Dit is een samenvatting van biologie uit het boek Nectar VWO 3 van Hoofdstuk 9. Het gaat voer ziekte, resusfactoren, bloedgroepen, bloeddonatie, universele donor, universele ontvanger, bloedtransfusie, seruminjectie, immuniteit, bloedcellen, wondjes, genezen, inenting, ziekteverwekkers, vaccinatie,...
Réponse: Blowen kan zorgen voor paniekaanvallen en duizeligheid. Ook is het zeer verslavend.
5.
Welke 3 functies heeft je huid?
Réponse: 1. Lichaamstemperatuur goed houden.
2. beschermen tegen vuil en ziekteverwekkers.
3. beschermen tegen zon.
Aperçu du contenu
Biologie> Hoofdstuk 9> Paragraaf 2> Goed geregeld
Wat gebeurt er in je lever?
Er vinden lichaamsprocessen plaats als je lichaam zoveel mogelijk hetzelfde is. Bij inspanning komen
er stoffen in je bloed die eruit moeten, je lichaam haalt die stoffen eruit: uitscheiding. Longen,
nieren, lever en huid zijn uitscheidingsorganen. Doormiddel van regelkringen blijft je lichaam
constant:
1. Zintuigen meten een omstandigheid.
2. Je hersenen vergelijken de waarde met de norm.
3. Je hersenen sturen via je zenuwstelsel een bericht naar je organen.
4. Je organen zorgen dat het weer normaal wordt.
De organen Bloed in Bloed uit
Longen Zuurstof Koolstofdioxide+ water
Lever X Alcohol+ kleurstoffen+
afvalstoffen
Nieren X Water+ zouten+ vitaminen
(A+B) + afvalstoffen
Huid X Zouten + water
Dunne darm Glucose X
Spieren Water+ koolstofdioxide Glucose + zuurstof
Hoe regel je het glucosegehalte van je bloed?
Glucose is je ‘brandstof’. De hormonen glucagon en insuline regelen de hoeveelheid. Deze
hormonen worden in de eilandjes van Langerhans gemaakt. Dit zijn cellen in de alvleesklier.
1. Glucosegehalte stijgt.
Je eet> verteringstelsel verteerd> glucose gaat in bloed via dunne darm.
Glucosegehalte stijgt.
Je lichaam meet te veel glucose.
Alvleesklier geeft insuline af> cellen nemen glucose op> glucose wordt glycogeen> wordt
opgeslagen in lever en spieren.
Glucosegehalte daalt door opname in cellen.
2. Glucosegehalte daalt.
Cellen gebruiken glucose voor verbranding.
Lichaam meet gebrek aan glucose.
Alvleesklier geeft glucagon af> glucagon zorgt dat glycogeen glucose wordt.> glucose gaat
naar bloed> spieren breken glycogeen af naar glucose.
Glucosegehalte stijgt.
Wanneer heb je suikerziekte?
De insulineregeling van mensen met suikerziekte of diabetes werkt niet meer goed. De spieren en
lever slaan geen glucose op> hoeveelheid in bloed wordt te hoog> nieren halen het eruit en dan plas
je het uit. Patiënten houden zelf hun glucosegehalte bij. Als het te laag is eten ze suiker en bij hoog
spuiten ze insuline in.
, 1. Diabetes type 1: alvleesklieren zijn beschadigd en maken te weinig insuline> oplosbaar met
nieuwe organen.
2. Diabetes type 2: lichaamscellen zijn ongevoelig voor insuline> oplosbaar door gezonder
leven.
Wat doet je lever?
De lever zorgt voor opbouw, omzetting, afbraak, opslag en afvoer. Stoffen worden via het bloed
verplaatst. Via de leverslagader komt vloed met zuurstof en via de poortader komt bloed met
stoffen uit de darmen. Via je leverader wordt het bloed weer afgevoerd. In je lever gebeuren 4
dingen:
1. Opbouwen en omzetten:
Verteringsstelsel breekt eiwitten af naar aminozuren.
Lever maakt van aminozuren nieuwe eiwitten.
Lever maakt van glucose> vet> cholesterol.
2. Afbreken:
Lever breekt overige aminozuren af> ureum ontstaat.
Lever breekt giftige stoffen af.
3. Afvoeren:
Lever maakt gal> gal scheidt afvalstoffen.
Bilirubine = afvalstof> uit rode bloedcellen> worden afgebroken in de milt.
Hemoglobine = bilirubine + ijzer> bilirubine via bloed> lever gemengd met gal>
uitscheiding.
4. Opslaan:
Lever slaat glucose op als glycogeen.
Lever slaat ijzer op> komt uit hemoglobine> uit rode bloedcellen.
Hoe werken je nieren?
Via slagaders gaat bloed met afvalstoffen naar de nieren. Afvalstoffen zijn:
De miljoenen nefronen in je nieren zuiveren je bloed. Dat gaat zo:
1. Ontstaan van voorurine. Nefron heeft haarvaten als filter. Bloeddruk perst bloedplasma uit
haarvaten=filtratie. Het uitgeperste= voorurine= water, zouten, glucose en afvalstoffen.
2. Van voorurine naar urine> voorurine gaat naar nierkanaaltje> bruikbare stoffen gaan terug
in bloed= resorptie. 99% gaat terug in bloed. Bloed gaat van nier via nierader. Afvalstoffen en
water vormen urine. Urine> niermerg> nierbekken> urineleiders> blaas> tijdelijke opslag>
urinebuis> wc.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur postilse. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,79. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.