Gerechtelijke expertise
Schriftelijk (casus, open vragen en soms MC) en mondeling examen on campus – 100% (60%
schriftelijk examen – 40 % mondeling examen: beide proffen: meer specifieke vragen (2 in elk
gebied))
Kennis-, inzicht- en toepassingsvragen (open vragen en, eventueel, meerkeuzevragen (beperkt)
(enkel schriftelijk examen))
Focussen niet op details
Inhoudsopgave
Algemene beginselen van het burgerlijk bewijsrecht ...................................................................................... 2
Het burgerlijk bewijsrecht ................................................................................................................................. 2
Ruimere situering ............................................................................................................................................... 7
Voorwerp van bewijs ......................................................................................................................................... 9
Bewijslast ......................................................................................................................................................... 10
Bewijsmiddelen ................................................................................................................................................ 11
Ondernemingsbewijs ....................................................................................................................................... 15
Gerechtelijke expertise in civiele zaken......................................................................................................... 18
Gerechtelijk deskundigenonderzoek ............................................................................................................... 18
• Begripsomschrijving ........................................................................................................................... 18
• Tegensprekelijk deskundigenonderzoek ............................................................................................ 22
• Op eenzijdig verzoekschrift bevolen deskundigenonderzoek ............................................................ 24
• Aanstellingsbeslissing van de rechter................................................................................................. 25
• Opdracht van de gerechtsdeskundige ................................................................................................ 27
• Verloop van het deskundigenonderzoek ........................................................................................... 32
• Bewijswaarde van het deskundigenverslag ....................................................................................... 52
• Verhaalmiddelen tegen deskundigenverslag ..................................................................................... 53
• Verhaalmiddelen tegen deskundige................................................................................................... 58
• Kosten van het deskundigenonderzoek ............................................................................................. 60
• Nationaal register ............................................................................................................................... 64
Rechtspraak ..................................................................................................................................................... 68
Gerechtelijke expertise in strafzaken ............................................................................................................ 74
Inleiding: bewijzen ........................................................................................................................................... 74
Deskundigenonderzoek ................................................................................................................................... 79
• Inleiding .............................................................................................................................................. 79
• Aanstelling van deskundigen .............................................................................................................. 81
• Opdracht van de deskundige.............................................................................................................. 86
• Verloop van de expertise ................................................................................................................... 87
• Tegensprekelijkheid ........................................................................................................................... 89
• Verslag van de deskundige ................................................................................................................. 97
• Bewijswaarde expertiseverslag .......................................................................................................... 98
• Verhaalmiddelen tegen de expert...................................................................................................... 98
• Deskundingen ter zitting .................................................................................................................... 99
Rechtspraak ..................................................................................................................................................... 99
1
, Algemene beginselen van het burgerlijk bewijsrecht
Het burgerlijk bewijsrecht
• Rol van het bewijsrecht
- Objectieve rechten: als.. Dan..: die als moet je bewijzen en dan kan de rechter er een
gevolg aan koppelen. Pas als het betwist wordt, moet het worden hardgemaakt. Als het
niet betwist wordt, mag je het gewoon aannemen en kan de rechter er meteen al gevolg
aan koppelen.
- Feiten als vertrekpunt voor de toepassing van het recht
- Het bewijs als ezelsbruggetje tussen de betwisting en de rechterlijke overtuiging: zonder
de betwisting is bewijs overbodig
- Loutere beweringen volstaan niet (Cass. 14 januari 2000)
• Begripsbepaling
- In heel algemene termen, zelfs over de grenzen heen van het Belgische recht, kan bewijs
worden omschreven als elk middel dat kan dienstdoen om de feitelijke omstandigheden
van het geschil aan te tonen. De basisgedachte is dat iedere zaak die voor de rechtbank
komt, steunt op een welbepaalde feitenconstellatie (bijvoorbeeld een verkeersongeval).
Eén van de betrokkenen ontkent de aangevoerde feiten (bijvoorbeeld de aanrijding van
het andere voertuig). In dat geval kan de rechter pas het recht toepassen (bijvoorbeeld
het aansprakelijkheidsrecht) en een rechtsgevolg laten ingaan (bijvoorbeeld het
toekennen van een schadevergoeding), wanneer hij zich verzekerd heeft van de
waarachtigheid van die feiten. Daarvoor steunt de rechter op bewijselementen die het
voorhanden zijn van die feiten kunnen staven (bijvoorbeeld een foto of een
getuigenverklaring).
- Het geheel van regels die bepalen hoe een juridische waarheid kan worden bewezen
o Juridische waarheid: soms een spanningsveld tussen de juridische waarheid ( wat
de rechter aanneemt) en de werkelijke waarheid
- De meeste objectieve rechtsregels zijn te vatten in de zinsnede “als ...dan...”. Als een
bepaald feit zich voordoet, dan zal daaruit een bepaald rechtsgevolg voortvloeien. De
noodzakelijke voorwaarde is de betwisting van het aangevoerde feit. Indien de tegenpartij
het bestaan van dat feit betwist, dan moet de aanvoerende partij het bewijs daarvan
leveren. Vervolgens zal de rechter oordelen of het feit al dan niet bewezen is. Afhankelijk
van die beoordeling, zal de rechter al dan niet een rechtsgevolg laten ingaan.
- Onderscheid met de rol van bewijsregels in Angelsaksische landen
o Common law: als je daar het bewijsrecht bestudeert, ga je niets herkennen van
onze bewijsregels. Het gaat daar zuiver over uitsluitingsregels. Uitsluitingsregels
zijn regels die bepalen welk bewijs de jury al dan niet mag horen. (bv objection door
de andere advocaat: ofwel zegt de rechter sustained (laat het verweer toe) ofwel
zegt hij overruled: de jury mag de verklaring horen)
o Rules of evidence zijn daar ook zowel van toepassing in het strafrecht als het
burgerlijk recht
o Beide partijen komen met hun eigen deskundige: die zijn dus eigenlijk partijdig.
De rechter beslist dan of de jury de verklaring van die deskundige mag horen. In
de rechtspraak is er een richtsnoer uitgewerkt die de rechter in staat stelt om na
te gaan of het voorgestelde deskundigenbewijs wel voldoende betrouwbaar en
wetenschappelijk is (de zgn. Daubert-norm). In deze norm zijn een aantal criteria
bepaald en pas als die allemaal zijn voldaan, mag de deskundige zijn verklaring
voorleggen aan de jury
2
,• Kenmerken van het Belgische bewijsrecht
- 1) Duaal bewijsstelsel: regels zijn verspreid tussen het burgerlijk wetboek en het
gerechtelijk wetboek
o Hoofdstuk 8 van Titel III van Boek II van het Gerechtelijk Wetboek (bevat de regels
inzake de bewijsvoering en de onderzoeksmaatregelen (zoals het gerechtelijk
deskundigenonderzoek).)
o Boek 8 van Burgerlijk Wetboek
§ Recent hervormd: was eigenlijk de bedoeling dat het als 8ste boek in werking
zou treden, maar het werd de eerste
§ In werking sinds 1 november 2020
§ Krachtlijnen van Boek 8 Bewijs (omschrijft de materieelrechtelijke
bewijsregels (de bewijslast, de bewijsmiddelen en de hiërarchie tussen de
bewijsmiddelen).)
• Verankering van de moderne stand van zaken
- Aanpassen aan moderne samenleving: veel meer regels
voorzien over bv de waarde van een elektronische
handtekening, digitale bewijsmiddelen.. (wel nog niet
blockchain en AI)
- Geen breuk met het verleden (geen radicale hervorming)
- Procesrecht niet behandeld (staan in het gerechtelijk wetboek
en die zijn onaangeraakt gebleven)
• Codificatie van geldend recht
- Begin: lijst met wettelijke definities (art. 8.1)
- Aanvullend karakter (art. 8.2), behoudens uitzonderingen
- Niet op exhaustieve wijze (niet alles is gecodificeerd)
§ Versoepelen van bewijsformalisme
• Schrapping van ‘goed voor’ of ‘goedgekeurd voor’ (art. 8.21 BW)
• Vaak staat er gelezen en goedgekeurd voorafgaand aan de
handtekening, maar dit moet niet meer volgens de wet
§ Afschaffen archaïsche bewijsmiddelen
• Kerven (streepjes op een bord), huishoudelijke registers (18de eeuw:
ging over wat het huis in en uit ging), akten van erkenning,...
§ Uitklaren van knelpunten
• Bewijs van eenzijdige rechtshandelingen (art. 8.10 BW)
• Niet belangrijk
§ Invoeren van nieuwe bewijstechnieken
• Verlaging bewijsstandaard (art. 8.6 BW)
• Omkering bewijsrisico
• (art. 8.4, vijfde lid BW)
• Later op terugkomen
- 2) Vrije bewijsvoering als uitgangspunt (art. 8.8 BW)
o Partijen of hun advocaat kiezen zelf welke bewijsmiddelen zij aanwenden
o Rechter beoordeelt vrij de waarde ervan: is hij ervan overtuigd of niet (loutere
verklaringen van een partij in een eigen zaak vormen geen bewijs)
o Eén uitzondering: gereglementeerd bewijsstelsel voor bewijs van
rechtshandelingen tussen of tegen particulieren (art. 8.9 BW)
§ Dat zijn handelingen die rechtsgevolgen beogen (zoals een contract) - tussen
en tegen particulieren (i.e. niet- ondernemingen).
§ Een gereglementeerd of wettelijk bewijsstelsel houdt in dat de wet op
voorhand bepaalt welke bewijsmiddelen in welke omstandigheden
toelaatbaar zijn. Er bestaat een hiërarchie tussen de bewijsmiddelen.
§ Ondertekend geschrift vereist voor rechtshandelingen > 3500 EUR
3
, • Tussen of tegen particulieren en niet andersom
§ Voorrang van geschrift boven getuigen en vermoedens: in alle hypotheses,
dus onder 3500 euro ook.
§ Rechter is gebonden om bepaalde bewijsmiddelen te aanvaarden: als het
contract niet vals is, dan kan de rechter niet anders dan het aannemen
§ Vroeger: 1341: 375 euro
- 3) In het teken van de relatieve waarheidsvinding
o Juridische waarheid: zoals deze geconstrueerd wordt in het vonnis of arrest ó
werkelijke waarheid: zoals het in de realiteit gebeurd is
§ Idealiter vallen deze beide samen, maar dit is niet haalbaar.
§ Wanneer niet alle bewijsmiddelen zijn toegelaten en de toegelaten
bewijsmiddelen niet dezelfde bewijswaarde hebben, zal de juridische
waarheid soms niet overeenstemmen met de werkelijke waarheid.
§ Met andere woorden: feiten die niet kunnen worden bewezen, worden
juridisch geacht niet te bestaan, ook al hebben zij zich in werkelijkheid wel
voorgedaan en zelfs wanneer de rechter het gevoelen heeft dat die feiten
stroken met de werkelijkheid.
o Idee van proceseconomie
§ De rechter kan weliswaar, in principe zelfs ambtshalve, ten behoeve van de
waarheidsvinding een aantal onderzoeksmaatregelen bevelen (zoals het
deskundigenonderzoek) om partijen te ondersteunen om de werkelijke
waarheid te achterhalen. Toch kan de rechter niet steeds tot op het bot gaan
om de werkelijke waarheid te achterhalen. De rechter moet de keuze van de
maatregel beperken tot wat volstaat om het geschil op te lossen, waarbij de
meest eenvoudige, snelle en goedkope onderzoeksmaatregel de voorkeur
verdient (art. 876bis Ger.W.).
§ De proceseconomie zet de rechter er dus toe aan om een balans te zoeken
tussen enerzijds het vellen van een accuraat oordeel en anderzijds het
beperken van de tijd en kosten die daarmee gepaard gaan.
o Onrechtmatig bewijs en onrechtmatig verkregen bewijs niet (altijd) toegelaten: ook
al toont het aan hoe het echt in elkaar zat, ook al stond de waarheid erin bv je hebt
iets zonder toestemming uit het medisch dossier gehaald, camerabewaking die niet
in overeenstemming is aangegeven tav WN
§ Intussen is de regel weliswaar achterwege gelaten dat bewijs dat op
onrechtmatige wijze werd verkregen, sowieso uit de debatten moet worden
geweerd (‘fruits of the poisonous tree’). Niettemin gelden er nog steeds
beperkingen. Zo zal het bewijs volgens de Antigoonleer worden geweerd
indien de bewijsverkrijging de betrouwbaarheid van het bewijs aantast of
indien hierdoor het recht op een eerlijk proces in gevaar wordt gebracht. De
rechter dient hierbij rekening te houden met al de omstandigheden van de
zaak
• Context: verkoop BMW en nadien is er betwisting tussen de koper en
verkoper over de kostprijs (twee ondernemingen). De verkoper
beweert dat anders dan op de bestelbon stond dat het 51 000 was ipv
41 000 euro. De verkoper legt de transcriptie voor van een
geluidsopname van een telefoongesprek zonder toestemming en het
was eigenlijk een onrechtmatig bewijs. Appelrechters beslissen om het
stuk zonder meer uit de debatten te weren omdat het onrechtmatig
bewijs was. Er is cassatie aangetekend: kan pas worden geweerd in
bepaalde omstandigheden: wordt dus soms wel toegelaten.
• “Behoudens wanneer de wet uitdrukkelijk anders bepaalt, kan het
gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs in burgerlijke zaken slechts
4
, worden geweerd indien de bewijsverkrijging de betrouwbaarheid van
het bewijs aantast of indien hierdoor het recht op een eerlijk proces in
gevaar wordt gebracht.
• De rechter dient hierbij rekening te houden met al de omstandigheden
van de zaak, waaronder de wijze waarop het bewijs werd verkregen,
de omstandigheden waarin de onrechtmatigheid werd begaan, de
ernst van de onrechtmatigheid en de mate waarin hierdoor het recht
van de wederpartij werd geschonden, de bewijsnood van de partij die
de onrechtmatigheid beging en de houding van de wederpartij. Door
voorgaande overwegingen verantwoorden de appelrechters hun
beslissing niet naar recht” (Cass. 14 juni 2021, C.20.0418.N. Zie ook
arrest van 16 december 2021, C.18.0314.N)
- 4) Meeste bewijsregels zijn van aanvullend recht (art. 8.2)
o Openbare orde vs. dwingend recht vs. aanvullend recht
o Van aanvullend recht zijn alle wetten die enkel de bescherming van louter private
belangen beogen. à er kan van worden afgeweken
o Partijen kunnen zelf hun bewijsregels overeenkomen
§ Aangezien de meeste bewijsregels van aanvullend recht zijn, kunnen partijen
in de loop van het geding in principe afstand doen van de toepassing van
deze bewijsregels. Bovendien zijn overeenkomsten waarbij de partijen
voorafgaand hetg eding van dat bewijsrecht afwijken, in principe geldig. In
heel wat overeenkomsten met banken en nutsmaatschappijen zijn er dan
ook bewijsclausules terug te vinden.
o Art. 15.2. Algemeen Reglement der Verrichtingen Belfius: “De Klant aanvaardt dat
de door de Bank opgeslagen informatorische/elektronische gegevens het bewijs
vormen van verrichtingen, orders, berichten of informatie uitgewisseld via
elektronische weg, ongeacht de drager waarop deze gegevens zich bevinden”
• Enkele basisbegrippen
- Wat
o Voorwerp van bewijs: wat moet er bewezen worden?
o Alleeen aangevoerde en betwiste feiten: als ze niet betwist zijn, kan er toch
gevolgen aan gekoppeld worden
- Wie
o Bewijslast: elke partij moet bewijzen wat zij aanvoert. De bewijslast duidt de partij
aan die het bewijsrisico loopt. Dat is de partij die het proces verliest op een
welbepaald punt indien zij niet kan bewijzen wat zij aanvoert dan wel als exceptie
inroept.
o Bewijsvoeringslast/bewijsrisico: wie draagt op het eind van de procedure het risico
van het nog steeds onduidelijk zijn van de waarachtigheid van een bepaald feit
(wordt dan in het ongelijk gesteld)(art. 8.4)
- Hoe
o Bewijsmiddelen
o Schriftelijk bewijs
o Getuigen
o Vermoedens
o Bekentenis
o Eed
- Welk regime
o Bewijsstelsel
o Gereglementeerd: voor rechtshandelingen tegen of tussen particulieren (art. 8.9)
o Vrij bewijs: voor rechtsfeiten bv verkeersongeval (art. 8.8)
- Bewijswaarde = de mate waarin een bewijselement de rechter overtuigt (art. 8.1, 14°)
5
, o Wettelijke bewijswaarde (art. 8.1, 15°) bv notariële akte
§ Beperkt aantal bewijsmiddelen
§ Rechter is verplicht om ze te aanvaarden
§ Dit betekent dat deze bewijsmiddelen volgens de wet een volledig bewijs
opleveren en de rechter en de partijen erdoor gebonden zijn. Tegenbewijs is
in beginsel wel nog mogelijk. Dat is niet het geval voor de gedingbeslissende
eed en de gerechtelijke bekentenis. Zij beëindigen de bewijsvoering
definitief.
o Vrije bewijswaarde: rechter kiest zelf of hij geloofwaardigheid hecht eraan en
hoeveel
§ Alle andere bewijsmiddelen (zoals getuigenverklaringen en feitelijke
vermoedens, andere geschriften dan onderhandse/authentieke akten)
§ Soevereine appreciatie door rechter
o Bewijswaarde van een deskundigenverslag? Vrij of wettelijke bewijswaarde à vrije
bewijswaarde: rechter kiest dus zelf
- Bewijsstandaard = indicatie van overtuigingsgraad van de rechter
o Bewijswaarde hangt vast aan een bewijsmiddel ó bewijsstandaard hangt vast aan
het geheel van bewijsmiddelen
o Geen objectief meetapparaat
o Redelijke mate van zekerheid: het hoeft geen absolute zekerheid te zijn die de
rechter moet hebben (art. 8.5)
o Verlaging van de bewijsstandaard: bv bij negatieve feiten: genoegen nemen met
een waarschijnlijkheid ipv redelijke amte van zekerheid bv heeft de arts de patient
gewezen op bepaalde risicos? Dit is mondeling dus kan de patient het niet goed
bewijzen: verlaging van de standaard (was hier een negatief feit omdat de patient
zei dat hij niet was ingelicht) (art. 8.6)
§ Ten tweede is een verlaging van de bewijsstandaard ook mogelijk bij
bepaalde positieve feiten. Het gaat meer bepaald om feiten waarvan het
omwille van de aard zelf van het te bewijzen feit niet mogelijk of niet redelijk
is om een zeker bewijs te verlangen. Deze regel, geïnspireerd op het
Zwitserse recht, vermijdt een ongerechtvaardigde ongelijke behandeling
tussen negatieve feiten en moeilijke of uitermate complexe positieve feiten.
o Relativiteit van conceptualisering: wat voor iemand waarschijnlijk is, kan voor een
ander een zekerheid zijn en andersom
o Gevolgen voor gerechtelijk deskundigenonderzoek?
§ Verslag gerechtsdeskundige: “Geneigd om het bestaan van een aangeboren
cyphoscoliosis aan te nemen, maar er niet helemaal zeker van te zijn”
§ Arbeidshof: neemt vermoeden aan van geboren aandoening. Tegenpartij
gaat naar het HvC
§ Hof van Cassatie
• Mate van zekerheid is geschonden volgens de tegenpartij want de
deskundige is niet zeker
• Vernietigt beslissing van het arbeidshof omdat het arbeidshof aldus
geen zekerheid heeft uitgedrukt omtrent het bestaan van het
aangeboren karakter van de scoliose, en [de wet] heeft geschonden
(Cass. 16 juni 2003, AR S.02.0037.F)
6
,Ruimere situering
• Taakverdeling tussen rechter en partijen
- Beschikkingsbeginsel (1138 Ger W: staat er niet letterlijk) of autonomie van
procespartijen
o Partijen moeten de feiten aanvoeren
§ Rechter kan niet zomaar het geschil uitbreiden
§ Rechter gaan niet aan fact finding doen (wel enkele nuances)
o Partijen bepalen de wijze waarop feiten bewezen worden: bewijsmiddelen
o Partijen kiezen zelf wat zij aanleveren (geen discovery): partijen zijn niet verplicht
om alles naar voor te brengen, zelfs als de andere partij het vraagt (nuances) ó
discovery in common law: partijen kunnen elkaar alles vragen
- Moderne benadering vertrekt van visie op proces als combinatie van procesverhoudingen
o Rechter kan nu en dan toch iets beslissen: in de verticale verhouding heeft de
rechter een actieve rol gekregen
o Soms kan hij ambtshalve een overlegging van stukken of een
deskundigenonderzoek bevelen
o
o In de verhouding rechter-partijen: actieve rol van de rechter
§ Sinds de invoering van het Gerechtelijk Wetboek
§ Onderzoeksmaatregelen en deskundigenonderzoek als meest opvallende
veruitwendiging
• Eenmaal hij dit heeft bevolen, houdt hij de regie in handen
o In de verhouding tussen de partijen: medewerkingsplichten
§ Niet langer het proces als strijdtoneel
§ Partijen zijn gehouden mee te werken aan de bewijsvoering (art. 8.4, derde
lid)
• Je kan je niet zomaar passief opstellen en geen enkel bewijsmiddel
aanvoeren
§ Specifiek voor deskundigenonderzoek: ze moeten meewerken door de
deskundige stukken ter beschikking te stellen (art. 972bis Ger.W.)
• Andere relevante basisbegrippen
- 1) Het recht op bewijs
o Recht om bewijsmiddelen, waarover je nog niet beschikt, te kunnen vergaren
§ Krachtens het recht op bewijs beschikt een partij onder meer over het recht
om aan de rechter te vragen dat de bewijselementen waarover zij niet
beschikt, zouden worden verzameld door de uitvoering van bepaalde
onderzoeksmaatregelen, waarover de rechter dan oordeelt
o Bewijsmiddelen waarover je wel beschikt kunnen voorleggen
o Argument ter beperking van ruime beoordelingsvrijheid van rechter bij bevelen van
deskundigenonderzoek
§ Recht op bewijs is niet absoluut maar kan je dus wel gebruiken als argument
om een deskundige aan te stellen
§ Voordat de rechter een deskundigenonderzoek kan bevelen, toetst hij
vooreerst de wettigheid van de gevraagde maatregel. Daarbij gaat hij na of
de maatregel betrekking heeft op feiten die door de procespartijen zijn
7
, aangevoerd en onderzoekt hij of het bewijs dat uit het
deskundigenonderzoek zou voortvloeien wel toelaatbaar is. Vervolgens gaat
hij over tot een opportuniteitstoets. Dit betekent dat hij nagaat of de feiten
die de partij met de beoogde onderzoeksmaatregel wil bewijzen, voldoende
precies en pertinent zijn. Daarnaast moet de beoogde maatregel ook nuttig,
geschikt en proportioneel zijn.
o Het recht op bewijs zou voortvloeien uit het algemeen rechtsbeginsel van het recht
van verdediging en uit artikel 6, § 1 EVRM
o Schending van het recht op bewijs
§ Weigering van alle deskundigenonderzoeken of onderzoeksmaatregelen
wanneer eiser zijn verzoek op geen enkel gegeven grondt: soms kan hij het
gewoon niet gronden (Cass. 15 juni 2012, AR C.11.0682.F).
§ Weigering louter om vermeende onnodige vertraging van geschil te
vermijden: dit is geen argumentatie in concreto (Cass. 10 december 2021, AR
C.21.0014.F)
- 2) Het recht op tegenspraak
o Niet in wettekst als algemeen beginsel, maar specifiek voor het
deskundigenonderzoek staat het er wel in
o Algemeen rechtsbeginsel (cf. art. 6.1 EVRM: staat niet letterlijk, maar wordt eruit
afgeleid)
o EHRM 18 maart 1997, Mantonavelli t. Frankrijk: “one of the elements of a fair
hearing within the meaning of Article 6 para. 1 (art. 6-1) is the right to adversarial
proceedings; each party must in principle have the opportunity not only to make
known any evidence needed for his claims to succeed, but also to have knowledge
of and comment on all evidence adduced or observations filed with a view to
influencing the court’s decision”.
o Daarnaast heeft het recht op tegenspraak tot gevolg dat de rechter het zich niet
kan veroorloven geheime initiatieven te nemen of de partijen in zijn vonnis mag
verrassen met een onverwacht ‘fait accompli’.
o In het kader van het deskundigenonderzoek:
§ Elke partij in kennis stellen van alles wat mondeling of schriftelijk aan de
deskundige wordt meegedeeld (art. 973, §1 Ger.W.)
§ Conflict mogelijk met bescherming van het zakengeheim (art. 871bis Ger.W.)
• Zakengeheim: coca cola: ze hebben nooit een patent genomen en
nooit hun ingredient gepubliceerd. Of bv KMO: je aankoopprijzen,
leveranciers kunnen ook een zakengeheim zijn
• Het recht van verdediging en het recht op tegenspraak kan worden
gerespecteerd door een beroep te doen op de techniek van de
zogenaamde “data room”, zijnde het fysiek afzonderen van de
vertrouwelijke documenten in een door de eisende partijen in België
te organiseren datakamer met een voor de deskundige en de partijen
gereglementeerde inzage (zonder recht op kopie- of notitieneming), in
combinatie met een vertrouwelijkheidsovereenkomst.
§ Een gelijkaardige beperking van het recht op tegenspraak dringt zich op bij
medische deskundigenonderzoeken. Er wordt aangenomen dat het recht op
lichamelijke of geestelijke integriteit en het recht op bescherming van het
privéleven van de persoon voorwerp van de expertise (art. 8, eerste lid
EVRM) verantwoorden dat het lichamelijk of geestelijk onderzoek door de
deskundige gebeurt buiten aanwezigheid van de partijen en hun advocaten,
maar, in voorkomend geval, wel in het bijzijn van de raadsgeneesheren van
de partijen
8
, o Andere mechanismen om recht op tegenspraak te verzoenen met bescherming
zakengeheim
§ Onleesbaar maken of schrapping: deskundige kan de cijfers zijn, maar de
tegenpartij niet
§ Invoegen van een vork: cijfer ligt tussen dit en dit bedrag, maar niet specifiek
§ Enkel door rechter of deskundige
§ Bijwonen tegenpartij, zonder inzage
- 3) Het recht op de eerbiediging van het privéleven
o Als verantwoording voor een beperking van het recht op tegenspraak (bv. medische
expertise: gebrekkige prothese: patient moest klinisch onderzocht worden en de
deskundige vroeg om de advocaten om de kamer te verlaten. Kan de advocaat dan
recht op tegenspraak indienen? Neen. Recht op priveleven weegt hier zwaarder
door dan het recht op tegenspraak van de advocaat. Wat wel mogelijk is, is dat er
een raadheer-geneesheer aanwezig blijft.)
o Als reden om deskundigenonderzoek geen doorgang te laten vinden (bv. DNA-
onderzoek) (Cass. 17 december 1998, Arr. Cass. 1998, 441)
§ Je kan niet dwingen iemand een DNA-onderzoek te laten afleggen bv voor
vaststelling vaderschap. Bewijsrechtelijk: vermoeden afleiden uit de
weigering dat de persoon de vader is
Voorwerp van bewijs
• Te bewijzen feiten
- Aangevoerde en betwiste feiten (art. 8.3, eerste lid): heel brede zin
o Materiële feiten: feiten die behoren tot de context: geen rechtgevolgen aan
verbonden bv was het licht rood of groen bij een verkeersongeval, wat waren de
weersomstandigheden..
o Rechtsfeiten:
§ Feiten waaraan een rechtsgevolg is gekoppeld, maar onafhankelijk van de wil
bv openvallen nalatenschap door overlijden
§ Of feiten die door de mens vrijwillig of onvrijwillig worden gesteld zonder de
bedoeling er rechtsgevolgen aan te verbinden, maar waaraan de wet toch
rechtsgevolgen verbindt bijvoorbeeld het begaan van een onrechtmatige
daad Rechtshandelingen: handelingen waarbij men bewust rechtsgevolgen
beoogt bv contract sluiten
o Rechtshandelingen zijn daden die door de mens worden gesteld met de bedoeling
er rechtsgevolgen aan te verbinden.
- Ook negatieve feiten moeten worden bewezen
o Eenvoudig negatieve feiten vs. oneindig negatieve feiten
§ Eenvoudig: feiten die makkelijk kunnen worden bewezen vaak door het
tegenovergestelde te bewijzen
§ Oneindige negatieve feiten: moeten door een oneindig aantal hypotheses
worden bewezen bv tekortkoming van de arts aan de informatieplicht
• “Feiten” die geen bewijs behoeven
- 1) Algemeen bekende feiten en ervaringsregels (art. 8.3, tweede lid)
o Bv algemeen bekend feit: asbest is schadelijk
o Bv gsmtoestellen gaan rond in gevangenissen
o Ervaringsregels zijn feiten die iedereen in zijn dagdagelijks leven kan ondervinden ,
bijvoorbeeld het feit dat bij zware regen aquaplanning een gevaar is of het feit dat
de huiszwam een ware plaag is die kan doorwoekeren in meerdere woningen .
- 2) Het (buitenlands) recht (art. 8.3, derde lid)
o Moet niet worden bewezen. Rechter moet het zelf achterhalen en toepassen.
9
, Bewijslast
• Begripsbepaling: de bewijslast betreft de vraag wie het bewijs dient te leveren
- Bewijs
o Concrete bewijselementen (bv. een foto, een document of een verklaring van een
getuige)
- Last
o Geen verplichting of gebod (cf. bewijsrisico in art. 8.4, vierde lid): processuele last
o Tekortkoming leidt niet tot onrechtmatige daad
- De regeling van de bewijslast wordt vaak in één adem genoemd met de regeling van het
bewijsrisico. Het bewijsrisico duidt aan welke partij de rechter in geval van twijfel over de
aangevoerde en betwiste feiten in het ongelijk moet stellen. Volgens het Burgerlijk
Wetboek is dat de partij die de door hem beweerde rechtshandelingen of feiten moet
bewijzen, aldus de partij die de bewijslast draagt (art. 8.4, derde lid BW).
• Uitgangspunt
- Hij die meent een ander in rechte te kunnen aanspreken, moet de rechtshandelingen of
feiten bewijzen die daaraan ten grondslag liggen (art. 8.4, eerste lid)(“Actori incumbit
probatio”: degene die iets aanvoert, moet het bewijs leveren)
- Hij die beweert bevrijd te zijn, moet de rechtshandelingen of feiten bewijzen die zijn
bewering ondersteunen (art. 8.4, tweede lid)(“reus in excipiendo fit actor”)
- “Iedere partij moet het bewijs leveren van de feiten die zij aanvoert” (art. 870
Ger.W.)(“onus probandi incumbit ei qui dicit”)
- AANVOERINGSLAST door eiser: aanvoeren en substantiëren van feiten
o De aanvoeringslast gaat de bewijslast vooraf. De aanvoeringslast of stelplicht
betekent dat een partij die een aanspraak of vordering formuleert, alle elementen
moet ‘stellen’ of ‘aanvoeren’ waarop zij zich baseert, zodat, indien het gestelde juist
is, het gevraagde kan worden toegekend.
- BETWISTINGSLAST door tegenpartij
o Bekennen, erkennen of niet-betwisten
o Betwisten
o Verweer in de zin van art. 8.4, tweede lid BW: hij beweert vrij te zijn bv niet
overeenkomst bewijzen, want het is verjaart
o Verstek laten: art 806
o VERSCHILLENDE GEVOLGEN
§ Bekennen, erkennen of niet-betwisten à Geen verder bewijs nodig
§ Betwisten à Bewijslast op aanvoerende partij
§ Verweer in de zin van art. 8.4, tweede lid BW: hij beweert vrij te zijn bv niet
overeenkomst bewijzen, want het is verjaart à Bewijslast op tegenpartij
§ Verstek laten à (waarschijnlijk) verstekvonnis zonder dat er bewijs naar voor
moet worden gebracht
• Bewijsmedewerking: evolutie
- Van proces als strijdtoneel naar principe van bewijsmedewerking (art. 8.4, derde lid)
o à Tegenpartij moet naar redelijkheid bijdrage leveren aan ophelderen feiten
o à Tegenpartij moet zich ervan onthouden bewijsvoering te bemoeilijken
§ Bv dame beweert dat ze een voet heeft verstuikt door een onveilige trap in
een vakantiepark. Aantal mensen hebben dit gezien. Ze wil compensatie dus
heeft ze bewijslast. Het park wil niet een lijst met medewerkers van die dag
meedelen. De bewijslast ligt op de dame, maar het park heeft ook
verplichtingen
o Er bestond weliswaar eensgezindheid over het feit dat partijen verplicht zijn om
mee te werken aan de onderzoeksmaatregelen die de rechter heeft bevolen. Zo
kan de rechter een partij verplichten een stuk voor te leggen op vraag van een
andere partij (bewijsmedewerking sensu stricto).
10