Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
een samenvatting voor strafrecht 1 €6,62   Ajouter au panier

Resume

een samenvatting voor strafrecht 1

 12 vues  0 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

een volledige samenvatting, handig om het vak strafrecht 1 te behalen

Aperçu 4 sur 171  pages

  • 11 mai 2023
  • 171
  • 2021/2022
  • Resume
avatar-seller
Strafrecht 1
Het materiele strafrecht Hoofdstuk 1 inleiding
Het materiele strafrecht regelt in abstracto in welke gevallen een persoon vanwege de staat kan
worden gestraft en welke sancties dan mogen worden opgelegd. tot het materiele strafrecht behoren
ook de verbodsbepalingen en de strafbedreigingen. (wetboek van strafrecht)
Het formele strafrecht heeft betrekking op de wijze waarop in een concreet geval moet worden
vastgesteld of de strafwet is overtreden en of een bepaald persoon deswege dient te worden gestraft.
Het gaat hierbij om de bijzondere te volgen procedure, om de bevoegdheden van de bij de
strafrechtspleging betrokken overheidsorganen en om de rechten van de verdachte. (wetboek van
strafvordering)
Het ne bis in idem-beginsel van art 68 Sr bekend dat een verdachte na vrijspraak in beginsel niet
opnieuw mag worden vervolgd. Dit beginsel ligt dus deels in het wetboek van strafrecht en het wetboek
van strafvordering. De grondwetgever heeft er rekening mee gehouden dat niet het gehele
materiele strafrecht in een wetboek zou kunnen worden onder gebracht. Art 107 GW laat de wetgever
de ruimte om bepaalde onderwerpen in afzonderlijke wetten te regelen, zoals Opiumwet, wet wapens
en munitie en de wegenverkeerswet 1994. Art 107 GW spreekt van afzonderlijke wetten hiermee wordt
bedoeld wetten in formele zin dus de lagere wetgever mogen geen misdrijven formuleren. De wet in
formele zin dient voorts de basis te verschaffen voor regelingen van lagere orde waarin overtredingen
zijn opgenomen. Een strengere regime geldt ten aanzien van de algemene maatregelen van
bestuur (AMvB) die door de kroon worden uitgevaardigd. Art 89 lid 2 GW schrijft voor de wet in formele
zin de op te leggen straffen bepaalt. Bovendien mogen door straffen te handhaven voorschriften alleen
krachtens de wet gegeven worden. Dat betekent dat dergelijke voorschriften alleen gegeven mogen
worden als de bevoegdheid daartoe door de wetgever aan de kroon is gedelegeerd, zoals de
Wegenverkeerswet 1994.

1.2 ongeschreven recht, verdragsrecht, supranationaal recht
Strafbaarstellingen moeten een basis hebben in wet in formele zin. Dit stelt art 16 GW. Ook te zien in art
1 lid 1 Sr bekend als het nulla poena-regel. Hier is van belang dat het vereiste van een wettelijke
strafbepaling bestraffing op grond van gewoonterecht uitsluit. Dat in Nederland voor strafbaarheid een
wet is vereist betekent niet dat voor ongeschreven recht geen plaats is. De strafbaarheid mag niet op
ongeschreven recht worden gebaseerd, maar op de wet gebaseerd strafbaarheid mag wel op grond van
ongeschreven recht worden ingeperkt. Zo is een belangrijk ongeschreven beginsel van Nederland
strafrecht het beginsel geen straf zonder schuld. Een steeds belangrijker wordende rechtsbron wordt
gevormd door de internationale verdragen waarbij Nederland partij is. Daarbij kunnen in de eerste
plaats de rechtstreeks werkende (art 94 GW) mensenrechtenverdragen genoemd worden, zoals EVRM
en IVBPR. Deze verdragen spelen vooral op het terrein van het strafprocesrecht een rol. Maar ook wel
deels op materiele recht van betekenis. Het EVRM brengt ook zogenoemde positieve verplichtingen met
betrekking tot het materiele recht met zich. Mensenrechten zoals het recht op leven, het recht op
privacy kunnen de wetgever verplichtingen tot het creëren van een strafbaarstelling en de rechter
dwingen tot een bepaalde interpretatie van een delictsomschrijving. In de tweede plaats kunnen
verdragen genoemd worden die Nederland verplichten tot het strafrecht stellen van bepaalde feiten. De
overeengekomen delictsomschrijvingen moeten door de wetgever in de nationale wetgever worden
geïncorporeerd. Die wetgeving wordt vervolgens door de strafrechter toegepast en bij de interpretatie
van de wet kan het achterliggende verdrag een rol spelen, zoals de Opiumwet. Maar er kunnen ook
verdragen worden genoemd waarbij Nederland een deel van zijn strafrechtelijke autonomie prijsgeeft,
ook wel supranationaal strafrecht genoemd. Op vele terreinen beïnvloedt het Unierecht het nationale
strafrecht. Wat betreft het materiele strafrecht heeft de EU de bevoegdheid bij richtlijnen
‘minimumvoorschriften’ vast te stellen ‘betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties’ op een
breed terrein van crimininaliteit (art 83 VWEU). Nederland moet er dus voor zorgen dat de
strafwetgeving aan de in deze richtlijnen opgenomen minimumvoorschriften voldoet. Naast deze
‘positieve’ invloed van de EU op nationale wetgeving is er ook een ‘negatieve’ invloed die uitgaat van
het vrije verkeer van diensten en goederen. De nationale wetgever mag geen inbreuk doen op deze
rechten. Hij moet nationale wetgeving ter uitvoering van een richtlijn uitleggen in het licht van de


1

,bewoordingen en het doel van de desbetreffende richtlijn (richtijnconforme interpretatie) De
strafrechter moet nationale wetgeving toetsen aan het EU-recht en in geval van strijd moet hij het
buiten toepassing laten. De interpretatievragen dienen te worden voorgelegd aan het Hof van justitie in
de vorm van prejudiciële vragen. Niet al het internationale recht heeft een verdragsrechtelijke basis.
Rekening moet ook worden gehouden met de ongeschreven regels en beginselen van het volkenrecht.
Dat is in het bijzonder voor de strafmacht van belang. In dit verband kan ook worden gewezen op de
berechting van oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid na WOII. De strafbaarheid werd
gebaseerd op achteraf opgestelde wetten e verdragen met de algemene rechtsbeginselen die door het
volkenrecht worden erkend, art 7 lid 2 EVRM. Die algemene beginselen bleken sterker dan de nationale
nulla poena regel.

1.3 het algemene deel van het wetboek van strafrecht
Het wetboek van strafrecht bevat algemene bepalingen die van toepassing zijn op de talloze strafbare
feiten die niet in het wetboek staan maar in bijzondere wetten en verordeningen zijn opgenomen. Het
wetboek van strafrecht is tot stand gekomen bij de wet 2 maart 1881 en het trad in werking op 1
september 1886, krachtens de invoeringswet van 15 april 1886. Het wetboek van strafrecht
bracht een tweedeling in misdrijven en overtredingen. De misdrijven werden ondergebracht in boek 2
en de overtredingen in boek 3. De plaatsing van het strafbare feit is dus bepalend voor de vraag of er
sprake is van een misdrijf of overtreding. Wetten die veelvuldige vervolgede misdrijven bevatten zijn de
wegenverkeerswet 1994, Opiumwet en de wet Wapens en munitie.
Het derde boek van het wetboek van strafrecht bevat een kleine selectie van overtredingen die familie
zijn van de misdrijven opgenomen in het tweede boek. Het leeuwendeel van die misdrijven wordt
gevormd door het klassieke of commune (algemene) strafrecht.
Het wetboek bevat geen verbodsbepalingen maar delictsomschrijvingen. Er worden feiten
(gedragingen) omschreven die tot bestraffing aanleiding kunnen geven. in die strafbaarstelling ligt
impliciet besloten dat het gedrag verboden (wederrechtelijk) is. De techniek die in de bijzondere wetten
wordt gevolgd is anders daar gebruiken ze wel de expliciete verbods- en gebodsbepaling aan.
Het algemene deel van het strafrecht is ontstaan doordat aan het einde van de 13 e eeuw een
aantal juristen regels opstelde die aan een groot deel van de strafbepalingen gemeen zijn. Door de
codificatie van de 18 en 19 e eeuw kreeg dit deel een nog vastere vorm en pas vanaf de 19 e eeuw kwam
er aandacht voor het bijzondere deel van het strafrecht. Het algemene deel van het Nederlandse
strafrecht is vastgelegd in boek 1 van het wetboek van strafrecht. Het algemene karakter ontleent boek
1 aan art 91 Sr. door dit artikel zijn de bepalingen uit boek 1 ook van toepassing op strafbare feiten uit
andere wetten in formele zin. (lagere wetgeving is niet van toepassing) Echter kan een bijzondere wet
anders bepalen.

1.4 bescherming van rechtsgoederen en handhaving van normen
Strafbepalingen worden in het leven geroepen met het oog op de bescherming van bepaalde
rechtsbelangen (rechtsgoederen genoemd). Veel van de in het wetboek strafbaar gestelde feiten zijn
gedragingen die rechtstreeks inbreuk maken op het beschermde rechtsgoed. Zo vormen de delicten
doodslag, dood door schuld, inbreuken op het rechtsgoed leven. Delicten als diefstal en verduistering
maken inbreuk op het eigendom. Het delict wederspannigheid tast het door de wet beschermde
openbare gezag aan. Deze delicten worden krenkingsdelicten genoemd.
De wetgever wilde niet iedere doding over een kam scheren, maar onderscheid maken al naar gelang de
ernst van de inbreuk op het beschermde rechtsgoed. Hij wilde tot uitdrukking brengen dat moord zwaarder moet
worden gestraft dan doodslag en doodslag weer zwaarder dan dood door schuld. Bovendien wil de wetgever recht
doen aan de gedachte dat het strafrecht ultimum remedium is.
Naast de krenkingsdelicten staan de gevaarzettingsdelicten. Men onderscheidt daarbij in concrete en
abstracte gevaarzettingsdelicten, zoals art 164 Sr. voldoende voor strafbaarheid is hier dat een
gevaarlijke situatie is geschapen. Het is dus niet vereist dat het gevaar zich verwezenlijkt. Abstracte
gevaarzettingsdelicten treft men veelvuldig aan in bijzondere wetten, zoals het in bezit hebben van een
wapen. De wetgever treedt hier als het ware preventief op. Hij verbiedt gedraging die mogelijk tot
krenkingen van het beschermde rechtsgoed zouden kunnen leiden. strafbaar is ook degene die al lang
weer vergeten is dat hij op zolder nog ergens een pistool heeft liggen. Bij abstracte


2

,gevaarzettingsdelicten is het onverschillig of het beschermde rechtsgoed daadwerkelijk is gekrenkt of in
gevaar gebracht. De wetgever vaardigt voorschriften uit die het gedrag zonder meer verbieden. Iedere
gedraging die met de norm strijdt, is strafbaar. De in bijzondere wetten gevolgde techniek van
strafbaarstelling past daarbij. De wetgever formuleert geboden en verboden en somt de
uitzonderingsgevallen (faits d’excuse) op waarvoor de uitzonderingsgevallen niet gelden. iedere
overtreding van de norm wordt in beginsel met dezelfde straf bedreigd. Als verschil wordt gemaakt dat
meestal alleen met betrekking tot het opzet van de dader. De opzettelijke overtreding van de norm is
dan een misdrijf, de niet-opzettelijke een overtreding. Het onderscheidt tussen krenkings- en
gevaarzettingsdelicten is een product van het klassieke strafrecht, waarin het accent ligt op de
bescherming van rechtsgoederen. Bij de bijzondere strafwetten voor ogen moeten worden gehouden
dat zij zijn geschreven om bepaalde belangen te beschermen. Bij de uitleg ven de toepassing van de wet
moet daarmee rekening worden gehouden.

1.5 verhouding tot het burgerlijk recht: disharmonieën
De rechtsgoederen die het klassieke recht beschermt vinden ook bescherming in het civiele recht.
omdat de civielrechtelijk bescherming tekortschiet is ook strafsanctie in het leven geroepen. Het
strafrecht en het civiele recht staan in die zin naast elkaar. Dat maakt dat het strafrecht niet gebonden
kan zijn aan de in het civiele recht gehanteerde terminologie. Wat onder het strafrecht wordt gebracht
moet opspoorbaar, vervolgbaar en bewijsbaar zijn en dat noopt tot een eigen systeem van begrippen. Er
bestaan dus bepaalde disharmonieën. De strafrechtelijke sanctionering van het nakomen van
civielrechtelijke verplichtingen werkt dus met een begrip aan een ander toebehoren dat niet
overeenstemt met het civielrechtelijke begrip eigendom of bezit. Ander voorbeeld is het strafrechtelijke
begrip goed waarin in het civielrecht gebruik wordt gemaakt van een zaak. maar ook kan je hebben dat
je hetzelfde woord hebt zoals schuld, maar dat het in beide gebieden een andere betekenis heeft. In het
civiele recht neigt het naar risicoaansprakelijkheid en in het strafrecht neigt het naar verwijtbaarheid.
In de meeste bijzondere wetten is de strafsanctie niet veel meer dan het noodzakelijke geachte sluitstuk
van een regeling die niet typisch strafrechtelijk van aard is. de strafbepaling dient ertoe de naleving af te
dwingen van regels van sociaaleconomisch recht, milieurecht, arbeidsrecht en verkeersrecht. Het is
duidelijk dat hier voor disharmonie weinig plaats is de strafrechter moet zich bij de uitleg van de gebod-
en verbodsbepaling richten op hetgeen in het betrokken rechtsgebied gebruikelijk is.

1.6 verhouding tot het bestuursrecht: de bestuurlijke boete
Het strafrecht handhaaft normen. Naast de strafrechtelijke handhaving staat de civielrechtelijke, de
tuchtrechtelijke en de bestuursrechtelijke handhaving. Bij de sancties in het bestuursrecht gaat het niet
alleen om de intrekking van een vergunning of subsidie, maar ook het opleggen van een bestuurlijke
boete. Het Europese hof te Straatsburg is van oordeel dat de oplegging van een bestuurlijke boete moet
worden aangemerkt als criminal charge in de zin van art 6 EVRM. Dat betekent dat aan deze procedure
voorschriften moet zijn voldaan en dat er beroep open moet staan bij een onafhankelijke rechter. De
overbelasting van het strafrechtelijke apparaat maakt dat de wetgever in toenemende mate zijn
toevlucht nam bij de bestuurlijke boete. Dit begon door de wet administratieve handhaving (wet
Mulder) die een groot aantal verkeersregels uit het strafrecht haalde. De politie kreeg de bevoegdheid
om een boete op te leggen en de betrokkene kon in beroep gaan bij de OVJ en vervolgens
kantonrechter. Volgens het Europese hof is er sprake van een strafsanctie echter is volgens Nederlands
rechter geen sprake van strafrecht, want algemene deel van wetboek van strafrecht blijft buiten
toepassing.
Deze werkwijze roept vragen op o.a. of straffeloos kan worden afgezien van de waarborgen waarmee
het strafrecht de punitieve sancties omringt. Op zich is het bestaan van verschillende punitieve sancties
niet in strijd met art 6 EVRM. Het Europese hof toetst alleen of de procedure beantwoordt aan de
verdragseisen. Dit zorgt ervoor dat het bestuursstrafrecht een behoorlijk niveau van rechtsbescherming
moet bieden. Daarnaast de vraag welke criteria bepaalt de keuze voor de ene of de andere wijze van
handhaving. In dit verband kan de ultimum remedium-gedachte hier niet richtinggevend kan zijn. de
burger is er niet door de Wet Mulder op vooruit gegaan omdat het bestuursrecht minder bescherming
biedt dan het strafrecht. Maar een goeie vraag is maakt het naast elkaar bestaan van bestuurlijk
strafrecht en strafrecht het systeem niet moeilijk. Sinds de invoering van de wet OM-afdoening geeft de

3

, OVJ de bevoegdheid overtredingen en misdrijven waarop een maximum gevangenisstraf van niet meer
dan 6 jaar staat af te doen door de politie via een strafbeschikking, art 257a Sv of via een
bestuursorgaan, art 257b Sv.


Hoofdstuk 2 straf theorieën
Het recht kent verschillende soorten sancties zoals civielrechtelijke, bestuursrechtelijke en
strafrechtelijke. Strafrechtelijke sancties kunnen worden onderscheiden in straffen en maatregelen. Aan
de straffen dankt het strafrecht zijn naam. Een traditionele definitie van de straf is het toebrengen van
als zodanig beoogd leed. We spreken van punitieve sancties. De strafwetgever stelt door bepaald gedrag
strafbaar te verklaren het toebrengen van leed in het vooruitzicht in geval van wetsovertreding. De
strafrechter deelt in zijn veroordelend vonnis leed toe aan degene die door hem schuldig is bevonden
aan daadwerkelijke wetsovertreding. Dat is de karakteristiek voor het strafrecht al komt in het
bestuursrecht punitieve sancties voor in de vorm van bestuurlijke boetes. Dat sancties die niet punitief
van aard zijn aan bepaalde mensen toch leed toebrengen, is niet te mijden. Bij de oplossing van
geschillen tussen partijen in het burgerlijk recht en het bestuursrecht is er niet aan te ontkomen dat de
partij die in het ongelijk worden gesteld daarvan leed ondervindt.
2.2 twijfel omtrent de grondslagen
Simpel gezegd draait het bij straffen dus om (dreigen met) leed. Daarmee neemt het strafrecht een
uitzonderlijke positie in. Aan de ene kant is het strafrecht een voor bijna iedereen vanzelfsprekend
onderdeel van het recht; een wereld zonder strafrecht, zonder gevangenissen laat zich niet goed
denken, anders dan als een utopie. Aan de andere kant is het strafrecht misschien wel het moeilijkst te
rechtvaardigen onderdeel van het recht. In het begin van de vorige eeuw wees de Leidse hoogleraar in
het strafrecht Van der Hoeven erop dat de strafrechtbeoefenaren niet wisten te zeggen, wat in
algemene zin onder een 'delict' moet worden verstaan, evenmin waarop het recht om te straffen berust,
en nog minder waarom men straft. Op diezelfde gronden noemde in 1922 de Groningse
strafrechtfilosoof Leo Polak het strafrecht het ongelukkigste deel van het recht'. Want het heeft tot
dusver zelf niet geweten, waarom het recht is en vergeefs gepoogd te bewijzen, dat het recht is. Die
twijfel is nog steeds niet geheel verdwenen. Het opmerkelijke was dat de strafrechtjuristen juist het
strafrecht achtig probeerden te funderen en de filosofische en wereldbeschouwelijke ondergrond
ervoor trachtten te vinden. In het strafrecht echter kan men wel twijfelen over de zin van het recht.
Want bezinning op datgene waarmee men in dit rechtsgebied bezig is, leidt tot kernvragen van
levensbeschouwelijke aard. Immers, waar straffen leed toebrengen is, dringt zich steeds weer de vraag
op of dat opzettelijk leed toebrengen de kwaliteit van een menselijke samenleving ten goede komt. Dit
probleem dringt zich vooral telkens weer op bij het toemeten van zware straffen. In nauw verband met
dit punt staat de vraag naar de effectiviteit van het straffen. De zin van de straf wordt immers mede
bepaald door de mate waarin zij bijdraagt aan het nageleefd worden van de wetten. Just over dit zeer
belangrijke punt de generaal-preventieve werking van het straffen is weinig met zekerheid vast te
stellen. In de derde plaats geeft de eis, dat slechts gestraft mag worden waar schuld is, veel te denken in
de letterlijke zin van het woord. Want wat is schuld? Waarop berust de verantwoordelijkheid van de
mens voor zijn daden? Wat valt te verwijten en wat niet? Hier sluit het strafrecht direct aan bij de
vragen naar de zin van het menselijk leven, bij vragen over wilsvrijheid en determinatie, bij causaliteit en
menselijke bestemming. En daarmee is het strafrecht meer dan andere terreinen van het recht gevoelig
voor stromingen in het filosofische, theologische en antropologische denken.

2.3 Rechtshandhaving
Wanneer wij het strafrecht niet van de zijde van de straf benaderen, maar van de kant van de gebods-
en verbodsbepalingen en de handhaving van die bepalingen, dus van de kant van de rechtshandhaving,
dan zien wij gemakkelijk in dat er bepaalde ongeoorloofde daden zijn, waarvan de gemeenschap
nimmer zal dulden dat zij worden begaan. Elke enigszins geordende samenleving kent regels. En die
regels functioneren alleen indien zij worden gehandhaafd. Gedrag dat niet getolereerd kan worden en
dat niet of onvoldoende op andere wijzen tegengegaan kan worden, zal met behulp van het strafrecht
bestreden moeten worden. Hier klinkt de gedachte door dat het strafrecht enerzijds vanzelfsprekend
bestaansrecht heeft, maar anderzijds als ultimum remedium moet worden beschouwd; het moet

4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur dooo. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,62. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

77858 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,62
  • (0)
  Ajouter