Gezondheidssociologie
Achtergrond
Sociologie
• Wetenschap
• Collectiviteiten, groepen, samenlevingsverbanden staan centraal
o Centraal staat menselijk gedrag en de patronen en mechanismen die
zich daar in uiten
▪ Handelen en interactie (processen)
▪ Structuur
▪ Cultuur
▪ Macht (structuren en processen)
▪ Etc.
o Agency, handelen, en de structuur waarin dat gebeurt
Een paar sociologische begrippen
• Collectiviteit
o Een (grote) groep die een zekere samenhorigheid kent op basis van
gemeenschappelijke waarden (cultuur) of belangen en waarin de
onderlinge relaties gestructureerd worden door interactie
o Hoe manifesteren interacties zich? Met wie?
▪ Collectief als groep
• Sociale rol
o Bundel van verwachtingen die gekoppeld is aan een positie en een
context waarin gehandeld wordt
▪ Hangt af van de collectiviteit en voorwaarden
• Sociale positie
o Plaats in een sociale structuur; duidt aan hoe personen zich verhouden
tot anderen in een collectiviteit
,• Sociale structuur
o Relatief duurzame ordening van posities en die het functioneren van de
groep of collectiviteit en de relaties tussen leden sterk beïnvloeden
o Hoe kunnen we als groep betekenisgeven, wat beïnvloedt zaken en wat
is belangrijk?
o → Orde
• Normen
o Meer of minder bindende (ongeschreven) gedragsregels over hoe men
zich (niet) moet gedragen in concrete sociale omstandigheden
(gebaseerd op een stelsel van waarden)
o → Sociale regels die gelden in een collectiviteit
• Waarden
o Gemeenschappelijke ideeën van leden van een groep of collectiviteit
over wat zij belangrijk en wenselijk vinden en die een richtsnoer zijn voor
denken en handelen
• Cultuur
o Het min of meer samenhangende geheel van voorstellingen,
opvattingen, waarden en normen in een collectiviteit die verworven
worden door socialisatie
• Socialisatie
o Het aanleren van waarden en normen, doelstellingen en verwachtingen
die nodig zijn om deel te nemen aan een samenlevingsverband
▪ Beantwoorden aan verwachtingen & sociale regels die gelden
binnen een bepaalde groep en binnen een bepaalde situatie
▪ Gebeurt altijd binnen een collectiviteit
• Institutionaliseren
o Proces waarbij gewoontes, waarden, normen, structuren tot het
algemeen gangbare komen te behoren
• Sociale status
o Het aanzien, de eer, het prestige dat iemand verwerft en met zich
meedraagt in de groep of samenleving
,• Sociale differentiatie
o Het proces waarin een collectiviteit wordt opgedeeld in subgroepen met
eigen activiteiten, kenmerken en samenstelling (functionalisme
subsystemen met eigen functies)
• Specialisatie en arbeidsdeling
o Een bepaalde mate van arbeidsverdeling die gepaard gaat met de
ontwikkeling van specifiek kennis en vaardigheden
• Structuratie / structureren
o Handelen en structuur zijn onderling verbonden; normen, waarden,
structuren worden in interactie gereproduceerd maar ook geproduceerd:
via socialisatie handelen we binnen bestaande randvoorwaarden, maar
door handelen en interactie treden ook veranderingen op in de sociale
structuur
• Normaliteit
o Wat beantwoordt aan een norm of verwachtingen. Die norm geldt bewust
of onbewust, is uitgesproken of stilzwijgend. Normaliteit is groeps-, tijd-
en situatiegebonden.
• Deviantie
o Afwijken van de verwachtingen die in een groep of collectiviteit gelden
• Macht
o Het vermogen van personen of groepen om andere personen of groepen
hun wil op te leggen, zelfs tegen de wensen of belangen van die anderen
in (is verbonden met posities)
o Weber!
o Hulpbronnen (middelen) nodig om deze wil op te leggen
• Gezag of autoriteit
o Is de aanvaarde, gelegitimeerde macht van een persoon of groep om
een andere persoon of groep aan te sturen
• Sociale controle
o Maatschappelijk proces van gedragsbeïnvloeding. Zodat mensen zich
aanpassen aan gedrag dat van hen in de groep in bepaalde
omstandigheden verwacht wordt.
▪ → Beantwoorden aan normen (regels) binnen de collectiviteit
, • Gender
o Sociaal bepaalde (toegeschreven) “masculiene” of “feminiene”
eigenschappen en gedrag die worden geassocieerd met en verwacht
worden bij de biologische sekse (mannen en vrouwen). Het verwijst naar
de eigenschappen, gedragingen en rolpatronen die een maatschappij
voor elk geslacht heeft bepaald.
• Sociale identiteit
o Bewustzijn dat iemand tot een bepaalde groep of samenleving behoort
en zich identificeert met rollen, waarden, normen, verwachtingen… en
als zodanig door anderen behandeld wordt.
• → Niet vanbuiten kennen
Medische en gezondheidssociologie
Gezondheidssociologie
• Van medische sociologie (opkomst vanaf jaren 1950-60)
o Focus op alle maatschappelijke processen gerelateerd aan ziekte,
stoornis en functiebeperkingen
o Medische organisaties, instituties, professionals, “zieken” en sterke
focus op (para)medische praktijk
• Naar gezondheidssociologie (vanaf jaren 1990)
o Positief gezondheidsbegrip staat centraal
o Alle maatschappelijke processen die zich ontwikkelen rond gezondheid
o → Sociaal model van ziekte en gezondheid
▪ Hoe wordt met ziekte en gezondheid omgegaan? Hoe zien we
gezondheid?
o Parsons: ziekte als sociale rol
▪ Mensen voldoen niet aan rolverwachtingen
▪ → Hoe komt het dat mensen die deviant gedrag vertonen in deze
situatie aanvaard worden?
• Rechten en plichten: ziekte versus zorgverstrekking
• Ziekte vanuit het sociale kijkpunt?
• Functionalisme?