2021 – 2022
Gedragsverandering
1 Verandering en agogiek
1.1 Veranderen en helpen veranderen
Moeite & onzekerheid versus dynamiek & uitdaging => hoe kijk jij aan tegen verandering?
Hoe je er ook tegenaan kijkt, elke verandering stelt eisen aan betrokkenen. Ze moeten nieuwe normen,
nieuwe gewoontes, nieuwe gedachten, nieuwe technieken eigen maken.
Veranderen heeft 2 betekenissen:
- Zelf anders vb. het weer verandert
- Doen veranderen vb. ik verander de inrichting van mijn kamer
Het werkwoord 'veranderen':
- Het anders maken: overgankelijk
- Het anders worden: onovergankelijk
De professionele beïnvloeding van mensen met de bedoeling deze mensen op de een of andere manier
beter krijgen
• Aanwijzingen voor de wijze waarop je mensen kunt helpen, begeleiding of beïnvloeding bij
veranderingsprocessen: het veranderen in overgankelijke zin
• Beïnvloeding is dagelijks aanwezig! (reclame, iemand overtuigen om mee te gaan, toeteren)
Agogiek: de leer van het doen veranderen van mensen.
1.2 Kenmerken van agogie
BEÏNVLOEDEN OPDAT MENSEN VERANDEREN
Het gaat om mensen in verandering.
• Een maatschappelijk werker helpt iemand zodanig te veranderen dat hij voortaan geen grote
schulden meer maakt.
• Een verpleegkundige helpt een patiënt zijn leefstijl zodanig te wijzigen.
Kenmerken:
1. Het gaat om psychosociale verandering: gevoelens en houdingen, gedragingen, gedachten,
beelden, fantasieën en dergelijke van individuele mensen.
2. De beïnvloeding vindt beroepsmatig plaats: diegene die de verandering probeert te
bewerkstelligen dit nadrukkelijk doet op grond vh beroep dat hij uitoefent.
3. De beïnvloeding is doelgericht: de verandering moet bedoeld zijn, je werkt naar een doel.
4. De veranderaar werkt systematisch: probeert systematisch die omstandigheden te scheppen
waarvan hij denkt dat ze de beoogde verandering kunnen vergemakkelijken, met een plan van
aanpak.
5. De beïnvloeding vindt bewust plaats: de beïnvloeding vindt open en eerlijk plaats.
1
, 2021 – 2022
6. De verandering wordt door de betrokkenen gewenst: het belang staat centraal van diegene om
wiens verandering het gaat.
7. De beïnvloeding wordt vrijwillig ondergaan: als diegene die beïnvloed wordt zich hieraan
vrijwillig onderwerpt, niet gedwongen.
8. De beïnvloeding is niet wederzijds: een ongelijke rolverdeling bestaat tussen de agoog en
degene die hij helpt te veranderen.
9. (het gaat om (jong)volwassenen): meestal rekent men het werken met (jonge) kinderen niet tot
de agogie
Je moet deze kunnen toepassen op een situatie, om te kijken of agogie van toepassing is.
Agogiek: De leer van eenzijdige, systematische, doelgerichte, beroepsmatige beïnvloeding die gericht is
op het bereiken van een meer wenselijk geachte psychosociale situatie van volwassenen (individueel of
in onderling verband) die zich van deze beïnvloeding bewust zijn en die deze situatie ook nastreven.”
Roberto Assagioli: “Een mens die zich gezien en begrepen voelt, bloeit open en verandert op bijna
magische wijze.”
1.3 Cliënt
Patiënt: medische traditie
• Klinkt passief, je bent afhankelijk van zorgverstrekker, weinig zelfstandigheid
• Eenrichtingsverkeer, arts zegt wat je moet doen
• Verbonden met lijden en ongemak
Cliënt:
• Gelijkwaardigheid, we werken samen, zelfstandigheid laten aan persoon
• Tweerichtingsverkeer, we werken samen en begrijpen elkaar
Cliëntsysteem: als het om de verandering van verschillende personen tegelijk gaat.
1.5 Beroepen en velden
Er zijn veel beroepen ontstaan met een agogisch karakter. We zien daarin 2 soorten:
• Beroepen waarin agogisch werk centraal staat – maatschappelijk werker, mental coach
• Beroepen die een agogisch aspect in zich dragen – verpleegkundige, arts, leraar
1.6 Niveaus van psychosociaal functioneren
Cliëntsystemen: de consequenties die de omvang heeft voor de aard vh psychosociaal functioneren. Op
basis daarvan hebben we enkele soorten:
1. Individuele personen: een individu zijn gevoelens, zijn houding t.o.v. mensen en dingen, zijn
persoonlijke ervaringen, zijn gedrag, zijn zelfbeeld, zijn identiteit, zijn ambitie, zijn
overtuigingen, zijn behoeften en zijn verlangens.
2. Groepen: een verzameling van mensen die elkaar kennen, die met elkaar omgaan en die ook
herkenbaar zijn als bij elkaar horend. Dit kunnen echtparen, gezinnen, teams of klassen zijn.
2
, 2021 – 2022
3. Organisaties: bestaat onder meer uit individuen en groepen, zodat ook het functioneren van
beide niveaus meespeelt. Een organisatie is anoniemer dan een groep. Zoals ziekenhuizen,
fabrieken, scholen en sportverenigingen.
4. Grotere samenlevingsverbanden: een grote, doorgaans anonieme verzameling mensen die een
of ander gemeenschappelijk kenmerk hebben. Het is niet duidelijk wie er wel en wie er niet bij
hoort. De samenstelling wisselt constant. Zoals alleenstaanden, bewoners van Antwerpen, …
Microniveau - kleinste niveau: individu
Mesoniveau - middelgroot niveau: groepen en organisaties
Macroniveau - grootste niveau: grotere samenlevingsverbanden
OEFENING - Welk cliëntsysteem vind je id. vb. terug?
1. Lief maakt keuzes 1 6. Koppel meer vrijheid 2
2. Vaccinatieplicht 4 7. Nieuwe bedrijfscultuur 3
3. Kritiek uiten 1 8. Bingedrinking bij jongeren 4
4. Klasgroep meer bewegen 2 9. Gezin in therapie 2
5. Groepscontacten door hogeschool 3 10. Nieuwe afspraken bij bewoners 2
1.7 Verandering en structurele verandering
Verandering: is als het ware het verschil tussen een nieuwe en oude situatie. Verschil is niet in alle
gevallen gelijk van aard. Zo is er een onderscheid tussen vervangen en toevoegen:
- Vervangen: verdwijnt iets ten gunste van iets nieuws
o Vb. achterdochtige houding VS vertrouwen en intimiteit
- Toevoegen: van toepassing als het oude blijft bestaan, maar er iets nieuws bijkomt.
o Vb. nieuwe vaardigheden aanleren, mening vormen
Negatieve uitgangssituatie: de uitgangssituatie kan verschillen, bij een negatieve, is er een probleem en
bestaat de verandering uit de oplossing van dat probleem. Goede uitgangspositie: streven naar een
betere toestand en wil men meer kunnen.
Niet veranderen: besluit om alles bij het oude te laten. Vb. promotie laten lopen, niet scheiden, …
1.8 Incidentele en structurele verandering
Incidentele verandering: een eenmalige verandering, een oplossing voor een speciaal geval of voor een
beperkte tijd.
Structurele verandering: de verandering heeft betrekking op de structuur, op het wezen vd situatie.
Meer blijvend van aard. Helpt voorwaarden scheppen opdat de cliënt zichzelf kan helpen veranderen.
→ Hebben meer effect, wel een langere adem nodig en moeilijkere te bewerkstelligen.
Meer-van-hetzelfde-oplossing: bij steeds hetzelfde probleem incidenteel oplossen. Het opstapelen van
steeds dezelfde oplossing leidt ertoe dat een probleem erger wordt.
3
, 2021 – 2022
1.9 Veranderbaarheid, verantwoordelijkheid en vrijheid
Veranderbaarheid: niet iedereen gelooft dat verandering mogelijk is, heeft te maken met opvattingen
over jezelf, over de mens, de maatschappij en de natuur.
→ Growth VS Fixed mindset
→ Fixed mindset – gelooft niet of minder in verandering, en zal ook minder snel veranderen
→ Growth mindset – gaat ervan uit dat ze instaat zijn te leren hetgeen ze niet kunnen, blijken dat
ook gemakkelijker te doen.
Verantwoordelijkheid: eigen verantwoordelijkheid VS “het is nu eenmaal zo” -> ze ontkennen hun eigen
macht over een situatie en gaan zij hun verantwoordelijkheid ervoor uit de weg. Dat belemmert
verandering en ook verbetering van een situatie.
• Vanzelfsprekendheid vd situatie is de vijand van verandering. Vb. ik heb geen tijd voor mijn
vrienden.
Keuzevrijheid: “in hoeverre kan iemand (on)bewust kiezen?” Vb. werkloos in tijden van crisis.
=> handelen VS gedrag
=> doel en betekenis
1.10 Procesgericht veranderen
Niet bedenken welke oplossing of verandering goed is (productgericht).
Wel de manier waarop: hoe bereiken wij dat? (proces- en cliëntgericht) → agogisch werk.
1.11 Wat de agogiek je biedt
“Je kunt niet in een cursus of opleiding standaardoplossingen aangereikt krijgen voor de problemen die
je tegenkomt in de praktijk”
• Geen serie pasklare oplossingen
• Wel technieken, begrippenkader, manier van kijken
• Studie en training vergroten je handelingsrepertoire (je gereedschapskist)
• Jezelf als instrument (leren kennen)
• Een doordachte, systematische aanpak
2 Individuele verandering nader bekeken
STAP 1: verdiepen id. gedachten, gevoelens, opvattingen en behoeften van diegene die onderwerp is vd
gedragsverandering.
2.1 Bronnen van verandering
Waarom zou je eigenlijk veranderen? Redenen en oorzaken:
1. Eigen ontwikkeling: hij verandert en krijgt een mildere houding.
2. Idealen: minder vlees eten in verband met de bio-industrie.
3. Innerlijke drang: => positief uitgangspunt, verandering kan een bevredigend gevoel geven.
4