
- vele gedragsstoornissen kunnen verklaard worden door het begrijpen van de hersenen
wat zijn de hersenen
het bestaat uit 2 grote structuren
- cerebrum = grote hersenen: deze heeft 2 hemisferen of 2 symmetrische helften en regelt vooral ons
bewust gedrag. Het bevat de hersenstam dat ons onbewust regelt.
- cerebellum = kleine hersenen
,1.1. HISTORIEK
Gedrag = bestaat uit patronen in de tijd
▪ Aristoteles
Leer van het mentalisme = een persoon zijn geest of psyche is verantwoordelijk voor
zijn gedrag.
wat controleert er ons gedrag, er is volgens hem iets immaterieel namelijk de psyche.
Deze psyche bestuurt ons gedrag.
Psyche was een beeldschone sterfelijke vrouw in een Griekse mythe die complexe
taken kreeg van Aphrodite, ze loste deze op en mocht toch trouwen met de zoon van
Aphrodite ( cupido) . Vandaar wordt psyche gelinkt aan cognitie. Alle intellectuele
functies worden geproduceerd door een persoon zijn psyche.
De psyche zorgt voor leven, het bestaat los van ons lichaam, wanneer deze het
lichaam verlaat, dan sterft die persoon, kiest de psyche een nieuw lichaam en
overleeft het.
Hij linkt de hersenen niet aan gedrag, maar dacht dat gedrag diende om het lichaam
af te koelen. Dit idee is overgenomen door het christendom waar men nu spreekt
over geest/ziel.
Psyche is een synoniem voor geest.
▪ Descartes
Leer van het dualisme : ons gedrag wordt gestuurd door 2 onafhankelijke processen :
immateriële geest en materieel lichaam
( actie en reactie, zie het lichaam als een machine, hier bijna geen ratio).
Het lichaam en de hersenen sturen alle gedragingen via mechanisme en fysische
principes. Pas op geest en hersenen zijn niet hetzelfde!!! Voor Descartes ontvangt de
geest informatie van het lichaam door de hersenen. De geest stuurt het lichaam ook
door de hersenen. Het rationele de geest is dus afhankelijk van de hersenen, zowel
voor informatie als om gedrag te beheersen.
De immateriële geest is gelegen in de hersenen. Meer bepaald in de pijnappelklier,
dit is een specifiek deeltje van de hersenen. Ligt dicht bij de ventrikels = hersenholtes
gevuld met vocht. Het lichaam was voor hem een hydraulische machine : de geest
beveelt de pijnappelklier om vocht te halen uit de ventrikels en via zenuwen het
vocht in de spieren te brengen, zodat het lichaam beweegt.
Hij ziet dus geen ziel voor ogen, maar ziet in de mens een automatische mechaniek.
Hij spreekt ook over de theory of mind : Wij zijn bewust van gedrag van anderen en
kunnen ook interpreteren wat dit betekent vb. wanneer iemand geeuwt, weet je dat
het hen niet interesseert. Kleine kinderen hebben dit bijv. niet. iemand met een
theory of mind beseft dat de
, eigen opvattingen, verlangens, ervaringen en emoties kunnen verschillen van die van
een ander. Een theory of mind is een noodzakelijke voorwaarde voor empathie.
➔ Wat is de belangrijkste test om de theory of mind aan te tonen
Er waren een aantal problemen met zijn theorie
- Mensen met een beschadigde pijnappelklier functioneren nog altijd perfect, we
weten nu dat deze wel een rol speelt in gedrag en gerelateerd is aan biologische
ritmes. Er wordt geen vocht gehaald en doorgestuurd naar spieren.
- Er is geen nonmateriele enititeit die ons lichaam bestuurt.
- Mind-body problem = moeilijkheid over hoe een nonmatierele geest en een fysisch
brein met elkaar kunnen interageren.
Descartes voert 2 testen uit om te bewijzen dat het lichaam in het bezit is van een geest
1) Taal test ( organisme moet zaken kunnen beschrijven die er fysiek niet zijn)
2) Actie test (complexe problemen kunnen oplossen.) ( gedrag kunnen tonen
waar over nagedacht is )
= pijnappelklier, waarin de immateriële geest zit
= ventrikels
Volgens hem besturen de hersenen ons gedrag doordat ze de flow van het
ventrikelvocht naar bepaalde spieren regelen.
Descartes Aristoteles
Descartes, die deze stimulansen niet Aristoteles zag de mechanische
ontkende, zag deze beweging echter als beweging bij dieren als geïnitieerd door
machinaal. fantasie, sensaties en verlangen, de
dierlijke ziel
▪ Darwin
Evolutietheorie : mens is geen uniek geschapen ras door god, vloeien voort uit andere
rassen door evolutie. Deze theorie ondersteunde de centrale theorie die toen
opkwam namelijk de Leer van het Materialisme = rationeel gedrag kan volledig
, verklaard worden door de werking van de hersenen en de rest van het zenuwstelsel
zonder naar een ziel te moeten verwijzen.
Evolutietheorie van Wallace en Darwin
Alle levende zaken zijn gerelateerd aan elkaar. Darwin wordt gezien als de oprichter
omdat hij een boek erover heeft geschreven.
Er zijn veel fysieke gelijkenissen tussen mens en aap, maar mentale gelijkenissen
zouden zeker aantonen dat er een verband is. ( moesten de hersenen op een
gelijkaardige manier werken ). Het idee ontstond wat we zijn gevevolueerd van
eenzelfde voorouder.
Natuurlijke selectie = theorie van Darwin die uitlegt hoe nieuwe soorten zich
ontwikkelen en hoe bestaande soorten veranderen over tijd. Soorten die zich meer
aanpassen aan de omgeving zullen meer overleven.
Een soort = groep organismen die onderling kunnen voortplanten maar niet met
leden van andere soorten. Darwin en Wallace begrepen niet hoe er zoveel
verschillende soorten bestonden, dit hangt namelijk af van de genen of de erfelijke
factoren.
De fenotypes van leden van eenzelfde groep kunnen heel sterk variëren. = uiterlijke
waarneembare kenmerken
De genotypes bepalen welke fenotypes er zichtbaar zullen zijn. nieuwe
eigenschappen kunnen ontstaan door nieuwe combinaties van genen,
veranderingen…
Dus de genen bepalen voor een groot deel welke dieren zich aanpassen en dus beter
kunnen overleven.
Epigenetica = studie van de verschillen in de uitdrukking van genen in verband met
de omgeving en ervaringen. Niet alle gedragingen of uitingen konden verklaard
worden met genen, ook de omgeving speelt een rol.
Onze hersenen zijn niet uniek, er zijn heel wat gelijkenissen, de bouwstenen zijn bij
andere diersoorten ook aanwezig. Darwin keek op deze manier ook naar gedrag,
fundamenteel verschilt ons gedrag niet met andere diersoorten. Hij ziet enkel een
verschil in de graad van de cognitieve capaciteiten tussen de mens en dier, dit
betekent dat de mens en dier dezelfde cognitieve capaciteiten hebben, maar dat
deze bij de mens verder ontwikkelt zijn.