Dringende zorgverlening
1. Suïcidaal gedrag
- Eens een persoon een beslissing genomen heeft om suïcide te plegen, kan niemand hem of
haar nog tegen houden.
- Vele suïcidepogingen hebben als doel om wraak te nemen of iemand te straffen.
- Ik ben bereid om een persoon in een suïcidale crisis te helpen door contact te maken.
1.1 Suïcidepreventie (leerdoel, rol?)
- Nood aan een gesprek 1813
➔ Vlotte site
➔ Makkelijk bereikbaar
➔ Gratis
➔ 24/7 beschikbaar
Cijfers uit Vlaanderen: niet kennen
- 3suïcides per dag
- 28pogingen per dag cri
- 14% had ook suïcidegedachten
- 9181 suïcidepogingen in 2020 (naar schatting)
- Per 100.000 inwoners in Vlaanderen in 2020: 115 pogingen bij mannen; 167 pogingen bij
vrouwen
- West- en Oost-Vlaanderen: significant hogere cijfers dan de rest van Vlaanderen
- Gemiddelde leeftijd bij een poging: 41 jaar
1.2 Crisisontwikkeling
- gaat geleidelijk
- Gefaseerd
- Mogelijkheden tot preventieve aanpak
- De-escaleren door de zorgontvanger, hulpverlener
of context
- Signaleringsplan (samen denken, hoe voel ik dit
aankomen? Hoe gedraag ik mij dan?,…)
- Doelstelling: zelfmanagement en hoop verhogen,
leren
1.3 suïcidaal gedrag, risico en beschermende factoren
- Een suïcidepoging: Opzettelijk, niet-fataal, niet-habitueel (niet herhaald, zelf verwonden valt
hier niet onder), ongeacht suïcidale intentie (“met de bedoeling via de actuele of verwachte
fysische gevolgen verlangde verandering te bewerkstelligen”)
- Suïcidegedachten: zwarte gedacht die iemand kan hebben en kan zich uiten als ‘ik zie het
allemaal niet meer zitten”, “mijn leven stelt niets meer voor”. Komt dit vaker voor? In
gesprek gaan
- Suïcideplannen: alle plannen rond wanneer ga ik suïcide plegen, waar, hoe, welke methode,
afscheidsboodschap ,…
- Suïcidale intentie
,Stresskwetsbaarheidsmodel:
1.4 het suïcidaal proces (leerdoel)
Beneden tijd: proces
Verticaal: suïcidale intentie
Zwarte lijn: suïcidale
gedachten, plannen
Stippellijn: wat kunnen we
zien? Eronder: niet zichtbaar,
boven, zichtbaar
1.5 een poging tot inzicht in de belevingswereld
- mentale vernauwing: tunnelvisie, minder perspectief zijn (alles in mijn leven is kapot, mijn
partner wil me niet meer,…)= zwart wit denken
- catastrofaal denken: het is gedaan, het komt niet meer goed
- Gevoelswereld: negatieve stemming
- Tijdsbesef en ruimtebeleving: ‘eeuwig’ (het komt nooit meer goed) en weinig
bewegingsruimte (ik zit vast, ik kan niet meer weg)
- Intermenselijke relaties: zich isoleren van de buitenwereld
- Schaamte en schuldgevoel: mensen voelen zich nog steeds schuldig
Risicofactoren:
- Eerdere suïcidepoging(en)
- Letaliteit van de pogingen
- Suïcidegedachten, -intentie, -planning
- Beschikbaarheid van een middel
, - Eerder zelfdestructief gedrag
- Persoonskenmerken
- Psychiatrische pathologie
- Psychologische factoren
- Gebeurtenissen en verlies
Beschermende factoren:
- Goede sociale steun
- Verantwoordelijkheid tegenover anderen, kinderen
- Geloof, religie en zingeving
- Goede therapeutische relatie
1.6 good practices bij suïcidaal gedrag ten aanzien van:
1. Het aangaan van een engagement
➔ Sensitiviteit en responsiviteit voor de noden van de zorgontvanger
➔ Actief luisteren, grondhoudingen, stimulerende houding om suïcidaliteit te bespreken
➔ Investeren in de zorgrelatie...
2. Detectie door risicotaxatie en signaalherkenning in het diagnostisch proces
➔ Stap 1 : Alert zijn voor signalen – signalen herkennen (woorden – gedrag): 70 à 80 % hebben
vooraf signalen gegeven!
➔ Elke plotse gedragsverandering
➔ Uiting van zelfmoordgedachten of -plannen
➔ Voorbereidingen en pogingen
➔ Hopeloosheid en negatief zelfbeeld
➔ Opgelet “smiling depression”
➔ Stap 2 : Bespreekbaar maken en exploreren van mogelijke suïcidegedachten
➔ In welke situaties doen we dit best?
➔ Stap 3 : Inschatten van het suïciderisico
3. Preventieve en de-escalerende strategieën
- Contact maken en contact houden (verbinding)
➔ Warm contact
➔ Therapeutische kracht: negatieve gedachten worden uitgedaagd
- Het behandelplan en zorgcontinuïteit
➔ Behandelplan:
Attitude/vormelijk:
➢ Samen (samen beslissen, niet achter zijn rug beslissen)
➢ Transparantie (afstemmen)
➢ Veranderingen: bespreken – toelichten
➢ Indien mogelijk: context betrekken
Inhoudelijk:
➢ Zorg dragen voor veiligheid – bevorderen van veiligheid
➢ Aandacht voor zorgcontinuïteit: groot belang van nazorg!
➢ Kritische situaties
➢ Crisisplan – signaleringsplan
- De rol van restrictieve maatregelen
➔ “Interventies of strategieën die de (bewegings-)vrijheid van de zorgontvanger beperken”
➔ Minst restrictief en toch voldoende veilig
➔ Zo kort mogelijk
, ➔ Regelmatige herevaluatie
➔ Eerst en vooral: andere strategieën uitproberen! Pas bij falen... (subsidiariteitsbeginsel)
➔ Voorkeur: zorgafspraken, intensieve zorg en observatie
➔ Ik doe jou medicatiekast op slot, denken aan ophanging? Veters uithalen
➔ WERKT NIET, MAAR MOET SOMS WEL GEBEUREN (kies het minst aangrijpende)
- Het betrekken van de familie
➔ Mandaat....
➔ Samen
➔ Transparantie en educatie
➔ Niet gemakkelijk voor familieleden
➔ Alert zijn voor groot verantwoordelijkheidsgevoel bij de familie
4. Zorg voor de nabestaanden
- Meestal: veel onbeantwoorde vragen, onzekerheid, heftige emoties...
- Rouwproces is heel individueel...
- Als verpleegkundige:
- Omgaan met informatie
- ‘Er zijn’ in het rouwproces, waar mogelijk
- Eventueel doorverwijzen
5. Zorg voor de hulpverlener – secundaire traumatisering
hulpverlener
comfort: je voelt je comfortabel
stretch: situaties, activiteiten voelen awkward en niet
herkenbaar, zelfontwikkeling. Gewend geraken met nieuwe
gebeurtenissen
panic: overweldigend, we ervaren stress, angst, zweten en
paniek. Focussen op ons eigen paniek
redderfantasieën: “ik ben hier vant weekend, alles komt dus goed”, “hij kan altijd bij mij terecht en
kan mij alles vertellen”
vermijden of ontkennen “ik vertel niets over mijn persoonlijk verleden, ik negeer dit”
rol van overdracht en tegenoverdracht: patiënt kan jou helemaal ophemelen, ik voel mij alleen goed
wanneer jij hier bent
➔ Meneer wordt opgenomen voor ontwenning, paar dagen thuis en pleegt suïcide-> boosheid,
schuldgevoel, schaamte, angst
Professionele en emotionele impact:
- Waakzaamheid
- Proactief handelen (ervoor zorgen dat dit niet opnieuw kan gebeuren)
- Controle en beheersing versus positive risk taking
- Doorverwijzen
- Werkverzuim (je kan niet meer werken door veel verdriet)
- Shock, schuldgevoel en twijfels over de competentie