Paragraaf 1
Bij klassieke veredeling worden ouderlijke planten eerst geselecteerd waarna kruisingen
worden gemaakt en na veel zaaïingen wellicht 4 nieuwe rassen ontstaan na 6 jaar. Bij de
veredeling speelt geslachtelijke voortplanting een rol:
Stuifmeel uit de meeldraden komt op de stempel (bestuiving), de mannelijke gameten
groeien via stuifmeelbuizen naar het vruchtbeginsel, waar ze versmelten met de vrouwelijke
gameten in de zaadbeginsels (bevruchting). Dit levert nieuwe combinaties van allelen en
een verarming van de genenpool.
Bij ongeslachtelijke voortplanting worden planten vermeerd en ontstaan geen nieuwe
rassen. De nakomelingen zijn dan genetisch identiek aan de ouderplant (kloon).
Fungiciden zijn schimmelbestrijdingsmiddelen. Hiertegen ontwikkelen schimmels echter al
snel resistentie, waardoor kennis van de levenscyclus van schimmels nodig is:
Schimmels groeien uit sporen, haploïde cellen die dienen voor de vermeerdering van
schimmels. Wanneer deze planten raken kiemt de schimmel en groeit hij de plant in waar hij
een netwerk van schimmeldraden vormt = mycelium.
Sommige planten bevatten resistentiegenen tegen schimmels. Door het gebruik van
DNA-markers (stukje DNA dichtbij het gen dat werkt als herkenningspunt) kunnen
veredelaars vaststellen of een plant deze genen bezit. Deze kunnen in planten ingebouwd
worden via genetische modificatie, dit kan tussen verschillende planten:
Zelfde soort = cisgene plant
Andere soort = transgene plant
Gmo-planten zijn dan de planten met extra genen die coderen voor de nieuwe eigenschap.
De kleine cirkelvormige stukken DNA in bacteriën heten plasmiden, waarin een gen kan
worden gebouwd zodat de bacterie kan dienen als vector (transportmiddel).
Bij een weefselkweek ontstaan in een steriel groeimedium uit elke cel eerst een klompje
cellen en vervolgens na toevoeging van de juiste groeistoffen een geheel nieuwe plant.
Polyploïde planten hebben meerdere sets chromosomen. Met behulp van colchicine
kunnen onderzoekers polyploïde opwekken door de vorming van trekdraden tijdens de
mitose te verhinderen, waardoor de chromatiden van de dubbelchromosomen na deling van
het centromeer niet meer uit elkaar gaan = non-disjunctie (een genoommutatie).
Het maken van een genetische kaart is bij polyploïde planten lastig omdat de homologe
chromosomen ook met elkaar paren kunnen vormen en delen uitwisselen, waardoor het
aantal recombinaties toeneemt.
Verschillende soorten ontstaan als hybriden uit vooroudersoorten.
, Paragraaf 2
Verzilting is het toenemen van het zoutgehalte van de bodem, veroorzaakt door
bodemdaling, zeespiegeltijging en droge zomers.
Planten nemen water met daarin opgeloste zouten op via wortelharen: uitstulpingen van
jonge epidermiscellen (opperhuidcellen) vlak bij de uiteinden van worteltoppen. Via
celwanden (apoplast-route) of via celmembranen en grondplasma (symplast-route) gaan
water en zouten richting het midden van de wortel = de centrale cilinder. Hieromheen ligt de
endodermis van de wortel. De endordermiscellen hebben in de dwarsbanden van de cel
een laagje suberine (kurk) = bandjes van Caspari (kurkbandjes), deze vormen een
waterdichte afsluiting waardoor de apoplast-route niet meer mogelijk is.
Actieve processen vinden plaats aan de binnen- en buitenzijde van de endodermiscellen.
Via actief transport gaan selectief opgenomen zouten tegen het concentratieverschil in
naar de centrale cilinder. Water volgt door osmose, wat leidt tot een lichte overdruk die het
water via de houtvaten naar boven perst = worteldruk, deze perst waterdruppels via poriën
de bladeren uit: guttatie.
De houtvaten (xyleem) vervoeren water en opgeloste zouten van de wortels naar andere
delen van de plant. Door de cohesie van watermoleculen vormt er één lange waterdraad in
de houtvaten. Door de adhesie tussen watermoleculen en moleculen in de wanden van de
houtvaten valt het water minder snel terug naar beneden.
Bij te hoge planten zijn de cohesie, adhesie en worteldruk niet genoeg. De verdamping in
bladeren is nodig voor het verkijgen van een verdampingsstroom waarmee bladeren de
waterdraden als het ware omhoog trekken.
Het waterpotentiaal is de optelsom van alle krachten die invloed hebben op de
stroomrichting van het water. Het water stroomt richting de plek met het laagste potentiaal.
Het potentiaal van zuiver water is 0, die van water met opgeloste stoffen is negatief.
Huidmondjes zijn omgeven door twee speciale sluitcellen.
Dicht = s’nachts en bij warm weer, geen verdamping
Open = verdamping neemt toe met windsterkte en temperatuur → bij hoge
luchtvochtigheid remt de verdampinssnelheid.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur novavanoosterom. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €3,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.