Schakeljaar: Bedrijfskunde 2022-2023
SAMENVATTING:
BEDRIJFSECONOMIE
AB98
Vrije Universiteit Brussel
,Table of Contents
Module 1: Domein & Methodologie................................................................................... 3
1. Domein van bedrijfskunde: ..................................................................................................... 3
2. Economische Theorie: ............................................................................................................. 4
3. Micro-economische instrumenten ........................................................................................ 10
Module 2: Kostenanalyse ................................................................................................ 13
1. Lange versus korte termijn ................................................................................................... 13
2. Kostenverloop op korter termijn........................................................................................... 14
3. Kostenvoordelen op lange termijn ........................................................................................ 17
4. Relatie tussen korte en lange termijn kosten ........................................................................ 20
Module 3: Prijszetting ..................................................................................................... 23
1. Background: Vraagcurve ....................................................................................................... 23
2. Vraaganalyse en optimale prijszetting .................................................................................. 28
Module 4: Marktstructuur ............................................................................................... 32
1. Perfecte concurrentie ........................................................................................................... 32
2. Monopolie ............................................................................................................................ 34
3. Oligopolie ............................................................................................................................. 35
4. Monopolistische concurrentie .............................................................................................. 37
Module 5: Complexe prijszetting ..................................................................................... 41
1. Prijszetting van verschillende producten............................................................................... 41
2. Prijsdiscriminatie .................................................................................................................. 42
3. Andere prijszettingstrategieën.............................................................................................. 48
4. Yield-management ............................................................................................................... 50
Module 6: Irrationaliteit bij beslissingen .......................................................................... 51
1. Assumpties ........................................................................................................................... 51
2. Sunk Cost Fallacy - - vanaf hier is er geen opname meer - - ................................................... 52
3. Reference dependence preferences ...................................................................................... 53
4. Heuristieken ......................................................................................................................... 57
5. Tijdsinconsistent gedrag ...................................................................................................... 59
6. Framing ................................................................................................................................ 60
Module 7: Beslissen bij onzekerheid - - geen opname ...................................................... 61
1. Stochastische variabelen en waarschijnlijkheid .................................................................... 61
2. Beslissingsbomen en simulaties ............................................................................................ 64
3. Risico-aversie........................................................................................................................ 68
4. Waardecorrectie voor risico .................................................................................................. 70
VUB: Bedrijfseconomie SJ 22-23 1
AB98
, 5. Value of information ............................................................................................................ 71
Gastcollege: Club Brugge BOB, Chief Business Officer ...................................................... 74
Module 8: Investeringsanalyse ........................................................................................ 75
1. Oprenten en verdisconteren ................................................................................................. 75
2. Net Present Value (NPV) ....................................................................................................... 77
3. The profitability index (PI) .................................................................................................... 79
4. Internal rate of return (IRR) .................................................................................................. 80
5. Conflicterende beslissingen .................................................................................................. 81
6. Payback Periode (PBP) .......................................................................................................... 84
7. Accounting rate of return (AAR) ............................................................................................ 85
8. Interestvoet .......................................................................................................................... 86
VUB: Bedrijfseconomie SJ 22-23 2
AB98
,Module 1: Domein & Methodologie
1. Domein van bedrijfskunde:
Bedrijfseconomie: toepassing van economische theorie en methodologie op het nemen van
bedrijfsbeslissingen om te zorgen dat een organisatie haar doelstellingen zo goed mogelijk
bereikt (Wilkinson, 2022). Bedrijf maar ook non-profit of overheid.
Het gaat om de toepassingen van verschillende zaken zoals;
1. Hoeveel moeten we produceren?
2. Welke prijzen gaan we hanteren?
3. Welke producten moet ik produceren?
4. Welke investeringen moet ik aangaan?
We gaan onze beslissingen zo goed mogelijk maken om onze winst te verhogen, zo hoog
mogelijk met als doel de optimalisatie van het bedrijfsproces. Maar bedrijfseconomie kan
ook toegepast worden aan NGO’s en non-profit organisaties omdat we een zo hoog
mogelijk aantal mensen willen met de middelen die we beschikken, gegeven met het
beperkt budget.
In een notendoop, optimaliseren onder nevenvoorwaarden.
Bedrijfseconomie bouwt verder op decision sciences en economische theorie. Dit cursus zal
vooral liggen in de micro-economische funderingen.
Bedrijfsbeslissingen = wens + beperkingen, dit formule is toepasselijk op non-profit, for
profit en overheidsbeslissingen.
Verschillende bedrijven die verschillende beslissingen nemen hebben nood aan modellen
om dit fenomeen te kunnen bestuderen. Het ideale model is gebaseerd op een aantal
assumpties die de realiteit zodanig vereenvoudigen dat deze begrijpelijk wordt.
De assumpties onder economische modellen zijn;
1. Rationaliteit
a. ó Irrationaliteit: zorgt dat economische modellen niet kloppen of dat de
conclusies niet kunnen kloppen.
2. Zelfzucht
VUB: Bedrijfseconomie SJ 22-23 3
AB98
,Assumpties maken is de wereld vereenvoudiging. Per definitie gaan we de werkelijkheid
weergeven in een vereenvoudigd model.
(Micro) Economische theorie: vertrekt vanuit een model met een aantal assumpties. Een
rationeel individu (homo economicus) zal zijn/haar doelstellingen trachten te bereiken mits
bepaalde beperkingen. Model is een vereenvoudiging van de realiteit.
Voorbeeld: vraag naar champagne, bestaat uit;
è Exogene variabelen,
o Variabelen die als gegeven genomen worden, bijvoorbeeld: inkomen of
temperatuur
è Endogene variabelen
o Variabelen die we willen verklaren, in deze voorbeeld: de vraag naar de
consumptie van champagne.
Decision Sciences: wiskundige vertalingen van de economische modellen. Econometrische
analyses om de modellen te schatten.
Voorbeeld: Economisch model:
è Vraag naar champagne hangt af van de prijs van het product en het inkomen van de
consument alsook van de prijs van prosecco.
o Q = f(prijs, inkomen, prijs prosecco)
è Algebraïsch:
o Q = a.(prijs)b · (inkomen)c · (prijs prosecco)d
è Econometrie: schat a, b, c & d
Relaties tussen de variabelen worden statistisch uitgelegd.
Relatie met verschillende departementen in het bedrijf/verschillende cursussen in de
opleiding. Bedrijfseconomie is sterk verbonden met verschillende departementen binnen de
bedrijven (boekhouding, HRM, marketing, productie, …). Departementen bestuderen
telkens een deel van de omgeving van het bedrijf, dus belangrijke input voor
bedrijfseconomische beslissingen. Bedrijfseconomie steunt in belangrijke mate op inzichten
uit andere cursussen.
2. Economische Theorie:
2.1. Een definitie:
Economics: The study of how people make choices under conditions of scarcity and of the
results of those choices for society (Frank & Bernanke, 2007).
In stappen uitgelegd:
1. Economen bestuderen menselijk gedrag, we bestuderen consumenten en
producenten. We zijn menswetenschappers, economen bestuderen de keuzes van
consumenten en producenten binnen schaarste (beperkt aantal middelen, onze
behoefte zo volledig mogelijk bevredigen).
a. Schaarste creëert een markt! Een schaars goed krijgt een waarde die stijgt
naarmate de schaarste erger wordt. Bijvoorbeeld: mondmaskers tijdens de
COVID-19 pandemie. Schaarste creëert winstmogelijkheden.
VUB: Bedrijfseconomie SJ 22-23 4
AB98
, Keuze = behoeftes(wants) + middelen(schaars) => om onze behoeftes maximaal te
bevredigen gegeven de schaarse middelen. Confrontatie van behoefte en middelen.
In het Engels is een onderscheid tussen ‘wants’ en ‘needs’. Needs is iets dat je nodig hebt,
dat veel sterker is dan ‘wants’. We gaan als econoom uitgaan van ‘wants’ aangezien de
consument of producent zelf kiest wat hij tracht als ‘needs’.
Voorbeeld: ziekenhuis, er moet een keuze gemaakt worden tussen ‘het aantal patiënten
verzorgen’ en ‘de kwaliteit van service aan patienten’. De trade-off geeft aan dat indien we
de kwaliteit willen verhogen, moeten we minder patiënten ontvangen.
2.2. Homo economicus
Economie veronderstelt dat economische agenten rationeel zijn. Rationeel in de zin dat
mensen beslissingen maken op basis van een vergelijking tussen kosten en baten. Een
rationeel persoon gaat enkel iets doen indien de baten minstens gelijkstaat aan de kosten,
idealiter wilt een rationeel persoon de baten hoger hebben dan de kosten.
Kosten-baten principe: ‘Doe ik activiteit X?
- Indien;
o Baten (x) ≥ kosten (x): JA
o Baten (x) < kosten (x) NEE
- Voorbeeld: ‘Ga ik een master bedrijfskunde proberen halen?’
o Baten: betere job mogelijkheden, slimmer worden, inzicht krijgen.
o Kosten: 1-jaar van uw leeftijd, gemiste werkuren, inschrijvingsgeld.
Hoe worden kosten en baten vergeleken? -> We dienen de kosten en baten in DEZELFDE
eenheid uit te drukken. Economen gebruiken monetaire eenheden, zoals geld.
Gebruik monetaire eenheden:
- Baten (x) = het maximumbedrag dat u bereid bent te betalen om activiteit x te
mogen doen.
- Kosten (x) = het bedrag dat u moet betalen om x te mogen doen.
ð Reservatieprijs = de prijs waarbij u indifferent bent tussen x doen of niet.
o Reservatieprijs is de prijs dat een consument OF producent bereid is om
een eenheid van iets te kopen OF verkopen.
- Voorbeeld 1.1: ‘Studeer ik nog een uur extra voor de cursus bedrijfseconomie?’
VUB: Bedrijfseconomie SJ 22-23 5
AB98