Levenslooppsychologie
1. Bouwstenen voor een levenslooppsychologie
1.1. Eerste steenlegging: startdefinitie van ontwikkelingspsychologie
“De wetenschappelijke studie van de evolutie van normaal gedrag doorheen het leven”
= normen onderzoeken
- Evolutie: veranderingen
- Gedrag (3G’s: gevoelens, gedachtes en gedragingen)
- Doorheen het leven: in elke fase van je leven
Eerst normaal gedrag weten voordat men kan weten wat een afwijkend gedrag is.
Globale referentiekaders:
- Biologisch
- Cognitief
- Affectief en sociaal emotioneel
Tweelingonderzoek door ééncellige tweelingen in verschillende omgevingen te laten
opgroeien/ontwikkelen
- Zit het in onze genen? Wat heeft de omgeving als invloed?
- Tweelingen vergelijken
1.2. Historische bouwstenen: ontwikkelingspsychologie doorheen de tijd
Vanuit verschillende hoeken zijn figuren, ideeën, opvattingen opgesteld
Wetenschappelijke benadering: gestart sinds 20 ste eeuw
Levenslooppsychologie als wetenschappelijk vakgebied: jong
Altijd al interesse in de opvoeding in onderwijs van kinderen, maar niet wetenschappelijk.
1.2.1. de oudheid
Oud-Griekse en Romeinse samenleving: reeds visie op individuele menselijke ontwikkeling
Plato:
o kind wiegen = goeie atleet
o kind verwennen = prikkelbaar
o tirannieke houding = somber & futloos
Cicero
o stadia in het leven (regelmaat)
o elk stadium eigenheid
kindertijd: zwakte
pubertijd: onstuimigheid
kindertijd is belangrijk
o komen maatschappij ten goede
o vormen samenleving van morgen
1
,Levenslooppsychologie
1.2.2. middeleeuwen (500-1500)
religieus ingekleurde periode
dubbelzinnige houding: kind is geschenk van god & erfzonde (vermenigvuldigen)
kind = imperfecte miniatuurvolwassene
o extra werkkracht
o geen beschermde kindertijd
o weinig emotionele benadering, emotioneel is minder goed ontwikkeld
o kindertijd heeft geen specifieke kenmerken
uitzondering: Erasmus
o liefdevol bejegening
o degelijk onderwijs is van belang
o goede band leerkracht en leerling
o imitatie bij taalverwerving
o achterstand in geval kind thuis taal niet aangeleerd krijgt
1.2.3. verlichting (1600-1700)
afnemend belang religie en kerk, ratio (gezond verstand) treed naar voren
mens doorgronden!
Filosofie blijft een belangrijke bron:
Jean-Jacques Rousseau
o kind moet zo min mogelijk van buitenaf verstoord worden
o ouders moeten de kans bieden om natuurlijke mogelijkheden te ontplooien
o actief betrokken op eigen ontwikkeling via kennis uit zijn omgeving
John Locke
o kind = tabula rasa = onbeschreven blad
o beschreven aan de hand van ervaringen uit de opvoeding (straf en beloning)
sociogenese tekent zich af:
o maatschappelijk niveau van kindertijd wordt ontdekt als een belangrijke aparte
periode in de ontwikkeling die een benadering vraagt = kindertijd is geboren
o geen verwetenschappelijking, maar voorwetenschappelijke filosofisch ingekleurde of
common sense ontwikkelingspsychologische ideeën
1.2.4. moderne tijd
2de helft van de 18ste eeuw
Nieuwe inzichten, uitvindingen, … worden op diverse aspecten bekeken
Charles Darwin: biologische evolutieleer, survival of the fittest
o sterke interesse in ontwikkeling mens is doorheen duizende jaren jaren
geëvolueerd uit andere diersoorten
o heeft een dagboek gepubliceerd over de observatie van zijn zoontje
(ontwikkelingsstappen)
Johann Heinrich Pestalozzi: babybiografie door 3 jarige
2
,Levenslooppsychologie
Wilhelm Preyer: babybiografie na jarenlange observatie
Niet wetenschappelijk, structuur proberen ontdekken
Nog steeds geen wetenschappelijke ontwikkelingspsychologie
Recapitulatiehypothese: Ernst Haeckel
o de ontwikkeling van ieder individuele mens is een herhaling van de ontwikkeling
doorheen duizenden jaren van primitieve naar ingewikkeldere levensvormen.
= ontogenese is een recapitulatie van de fylogenese
Hiervan stamt de genetische psychologie af.
o richt zich op de psychologische groei of wording van het individu
o parallel aan biologische groei en mechanismen als sturend
1.2.5. de recentere geschiedenis
de maatschappelijke visie op de kindertijd is veranderd doorheen de tijd (vroeger in mijn)
kunnen kinderen nog kind zijn? invloed sociale media? Groepsdruk?
door de introductie van wetenschappelijke onderzoeksmethodes en toonaangevende
onderzoeken naar wetenschappelijke ontwikkelingspsychologie
Alfred Binet:
Normeringsprincipe test die doel had differentiëren tussen sneller en minder snel lerende
kinderen in Parijse scholen
Wat is de norm om een kind intelligent te noemen? (grondleggen van IQ-test)
William Stern:
Cross-sectionele onderzoeksmethode als alternatief van longitudinale onderzoeksmethode
(op 1 moment groep van zelfde leeftijd bestuderen om bepaalde patronen ontdekken)
Stanley Hall:
Vragenlijst om van een grote groep kinderen zicht te krijgen op attitudes, interesses,
gedragingen, …
Hij was op zoek naar relaties tussen persoonlijkheidskenmerken, aanpassingsproblemen en
vroegere ervaringen
Er ontstonden in de 20ste eeuw theorieën vanuit verschillende invalshoeken:
o psychodynamische hoek (Freudiaans psychoanalytische visie, theorie Erikson)
o gedragspsychologie (conditionerings- en sociaal/observationeel leren)
o cognitieve hoek (theorie Piaget)
verwetenschappelijking biologische kijk naar de achtergrond en maakt plaats andere
invalshoeken
vroeger was de (jong)volwassenheid het eindstadium van de levenslooppsychologie, maar
volwassenheid en ouderdom kent ook psychologische ontwikkeling. (duurde tot 2 de helft van
20ste eeuw)
3
, Levenslooppsychologie
1.2.6. een stand van zaken en blik in de toekomst
o levenslooppsychologie evolueert nog en we weten niet in hoe verre dit kan
o evoluties in de samenleving hebben invloed op de inzicht en kennis van levensloop
o geen overkoepelende, eenduidige theorie voor totaliteit (verschillende theoretische
kaders)
o samenwerking disciplines: neurowetenschap, genetica, sociologie, algemene
o kennis voor opvoeding, onderwijs, afwijkende ontwikkelingen, preventie, …
1.3. hoekstenen: basisbegrippen en -inzichten in de psychologie
Beschrijven Wat zie je?
verklaren Meer dan beschrijven, processen en mechanismen verklaren
Nomothetisch Op basis van observaties van grote groepen mensen normen of
conclusies opstellen
Idiografisch Het eigene en specifieke van iemands levensloop om van daaruit
besluiten te kunnen formuleren over ontwikkelingsverloop en
mechanismen die hierin spelen.
(vullen elkaar aan)
Differentiatie Betrekking op verfijning van capaciteiten
Ongecontroleerde handbeweging grijpen pincetgreep
Integratie Verschillende domeinen van functioneren werken samen
waardoor de mogelijkheden toenemen
Oog – hand coördinatie = visie + motoriek
organisatie Complexere gedragsvormen
Tennis = lopen + zien + grijpen
Differentiatie & integratie
Structuur Waaruit iets bestaat / architectuur
Functie Werking
(hebben een invloed op elkaar)
Nature Genen, de natuur
Pedagogisch pessimisme
Nurture Opvoeding, leefomgeving
Pedagogisch optimisme
Continu Ontwikkeling verloopt in een geleidelijk, continu, opbouwende
lijn, opbouwen op vorige
Discontinu Ontwikkeling in sprongen met abrupte veranderingen, nieuwe
gedragsvaardigheden, stadias en fasen, periodes
Kwantitatief Toename in bv aantal woorden op vlak van taalontwikkeling
Kwalitatief Hoe is het taalgebruik?
Onomkeerbaar Er is een vaste volgorde. Eens een vaardigheid is verworven zal
deze voor altijd zijn.
4