Medische Psychologie
Inleiding
1/3e van de bevolking kamt met een psychische klachten, deze klachten kunnen zich ontwikkelen tot
een stoornis. Maar niet alle klachten gaan leiden tot een stoornis en ook niet alle stoornissen zijn even
complex. 2/3e van deze mensen zoekt hulp en krijgt een behandeling met therapie, medicatie of een
combinatie van beide. 1/3e van de mensen met psychische klachten blijft in de taboesfeer hangen en
praat er met niemand over, daarbij voelen sommigen zich ook schuldig. De meest voorkomende
stoornissen zijn stemmingswisselingen (vooral bij vrouwen), angststoornissen (vooral bij vrouwen)
en middelengebruik (vooral bij mannen).
Psychische stoornissen hebben samen met hart- en vaatziekten de grootste ziektelast en onder de
psychische stoornissen dragen angstaanvallen het meeste bij.
Bij een consultatie hebben arts en patiënt een eigen agenda, de
arts wil een diagnose stellen en de patiënt wil zijn hulpvraag
opgelost zien, met beiden moet rekening gehouden worden als
men een bepaalde therapie voorschrijft. Hierbij spelen ook
persoonlijk factoren een rol, zowel bij de patiënt als bij de arts,
o.a. hoe de persoon zich ontwikkeld heeft en zijn persoonlijkheid.
Ontwikkeling
• gedurende hele leven
• veranderingen die zich door toenemend differentiëren onomkeerbaar voltrekken
• Dynamisch proces dat beïnvloed wordt door de individuele geaardheid, maar ook door de
geaardheid van de omgeving waarin je als persoon ontwikkelt (nature vs. nurture)
• Resultaat van deze “groei” bepaalt hoe je ziekte en stress beleeft
Het is belangrijk dat je kan inschatten in welke ontwikkelingsfase een kind zit, dit bepaalt hoe je tegen
hem/haar praat en dingen uitlegt.
Uiterlijk
Bewustzijnsniveau/reactievermogen
Motorische activiteit (zowel grove als fijne)
Taal/spraak
Zintuigen (reacties op prikkels)
Denken/kennis
Aandacht/activiteit/impulsiviteit/frustratietolerantie
Contact (1- of 2richtingsverkeer)
Fysieke ontwikkeling: de invloed van de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de
behoefte aan eten en drinken op ons gedrag.
Cognitieve ontwikkeling: de intellectuele vermogens, waaronder leren, geheugen, het oplossen van
problemen en intelligentie.
Sociale ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling: de ontwikkeling en de verandering van de
,sociale relaties en interacties met anderen en naar duurzame eigenschappen die de ene persoon van
de anderen onderscheiden.
De ontwikkeling gebeurt geleidelijk en is continue. Prestaties vloeien voort uit vorige prestaties.
Nature vs. Nurture
- Nature staat voor de biologische, aangeboren eigenschappen, de erfelijke eigenschappen van onze
ouders.
Uw basispakket gaat zich verder evalueren en wordt gezien als iets stabiel.
- Nurture staat voor de invloed van de fysieke en sociale wereld op onze biologische make-up en
psychologische ervaringen voor en na de geboorte.
Het gaat uw nature beïnvloeden en bewerken (plastisch).
- Tweelingenonderzoek (eeneiig vs. twee-eiig en samen opgroeien vs. apart opgroeien)
- Gen-omgevingscorrelatie: Kinderen met bepaalde genetische eigenschappen gaan op een bepaalde
manier reageren waardoor ze vaker in een omgeving zijn die past bij die genetische
eigenschappen. Iemand die sociaal is, gaat zich regelmatig in het gezelschap van vele anderen
bevinden.
- Gen-omgevingsinteractie: Genen en omgeving gaan elkaar beïnvloeden waardoor de
vaardigheden die bij bepaalde genen horen beter gaan ontwikkelen.
Observatie
- Objectief
- Feiten vs. interpretatie
- Gestructureerd vs. ongestructureerd
Basis principes observatie
Vertrouwelijkheid en discretie
Objectiviteit je gaat heel snel interpretatie maken waarvan je niet weet of ze echt zijn
Gelijke kansen (cultureel sensitief zijn) culturele neutrale bril
Wees positief, focus op sterktes! sterkte verwerken in een behandeling geeft meer kans op
slagen
Holistische benadering, kijk naar het ‘hele’ kind
Hou rekening met de gevoelens van het kind
Minimaliseer afleidingen
Oefenen!
Risico-en protectieve factoren
Risicofactor: een gebeurtenis, omstandigheid of eigenschap, waarvan bekend is dat er een statistisch
grotere kans op een (soms veel later optredend) probleem in de ontwikkeling van het kind mee
geassocieerd is.
Protectieve factor: een factor die samen gaat meteen verminderde kans op het vertonen van een
stoornis, gegeven de aanwezigheid van een onderkend risico.
,Draaglast en draagkracht
Alle risicofactoren bij elkaar vormen de draaglast en in goede en normale
omstandigheden wordt deze gecompenseerd met de draagkracht van de
familie die bestaat uit alle protectieve factoren. Als de draagkracht niet groot
genoeg is, zal het kind ook minder ontwikkelingskansen hebben.
Kritieke en gevoelige periode
Kritieke periode: Een periode waarin gebeurtenissen een onomkeerbaar effect hebben op de
ontwikkeling van het kind.
Gevoelige periode: Een kritieke periode maar waarbij de effecten nog wel omkeerbaar zijn.
(Plastisiteit)
Theoretische perspectieven van de ontwikkelingspsychologie
Psychodynamisch perspectief
Men gaat ervan uit dat je gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten, herinneringen en
conflicten waarvan je je niet of nauwelijks bewust bent.
- Psychoanalyse theorie van Freud
Onbewuste krachten bepalen een persoonlijkheid deze bestaat uit 3 aspecten
o Id: Het primitieve, ongeorganiseerde aangeboren deel primitieve driften
Het genotprincipe
o Ego: Het rationele en het redelijke deel
Het realiteitsprincipe
o Superego: Het geweten
Psychoseksuele ontwikkeling: Een kind doorloopt 5 fasen waarbij genot/bevrediging met
een deel van het lichaam worden geassocieerd. Als een kind in een bepaalde fase zichzelf
niet genoeg of teveel bevredigd, krijg je fixatie. (Oraal, anaal, fallisch, latentie, genitaal)
- Psychoanalyse van Erikson
De nadruk ligt op sociale interactie
Er zijn 8 stadia en in elk van hen is er een conflict (dualiteit) die opgelost moet worden. Elk
conflict moet voldoende het hoofd geboden worden (niet noodzakelijk oplossen) om aan de
eisen te voldoen van het volgende stadia.
o Geboorte – 12/18 maand: vertrouwen vs. Wantrouwen (oraal)
o 12/18 maanden – 3 jaar: autonomie vs. Schaamte en twijfel (anaal)
o 3 – 5/6 jaar: initiatief vs. Schuld (fallisch)
o 5/6 jaar – adolescentie: vlijt vs. Minderwaardigheid (latentie)
o Adolescentie: identiteit vs. Identiteitsverwarring (genitaal)
o Eerste volwassenheid: intimiteit vs. Isolement
o Volwassenheid: generaviteit vs. Stagnatie
o Rijpheid: integriteit vs. wanhoop
, Behavioristisch perspectief
Het waarneembare gedrag en de externe stimuli in de omgeving zijn nodig om de ontwikkeling van een
individu te begrijpen.
- Klassieke conditionering (Pavlov & Watson): een organisme leert reageren op een neutrale
stimulus die normaal die respons niet uitlokt.
- Operante conditionering (Skinner): een vrijwillige respons wordt verzwakt of versterkt vanwege
de positieve of negatieve associatie
- Sociaal-cognitieve leertheorie (Bandura): leren door het gedrag van een ander persoon te
observeren
Cognitief perspectief (cognitieve ontwikkeling verklaren)
Ontwikkelingsbenadering die zich richt op de processen die mensen in staat stellen de wereld te leren
kennen, te begrijpen en erover na te denken.
- Ontwikkelingstheorie van Piaget
Sensomotorisch (geboorte – 2 jaar): objectpermanentie en geen symbolisch vermogen
Pre-operationeel (2 – 7 jaar): taal, symbolisch denken, egocentrisch
Concreet operationeel (7 – 12 jaar): verduurzaming en omkeerbaarheid
Formeel operationeel (12 jaar – volwassenheid): logisch en abstract denken
- Informatieverwerkingstheorie
- Cognitieve neurowetenschap: hersenscans maken
Systemisch perspectief
Kijken naar de relatie tussen individuen en hun fysieke, cognitieve, persoonlijkheid- en sociale wereld
- Bio-ecologisch model van Bronfenbrenner
Micro: dagelijkse directe omgeving het gezin
Meso: connectie tussen de verschillende aspecten van het microsysteem
Exo: gemeenschappen waar je in opgroeit
Macro: overkoepelde culturele invloeden
Chrono: grondslag van andere systemen
- Socioculturele theorie van Vygotsky
Wederzijdse transactie tussen het kind en zijn/haar omgeving sociale interacties tussen
de leden van een cultuur
Evolutionair perspectief
Het gedrag identificeren dat de genetische erfenis is van onze voorouders.
Ontwikkeling van infants en peuters