Media-economie
Les 1 – 03/10/2022
1. Inleiding
Media + economie?
Economie van de Media ≈ Economie van meubelen, auto’s, waspoeder?
- Productie, verdeling en consumptie van schaarse
mediagoederen/meubelen/auto’s/waspoeder
- Hoe ontmoeten vraag naar en aanbod van media/meubelen/auto’s/waspoeder
elkaar in de markt
- Wat is het marktequilibrium voor een bepaald mediagoed/meubel/auto/waspoeder
- Hoe vrije concurrentie tot stand brengen in de media/meubel/auto/waspoedermarkt
Maar waarom is er dan geen cursus Waspoeder-economie en wel een cursus Media-
economie?
Waarom ?
Waarom Media-Economie?
- Media- en cultuurproducten hebben zeer specifieke, vaak afwijkende economische
karakteristieken (vb schaarste)
- Actoren in mediamarkt handelen vaak anders dan door economische theorie
voorspeld (vb producenten op zoek naar politieke invloed, consumenten die blijven
naar slechte programma’s kijken)
- Virtuele, symbolische laag van de economie wint sterk aan belang (vb uber)
- Er zijn specifieke publieke belangen bij de uitkomst van economische processen in de
mediasector, o.a. door enorme ‘externe effecten’ (vb gewelddadige content)
Waarom focus op Marktstructuren?
- Marktstructuren tussen perfecte concurrentie – monopolie belangrijk, maar ook
andere dimensies (vb. levensbeschouwelijke diversiteit, high brow vs low brow;
regionaal/nationaal/internationaal)
- Ingrijpende verschuivingen: ‘horizontaal’ binnen een mediasector (bv tussen
omroepen), ‘verticaal’ binnen een mediasector (bvb tussen adverteerders en
omroepen) en ‘diagonaal’ tussen mediasectoren (bv tussen omroepen en
internetbedrijven)
Cursus bestudeert de media-industrie als industrie met een eigen karakter
- Toepassen van economische concepten waar het kan/verhelderend werkt
- Specifieke economische wetmatigheden en karakteristieken
- Specifiek belang en doel van media
- Cursus bestudeert structuren, structurele verschuivingen en spanningsvelden
- Analyse van concentratie en oligopolievorming belangrijk
, - Specifieke spanningsvelden binnen mediamarkt
- Specifieke structuren in en tussen ‘waardeketens’
Rode draad
Hoe zitten de media-economie en de mediastructuren in elkaar?
- Belangrijk om weten als toekomstig werknemer of manager in media en
communicatie; of gewoon als bewuste burger
- Aan welke economische krachten is deze sector onderworpen
Kan media-economie een oplossing aanwijzen voor kern-bekommernissen van media?
- Zorg om kwaliteit en diversiteit van media
- Zorg om economische gezondheid en innovatiekracht van media
- Is er een gezonde markt- en machtsstructuur in de media?
- Wat moet de media met ICT? Hoe ver reikt de invloed van digitale media?
Zijn er grenzen aan wat media-economie hierover kan zeggen?
2. Economische karakteristieken van de media
Doelstelling :
- Inzicht in de economische specificiteit van het mediaproduct: 4 kenmerken
- Begrip van de mediawaardeketen
Waarom media-economie zo afwijkend is van de gewone economie (4 kenmerken typisch
aan media)
Hoe alle individuen activiteiten aan elkaar hangen
Beginnen met basisprincipes economie
Waarom mediagoederen toch een verschillend perspectief nodig hebben
Basis voor de rest van de lessen, belangrijk te begrijpen op welke manier de technologie de
media-economie verstoort (vandaag oude en klassieke media dus geen technologie)
2.1. Micro-economie : uitgangspunten
Markt voor fietsen na wereldkampioenschap meer aantrekkelijk is
Economische markt: producenten (maken) en consumenten (kopen)
Alles draait rond het goed dat verhandeld wordt
Private goederen: als ik het koop kan iemand anders het niet meer kopen (economie
klassiek)
Beide moeten beslissingen maken door schaarste, kunnen niet alles kopen en produceren
(hoeveel, wat, wat kopen)
Producent gaat zich bezighouden: wat kost het om een
fiets te maken, materialen, capaciteit (de kost) maar ook
met opportuniteitskost (wat zou het opleveren mocht ik
,een poort maken met hetzelfde materiaal; tonen aan wat next best thing dat hij had kunnen
doen met hetzelfde hoeveelheid)
Consument: zelfde afweging omwille van schaarste, kiezen kopen een fiets of gsm. Afweging
op basis van nut dat we verwachten van de twee producten, alternatief ook belangrijk
(vooral waarde van alternatief), als je een fiets koopt (je hebt goed nagedacht en het gaat
meer nut opleveren, volgens economie)
Economie draait om keuzes maken
Aan de twee kanten twee belangrijk keuzes moeten maken
Producent: hoeveel fietsen produceren en welke prijs, hoeveel kost het
Consument: hoeveel fietsen kopen (1 of geen) en hoeveel bereid om te betalen
Op heel individueel niveau
Geaggregeerde markt (geheel van alle producenten en consumenten die keuzes maken en
daaruit komt een marktwerking)
Hele reeks assumpties over hoe al die actoren een beslissing gaan maken bv: consumenten
zijn rationeel (bedenken dan modellen voor de economie daarover)
Die assumpties gaan modelleren, in formules enzovoort
Elke lijn slaat op de relatie tussen prijs & hoeveelheid, enige dat het vertelt
Grafiek gaat ervan uit dat al de rest hetzelfde blijft
Verticaal: prijs
Horizontaal: aantal/ hoeveelheid
Kant van de producent (aanbod): loopt zo: als de prijs zeer laag, weinig
producenten zijn die het gaan willen maken, weinig fietsen aangeboden
Prijs stijgt, meer producenten en meer fietsen in aanbod
Consumenten: Bij de vraag hoe duurder hoe minder mensen er gaan kopen
(daarom naar andere kanten)
Hoe minder duur: meer kopen
In markt komen samen in een snijpunt V & A komen bij evenwicht/equilibrium samen.
Ideale markt: zonder afspraken en beperkingen komt het punt altijd tot stand
Stel dat aanbieders
Rood: overproductie, zit met super veel fietsen, gaat de prijs moeten laten
dalen
Zwart: onderproductie: te weinig fietsen, mensen gaan meer beginnen te
bieden om de fiets te krijgen
Is in het geval dat er niks verandert en dat er geen beweging is
BV: in China opent een fabriek waarbij ze fietsen aanbieden aanbodscurve
verschuift
Voor dezelfde prijs veel meer aangeboden
Bij overproductie daalt de prijs om deze te verkopen
Aanbod verschuift door externe factor
, Door wereldkampioenschap gaan mensen veel meer willen kopen,
grotere vraag
Voor zelfde hoeveelheid (Q1) mensen veel meer willen betalen,
evenwicht gaat dan naar een nieuw evenwicht
L: volledige markt
R: de individuele producent, kan niks zeggen over prijs, kan wel zelf bepalen hoeveel fietsen
hij gaat produceren
Rood: nog geen fiets gemaakt
Kost om mijn volgende fiets te maken gaat dalen, kosten
dalen en dalen hoe meer je produceert
Blijven dalen tot op hun laagste, waar je het meest winst
maakt (geel = winst die je gaat maken)
Gaan weer stijgen: wanneer je productiecapaciteit te klein
is, minder efficiënt om nieuwe fietsen te maken
Bij kruising: elke extra fiets kost meer dan wat het opbrengt (oranje)
Wet van de afnemende meeropbrengst (curve van individuele producent)
Mk (hoeveel het hem kost): marginale kosten, kosten om 1 extra goed te maken
Mo: marginale opbrengsten: opbrengst bij het maken van 1 extra goed
(Vrije markt, verloopt zoals het verloopt. De gangbare marktprijs overnemen om mijn
fietsen te verkopen, price takers (producenten))
Marginale opbrengst: is de prijs in zo een markt, moet alle fietsen aan dezelfde prijs
verkopen (horizontale lijn)
Neo-klassieke assumpties
Vier karakteristieken:
1. Goederen
Private goederen
Schaarste; beperkt aantal goederen dat geproduceerd kunnen worden en dat
we kopen
2. Aanbod
Maximaliseren winst, zoveel mogelijk geld verdienen
Wet vna afnemende meeropbrengst; steeds minder en minder efficiënt om
te gaan produceren
3. Vraag
Maximaliseren nut, keuze maken voor hoeveelheid nut
Rationele keuze
4. Prijs
Belangrijkste informatiedrager
Equilibrium tussen vraag en aanbod
Alle assumpties die onderliggend zijn aan economische theorieën (in media geld daar niks
van)